Category Archives: Persoonlijke ontwikkeling

Vrijeschool onderwijs

Niet alle ouders kiezen zondermeer voor het reguliere basisonderwijs. Soms kiezen ze bewust voor een school met een eigen visie op het onderwijs, zoals de Vrijeschool. Met de aanduiding “vrijeschool” wordt bedoeld dat een leerling zich in vrijheid op elk vlak van zijn of haar persoonlijkheid moet kunnen ontwikkelen. Daarom zijn er naast de gewone leervakken ook standaard veel creatieve en doe-vakken. Dit concept wordt aangeboden in zowel in het basis als voortgezet onderwijs en heeft als uitgangspunt dat onderwijzen ook opvoeden is. Onderwijs gaat verder dan alleen goed leren lezen of rekenen en staat ook in dienst van de persoonlijkheidsvorming, zowel individueel als in relatie tot de sociale gemeenschap.

De vrijeschool kent de volgende klassenindeling:
– de kleuterklas, kinderen van 4 tot 6 jaar
– de onderbouw van klas 1 t/m klas 6
– de middenbouw klas 7 en 8
– de bovenbouw kinderen van 12 tot 18 jaar

Als onderwijsvorm is de vrijeschool gebaseerd op de antroposofische pedagogiek van Rudolf Steiner. De vrijeschoolpedagogiek is gericht op de ontwikkeling van het hele kind, zowel geestelijk, lichamelijk als emotioneel. Het onderwijs gaat ervan uit dat elk kind uniek is en zijn eigen unieke pad van ontwikkeling heeft. De pedagogiek is gericht op het helpen van kinderen om hun volledige potentieel te bereiken en een zinvol leven te leiden. De nadruk ligt op de natuur en natuurlijke materialen zoals wol, steen, hout of bijenwas. Zo is het meubilair ook van natuurlijk materiaal (hout) gemaakt. Op die manier leren kinderen hoe de natuur in elkaar zit en tegelijkertijd wordt de zintuiglijke ontwikkeling gestimuleerd. Ook expressie en fantasie spelen een belangrijke rol. Het kind leert zich uiten en ontwikkelt zich tot een creatief mens. Alles wat het kind doet, is vrije expressie.

Enkele onderscheidende kenmerken van de vrijeschool zijn:

Een vrije leeromgeving: Kinderen op de vrijeschool hebben veel vrijheid om te leren op hun eigen manier en in hun eigen tempo. Er is geen sprake van verplichte lesstof of toetsen.
Een holistische benadering: De vrijeschoolpedagogiek is gericht op de ontwikkeling van het hele kind, zowel geestelijk, lichamelijk als emotioneel. Er wordt aandacht besteed aan alle aspecten van de ontwikkeling van het kind, zoals leren, spelen, bewegen, creatief zijn en sociale contacten leggen.
Een ritmisch jaarritme: De vrijeschool is gebaseerd op een ritmisch jaarritme. Dit betekent dat de lessen en activiteiten worden afgestemd op de seizoenen en de natuur.
Een kunstzinnige benadering: De vrijeschoolpedagogiek is kunstzinnig van aard. Er wordt veel aandacht besteed aan creatieve activiteiten, zoals tekenen, schilderen, muziek maken, dansen en toneelspelen.
Een gemeenschapsgevoel: De vrijeschool is een gemeenschapsschool. Kinderen, ouders en leerkrachten werken samen om een ​​veilige en ondersteunende leeromgeving te creëren.

Op een vrijeschool leren de kinderen met hoofd, hart en handen. Zij streven ernaar dat een kind uitgroeit tot een volwassene die beschikt over:
– het vermogen tot denken en begrijpen vergroten (hoofd)
– het gevoelsleven,  betrokkenheid, inlevingsvermogen (hart)
– het vermogen wilskrachtig te handelen, lichamelijk en motoriek (handen)

In de huidige Westerse samenleving wordt vooral veel aandacht besteed aan het denkvermogen. Op reguliere scholen gaat vaak meer aandacht uit naar cognitieve prestaties, zoals rekenen en taal, en minder naar het gevoelslevenen het wilskrachtige handelen van kinderen. Op een vrijeschool is het de taak van de leerkracht om aan alle drie de dimensies evenveel aandacht te besteden.                                                              

De vrijeschool biedt een breed onderwijspakket aan. Kinderen leren niet alleen lezen en rekenen, maar ook vreemde talen spreken, dansen, toneelspelen, zingen, schilderen. Ze werken in de tuin en vieren feest.  De vrijeschool wil kinderen al die bagage meegeven, zodat zij later van alle markten thuis zijn. 

