Gymles

Het belang van bewegen

Kinderen willen van nature graag bewegen. Tóch is het niet altijd vanzelfsprekend dat ze dat ook voldoende doen. Soms is bijvoorbeeld de ruimte in of om het huis beperkt of het verkeer in de buurt te gevaarlijk. En dan is er ook nog de concurrentie van de TV, de tablet, videogames en dergelijke.

Vooral voor jonge kinderen is het belangrijk dat ze voldoende bewegen, zich inspannen en al vroeg hun motorische vaardigheden ontwikkelen en de conditie van hun lichaam op peil houden. Vandaar dat in de groepen 1-2 veel tijd wordt besteed aan buitenspelen, maar ook aan lichamelijke oefeningen, ofwel… gymles.

Materialen

Voor een gymles wordt gebruik gemaakt van materialen zoals pittenzakken, ballen, stokken, touwtjes en dergelijke. De kinderen leren met die materialen verschillende bewegingen maken om hun motoriek, zintuigen en spieren te oefenen. Bijvoorbeeld door met een pittenzak op hun hoofd te lopen, over een stok te stappen of door zachtjes een bal te laten rollen.

Toestellen

Ook wordt voor een gymles gebruik gemaakt van toestellen, zoals banken, kasten, ladders, evenwichtsbalken en klimrekken. De kinderen leren over hindernissen heen te bewegen, ook als die wat hoger of lager zijn. Daarbij leren ze tevens hun risico’s in te schatten. Ook ontdekken ze hun eigen tempo en hoe ze over al die obstakels heen kunnen klauteren.

Spellessen

Een onderdeel van het bewegingsonderwijs in groep 1 en 2 is ook de spelles. De kinderen leren hierbij om samen te spelen, tegen hun verlies te kunnen, en op hun beurt te wachten wie “hem mag zijn”.

  1. Meestal wordt begonnen met loop- en springspelen, zoals:
    –    lopen op de maat van de trommel, afwisselend langzaam en snel.
    –    huppelen of springen, op een of twee benen.
    –    reactieoefeningen, zoals op de buik of op de rug gaan liggen of gaan zitten met de voeten van de vloer
  2. Verder zijn er bewegingsspelletjes. Zoals o.a.:
    –      dansspelen (“zigeunermeisje”)
    –      tikspelen (voetje van de vloer, anders word je getikt)
    –      overloopspelen (“schipper mag ik overvaren?”)
    –      wedstrijdspelen (zakdoekje leggen)
    –      tikspelen met hindernissen (“Muisje, muisje waar zit je?”)3. Als afsluiting wordt vaak een zintuigspelletje gedaan:
    –      geluiden herkennen met de ogen dicht.
    –      tik, tik wie ben ik? (kind raad wie er achter hem of haar staat)
    –      wat is er weg? (Kind moet raden welk voorwerp er weg is)
    –      waar komt het geluid vandaan? (Iemand doet een poesje na. De kinderen houden hun ogen dicht en wijzen waar “het poesje” staat)

Tijdens een spelles met zang en dans leren de kinderen onder andere samen te spelen en elkaar te accepteren.
Met tikspelen leren ze, dat als ze getikt worden, ze ook echt “af” zijn en dus even niet aan het spel mogen meedoen.

Bewegen op muziek

Met bewegen op muziek leren de kinderen zich vrij bewegen in de ruimte. Ze moeten wel goed luisteren. Want hoe moeten ze bewegen? Snel of langzaam, sierlijk of wild, etc. De verschillende soorten muziek leren hen de goede bewegingen te maken.

Af en toe worden er speciale kinderdansjes aangeleerd. Zoals bijv. “zagen, zagen, wiedewagen” (kinderen maken twee aan twee zaagbewegingen)  en “de robot” (kinderen bewegen zich als robotten).