Category Archives: Uncategorized

Scholen vroeger en nu

Sinds 1981 zijn kleuterscholen en lagere scholen samengevoegd tot één basisschool, voor kinderen van 4 tot 12 jaar. De lagere school kenden al een lange traditie, met vanaf 1920 relatief veel wettelijke regels. Het kleuteronderwijs daarentegen ontwikkelde zich na 1920 nog decennialang in een relatief grote mate van vrijheid. Pas in 1955 kwam er een wettelijke regeling voor het kleuteronderwijs.

De wet op het lager onderwijs van 1920 duidde het kleuteronderwijs nog aan als “bewaarschool” onderwijs en stelde eisen aan bijvoorbeeld de hygiëne in de gebouwen. Feitelijk wilde men ook regels stellen voor de inhoud van het bewaarschoolonderwijs, maar daarvan werd om politieke en financiële redenen afgezien. Wel werd in 1921, een aparte inspectie voor het bewaarschoolonderwijs in het leven geroepen met aanvankelijk tien inspectrices en vanaf 1924 noch slechts vijf. Omstreeks 1934 werd deze inspectie geheel opgeheven en in 1948 opnieuw ingevoerd.
Het voorgaande nam niet weg dat toch veel aandacht uitging naar onderwijs-inhoudelijke zaken en de opleiding van de onderwijsgevenden. Al in 1920 was duidelijk dat de taak van de bewaarschool niet bestond uit het “bewaren”,  in de zin van “opbergen” van kleine kinderen. De school diende hen vooral voor te bereiden op het lager onderwijs, maar met een andere benadering dan op de lagere school. Al spelende moesten de kleuters leren, maar op de lagere school was dat afgelopen. Daar moest gewerkt worden.

De aanduiding ‘bewaarschool’ werd vervangen door “school voor voorbereidend onderwijs”.
Maar nog meer door de aanduiding “Fröbelschool”. Verreweg de meeste scholen van na 1920 werden naar de methode-Fröbel ingericht. Hierbij werd de leidende activiteit van de onderwijzeres deels vervangen door de spontane activiteit, het zelf bezig zijn van het kind; het klassikale onderwijs werd gecombineerd met bezigheden van eigen keuze. Geheel onomstreden was deze methode echter niet.

Daarnaast kwamen er namelijk zogenaamde “Montessorischolen”, die de nadruk legden op de vorming tot mens, op de ontwikkeling van de mogelijkheden, die nog sluimerend in het kind aanwezig waren en het klaar moest maken voor een zakelijke en efficiënte wereld. Montessori was geen voorstander van het (laten) doen van spelletjes en het vertellen van sprookjes. In 1957 stonden tegenover 83,8 procent “Fröbelscholen” slechts 5,1 procent Montessorischolen.

In de groepen 1 en 2 van de tegenwoordige basisscholen wordt nog steeds met Fröbelmateriaal gewerkt.
Bijvoorbeeld:
Met blokken bouwen om het ruimtelijk inzicht van kinderen te ontwikkelen.
Mozaïek leggen Om de vormen te leren, voor de zintuiglijke waarneming, het ervaring opdoen met patronen maken en het ontdekken van symmetrische vormen en samenstellingen in figuren.  
Vouwen voor het ruimtelijk inzicht, de fijne motoriek, de oog-hand coördinatie, voor rekenbegrippen en de training van het geheugen.
Ook wordt er in de groepen 1 en 2 van de reguliere basisscholen nog wel met montessorimateriaal gewerkt, zoals kleurspoelen, telstokken en de roze toren.

Ontdek de bibliotheek

Een bezoekje brengen aan de bibliotheek is voor peuters en kleuters altijd een feestje. Er is een groot aanbod aan boeken, die ze zélf mogen inzien. Er zijn veel soorten boekjes: prentenboeken, maar ook kartonnen boekjes waarbij je vaak bladzijdes kunt uittrekken of uitklappen om dan weer iets anders te zien, maar ook bijvoorbeeld stoffenboekjes en informatieboekjes.

Doorgaans zijn er in de bibliotheek allerlei leuke plekjes te vinden, om die boekjes eens samen met je (klein)kind te bekijken. En het leukste is, dat je die boekjes mee naar huis kunt nemen! Dus laat ze maar kiezen, welke boeken er mee mogen. En als ze na een tijdje alle meegenomen boeken hebben bekeken, ruil je ze gewoon weer om voor nieuwe. Dat is toch fantastisch! Voor kinderen is de bibliotheek gratis! Dus profiteer daarvan.

De mogelijkheden variëren uiteraard per bibliotheek, maar meestal zijn er ook voorleesfilmpjes, die kinderen kunnen bekijken op een schermpje. Deze zijn heel goed voor de taalontwikkeling van de kinderen. Er zijn verschillende digitale prentenboeken, die je zelf kunt inloggen met een (eveneens gratis) bibliotheekaccount. Bibliotheken organiseren vaak leuke activiteiten, zoals voorlezen door speciale voorleescoaches. Soms worden er ook schrijvers van boeken uitgenodigd, die dan iets vertellen over hun boek. Ook worden er weleens workshops gegeven, waarbij kinderen kunnen kiezen wat ze willen gaan doen of zien.  Vaak worden er activiteiten georganiseerd bij een speciale thema; een kleurwedstrijd, of knutselen / tekenen bijvoorbeeld in de Sinterklaastijd, Kersttijd en dergelijke. Sommige bibliotheken hebben “boekstartcoaches”, die tips geven aan ouders hoe je aan hele jonge kinderen (vanaf 3 maanden) een boekje kunt bekijken. En welke boeken er geschikt zijn. Ze geven gratis een boekstartkoffertje mee met daarin 2 babyboekjes, een boekenlegger en voorleestips. Kortom: in de bibliotheek komen talloze zaken bij elkaar die je kind en misschien ook jou als ouder enthousiast kunnen maken voor het heerlijke, ontspannende en interessante tijdverdrijf: lezen.

Aan hele jonge kinderen “echt” voorlezen, dus lezen wat er staat, is eigenlijk nog te moeilijk.
De zinnen in de boeken zijn voor peuters nog niet te begrijpen. Bij prentenboeken kun je de plaatjes aanwijzen en tegelijkertijd per plaatje vertellen wat het is. Wijs daarbij bijvoorbeeld de verschillende onderdelen van een plaatje aan, zoals vissen, vogels, huizen, auto’s, tractors en dergelijke. Kinderen leren zo de betekenis van de plaatjes. Laat ze die woorden ook nazeggen. Ook leren ze de juiste uitspraak van een bepaald woord. Dat is weer goed voor de woordenschat. Eveneens kun je bijv. de kleuren vertellen; “kijk eens wat een mooie rode auto”, of “dat kindje heeft een groen broekje aan”. Leg eventuele moeilijke woorden uit of maak er beweging bij.  Bijv. bij het woord “bibberen”.
Naar aanleiding van de plaatjes in een prentenboek kun je zelf wel een eenvoudig eigen verhaal vertellen, die voor een peuter wel te begrijpen is. Zoals bijv. “kijk dat hondje eens, dat staat achter een boom.” Stel ook vragen, zoals bijv. “wat doet hij daar?” of “hoe komt het dat dat kindje huilt?” Zo leer je het kind al een beetje nadenken. Er zijn tegenwoordig prentenboeken zonder woorden, dus kun je naar eigen fantasie een leuk, spannend of mooi verhaal maken. Of laat de kinderen zelf vertellen wat ze zien.