Ritme en beweging versterken het geheugen, geven houvast, veiligheid en herkenning. Daarom zie je ritme zie je terug in de dagindeling, de weekindeling en de jaarindeling.
De dagindeling verloopt volgens een vast patroon en volgens vaste rituelen: bijvoorbeeld altijd op dezelfde manier samen eten en drinken.
De weekindeling heeft steeds terugkerende activiteiten: de school heeft op maandag een weekbegin en op vrijdag een afsluiting,
De jaarindeling volgt de seizoenen en de jaarfeesten: Sint-Nicolaas, Sint-Maarten, kerstmis, Pasen, driekoningen en Pinksteren worden gevierd.

Kleuters leren vanuit de nabootsing en het spelen. De voornaamste bezigheid van kleuters is dan ook spelen. Daarmee worden de creativiteit en de fantasie geprikkeld. Ook in het leren neemt het vrije spel een belangrijke plaats in. Met het luisteren naar verhalen, het nazeggen en meespelen van rijmpjes, versjes, taalspelletjes en het kijken naar prentenboeken maken de kleuters spelenderwijs kennis met taal. Tijdens deeg kneden, brood bakken, tellen in de kring, meten met lappen en passen met blokken, wordt voorbereidend gerekend.

Kleinzerig gedrag bij kinderen

Kinderen gaan heel verschillend om met kleine tegenslagen, zoals een geschaafde knie of een bult op het voorhoofd, na een keertje vallen. De een schreeuwt moord en brand en de ander verwerkt dit kleine leed in relatieve stilte. Maar hoe kun je nou het beste met dit soort situaties omgaan? Van jou als ouder mag op z’n minst enige empathie worden verwacht, maar hoe breng je een kind bij dat het wel wat flinker mag zijn?

Laten we vooropstellen dat geen enkel kind denkt “ik ga me eens lekker flink aanstellen”. Nee, ieder kind is op zo’n moment bedroefd. Maar hoe het reageert hangt erg af van de gevoeligheid, die per kind kan verschillen. Maar soms komt er ook een stukje vermoeidheid of spanning bij het kind naar boven. Het ene moment incasseert het kind moeiteloos zijn of haar verdriet en het andere moment zet het ’n keel op. Let maar eens op. Soms is het even stil, ademt het kind diep in en schreeuwt het vervolgens z’n frustratie uit. Waarom?  Och, misschien wil het kind alleen maar even door z’n ouders geknuffeld worden en mag er ook wel een vleugje “aanstellerij” bij zitten.

Wijs nooit de frustraties van je kind af door opmerkingen als “stel je niet zo aan” of “stelt niks voor”. Nee, sta open voor dit soort verklaarbare emoties en wees blij dat het ermee bij jou komt. Het is vervolgens aan jou om het kind bijvoorbeeld te troosten of aan te sporen flink te zijn. Tussen de aanmoediging om maar flink te zijn en het meegaan in de “dramaqueenmodus” zitten nog vele andere mogelijkheden om te reageren. Laat je kind blijken dat je begrijpt dat het verdrietig is. Vraag even waar het pijn doet en of het al een beetje over gaat, maar beperk een beetje de ruimte voor al te veel aanstellerij.

Heel jonge kinderen, zoals peuters en kleuters willen nog graag getroost en geknuffeld worden en ook als ouder heb je daar feitelijk wel een beetje behoefte aan. Maar probeer ervoor te zorgen dat het kind z’n eigen humeur verpest door er veel te lang in te blijven hangen. Lee4r je kind bijvoorbeeld eens om de hand op de zere plek te leggen en eens goed te voelen. Vaak beseffen ze dan zélf dat het allemaal wel meevalt. Probeer anders eens je kind af te leiden door bijvoorbeeld iets leuks te gaan doen. Als het kind er aan toe is kun je misschien vragen wat er nodig is om zich beter te voelen en of je daarbij kunt helpen.

Eventueel kun je achteraf nog eens met je kind terugkijken naar wat er gebeurde. Daarbij kun je ze misschien helpen wat te relativeren. Bijvoorbeeld door het kleine schrammetje te vergelijken met veel ergere dingen, zoals een gebroken arm of been. Durf er achteraf ook eens een grapje over te maken, bijvoorbeeld door heel overdreven voor te doen hoe het eruit zou zien als pappa of mamma zo tekeer zou gaan bij een klein ongelukje.

Nabootsgedrag bij jonge kinderen

Nabootsgedrag is het gedrag van een kind dat gericht is op het kopiëren van wat andere mensen doen. Dit kan zowel bewust als onbewust zijn. Het is een belangrijke stap in de ontwikkeling van kinderen, omdat het hen helpt om nieuwe vaardigheden op te doen.

Nabootsgedrag begint al in de vroege kinderjaren. Baby’s van een paar maanden oud kunnen al beginnen met het kopiëren van eenvoudige gezichtsuitdrukkingen en bewegingen. Naarmate ze ouder worden, worden kinderen beter in het kopiëren van complexer gedrag. Bijvoorbeeld het gedrag van hun ouders, leerkrachten, of favoriete televisiepersonages. Nabootsgedrag is een belangrijke manier voor kinderen om te leren over de wereld om hen heen. Ze leren door te kijken naar anderen en hun gedrag te kopiëren. Dit kan hen helpen om nieuwe vaardigheden te leren, zoals lopen, praten, en eten. Het kan hen ook helpen om te gaan met nieuwe ervaringen met bijvoorbeeld sociale interacties, emoties en de wereld om hen heen.

Deze neiging tot nabootsgedrag kan dus gebruikt worden om kinderen allerlei dingen te leren. Bijvoorbeeld, naar het voorbeeld van de ouders, handen wassen, zingen, jas aantrekken, schoenen aantrekken, mee naar de winkel gaan en dingen uitzoeken en nog zoveel meer. Ouders kunnen kinderen stimuleren door ze bij verschillende activiteiten te betrekken. Bijvoorbeeld door hen te vragen mee te helpen de tafel te dekken en/of af te ruimen of mee te helpen inde tuin. Dat begint uiteraard met hele eenvoudige opdrachtjes en kan geleidelijk worden aangepast aan de groeiende vaardigheden van het kind.

Omdat kinderen leren door te doen en te bewegen spelen spel en beweging een belangrijke rol in de activiteiten in zowel de peuter- als kleuterklas. Door de neiging van kinderen om te willen ontdekken kunnen ze zich ontwikkelen en ontstaat langzamerhand een eigen levensstijl.

Fröbel: grondlegger kleuterschool

Het Fröbelonderwijs is gebaseerd op de ideeën van de Duitse opvoedkundige Friedrich Fröbel. Hij stelde vast dat kinderen van nature nieuwsgierig en leergierig zijn en dat ze het beste leren door te doen. Hij ontwikkelde allerlei speelgoed en materialen om kinderen te helpen hun vaardigheden en kennis te ontwikkelen. Ook richtte hij rond 1840 een Kindergarten op, een tuin die het ideale milieu was voor het kinderspel. (Dit verklaart o.a. dat de het Engelse woord “Kindergarten” als aanduiding voor de kleuterschool. Het ging Fröbel erom dat kleuters worden opgeleid, voorafgaand aan hun latere arbeid.

Belangrijke kenmerken van het Fröbelonderwijs:

Nadruk op spelen en ontdekken: Kinderen leren het beste door te spelen en te ontdekken. Het Fröbelonderwijs biedt kinderen een veilige en stimulerende omgeving om te spelen en te leren.
Gebruik van speciaal materiaal: Fröbel ontwikkelde een aantal speciale materialen om kinderen uit te dagen en te stimuleren hun vaardigheden en kennis te ontwikkelen.
Nadruk op creativiteit: Het Fröbelonderwijs legt de nadruk op creativiteit. Kinderen worden aangemoedigd om hun eigen ideeën te ontwikkelen en uit te voeren.
Nadruk op zelfstandigheid: Het aanmoedigen van kinderen om zelf te leren en te ontdekken.
Nadruk op samenwerking: Kinderen leren samenwerken om taken te voltooien en van elkaar te leren.

Het Fröbelonderwijs is een effectieve onderwijsmethode die kinderen helpt om zich op een brede manier te ontwikkelen.

Ook in Nederland werden de denkbeelden van Fröbel populair. De eerste kleuterscholen hier werden dan ook aangeduid met fröbelscholen. In 1985 werd de kleuterschool, samen met de lagere school gecombineerd tot wat wij kennen als het basisonderwijs. Hoewel daarmee de naam Fröbel uit het directe zicht verdween, zijn er nog genoeg dingen die ons aan Fröbel herinneren. “Fröbelen” bijvoorbeeld, als aanduiding voor “vrijblijvend creatief bezig zijn”.
Spel was volgens Fröbel een voorwaarde voor de kinderlijke ontwikkeling. Door middel van spel, liedjes, verhalen en lichamelijke activiteit (het liefst in de natuur), spelen met driedimensionale objecten als de bol, de kubus en de cilinder, zou de ontwikkeling van het kind gestimuleerd worden; een idee dat resulteerde in de eerste blokkendozen (afbeelding 2). Andere leermiddelen waren zachte gekleurde ballen, materiaal om mee te tekenen, te vlechten, mozaïeken, weven, vouwen, kleien, plakken, bouwen, enz.

Ontdek de bibliotheek

Een bezoekje brengen aan de bibliotheek is voor peuters en kleuters altijd een feestje. Er is een groot aanbod aan boeken, die ze zélf mogen inzien. Er zijn veel soorten boekjes: prentenboeken, maar ook kartonnen boekjes waarbij je vaak bladzijdes kunt uittrekken of uitklappen om dan weer iets anders te zien, maar ook bijvoorbeeld stoffenboekjes en informatieboekjes.

Doorgaans zijn er in de bibliotheek allerlei leuke plekjes te vinden, om die boekjes eens samen met je (klein)kind te bekijken. En het leukste is, dat je die boekjes mee naar huis kunt nemen! Dus laat ze maar kiezen, welke boeken er mee mogen. En als ze na een tijdje alle meegenomen boeken hebben bekeken, ruil je ze gewoon weer om voor nieuwe. Dat is toch fantastisch! Voor kinderen is de bibliotheek gratis! Dus profiteer daarvan.

De mogelijkheden variëren uiteraard per bibliotheek, maar meestal zijn er ook voorleesfilmpjes, die kinderen kunnen bekijken op een schermpje. Deze zijn heel goed voor de taalontwikkeling van de kinderen. Er zijn verschillende digitale prentenboeken, die je zelf kunt inloggen met een (eveneens gratis) bibliotheekaccount. Bibliotheken organiseren vaak leuke activiteiten, zoals voorlezen door speciale voorleescoaches. Soms worden er ook schrijvers van boeken uitgenodigd, die dan iets vertellen over hun boek. Ook worden er weleens workshops gegeven, waarbij kinderen kunnen kiezen wat ze willen gaan doen of zien.  Vaak worden er activiteiten georganiseerd bij een speciale thema; een kleurwedstrijd, of knutselen / tekenen bijvoorbeeld in de Sinterklaastijd, Kersttijd en dergelijke. Sommige bibliotheken hebben “boekstartcoaches”, die tips geven aan ouders hoe je aan hele jonge kinderen (vanaf 3 maanden) een boekje kunt bekijken. En welke boeken er geschikt zijn. Ze geven gratis een boekstartkoffertje mee met daarin 2 babyboekjes, een boekenlegger en voorleestips. Kortom: in de bibliotheek komen talloze zaken bij elkaar die je kind en misschien ook jou als ouder enthousiast kunnen maken voor het heerlijke, ontspannende en interessante tijdverdrijf: lezen.

Aan hele jonge kinderen “echt” voorlezen, dus lezen wat er staat, is eigenlijk nog te moeilijk.
De zinnen in de boeken zijn voor peuters nog niet te begrijpen. Bij prentenboeken kun je de plaatjes aanwijzen en tegelijkertijd per plaatje vertellen wat het is. Wijs daarbij bijvoorbeeld de verschillende onderdelen van een plaatje aan, zoals vissen, vogels, huizen, auto’s, tractors en dergelijke. Kinderen leren zo de betekenis van de plaatjes. Laat ze die woorden ook nazeggen. Ook leren ze de juiste uitspraak van een bepaald woord. Dat is weer goed voor de woordenschat. Eveneens kun je bijv. de kleuren vertellen; “kijk eens wat een mooie rode auto”, of “dat kindje heeft een groen broekje aan”. Leg eventuele moeilijke woorden uit of maak er beweging bij.  Bijv. bij het woord “bibberen”.
Naar aanleiding van de plaatjes in een prentenboek kun je zelf wel een eenvoudig eigen verhaal vertellen, die voor een peuter wel te begrijpen is. Zoals bijv. “kijk dat hondje eens, dat staat achter een boom.” Stel ook vragen, zoals bijv. “wat doet hij daar?” of “hoe komt het dat dat kindje huilt?” Zo leer je het kind al een beetje nadenken. Er zijn tegenwoordig prentenboeken zonder woorden, dus kun je naar eigen fantasie een leuk, spannend of mooi verhaal maken. Of laat de kinderen zelf vertellen wat ze zien.

Een school kiezen voor je kind

Welke school je voor je kind kiest hangt sterk af van je persoonlijke situatie en voorkeuren.  Er is niet één standaard antwoord welke keuze de beste is. Daarom hieronder een aantal overwegingen die een rol kunnen spelen:

Voordat hun kind naar de basisschool gaat kiezen ouders meestal voor een kinderopvang of een peuterspeelzaal. Als je op zoek bent naar een fulltime opvang met een gevarieerd programma, dan is een kinderdagverblijf een goede keuze. Als je op zoek bent naar een parttime opvang die zich vooral richt op de sociale en emotionele ontwikkeling van je kind, dan is een peuterspeelzaal doorgaans een goede keuze.

De meeste ouders kiezen voor een kinderopvang of peuterspeelzaal in de buurt. Steeds vaker is dit een Integraal Kind Centrum (IKC) voor kinderen van nul tot dertien jaar, waar onderwijs, opvang en welzijnsactiviteiten zijn samengevoegd. School en kinderopvang vallen vaak onder één directie of bestuur en werken vanuit één pedagogische visie. Kinderen van de kinderopvang bij een IKC zijn doorgaans meteen verzekerd van een plek op de basisschool.

Het voorgaande komt er dus vaak op neer dat de keuze voor een kinderopvang of peuterspeelzaal tevens een keuze is voor de basisschool. Maar vaak zijn het praktische keuzes, ingegeven door bijvoorbeeld het gemak van de ouders of wat de meeste kinderen in de buurt doen. Meestal een veilige en praktische keuze dus, waar weinig nadelen aan kleven. Tóch zijn er veel ouders die zich zorgvuldig oriënteren, voordat ze een school voor hun kind kiezen.
Bijvoorbeeld door eerst eens een paar basisscholen in de buurt te bezoeken om een beetje een indruk op te doen over de sfeer daar. Het personeel, de omgang met de kinderen, het gebouw en eventueel zaken zoals de voor- en naschoolse opvang en dergelijke. Allemaal praktische zaken dus, die feitelijk nog niets te maken hebben met de onderwijskundige visie. Ga je deze aanpak volgen, bedenk dan wel dat je bezoek maar een momentopname is en je waarschijnlijk geen onderwijsdeskundige bent.

De hiervoor genoemde oriëntatie is feitelijk nog vrij oppervlakkig, maar kan wél goede informatie opleveren voor verder onderzoek. Iedere basisschool is verplicht een schoolgids op te stellen. Naast allerlei praktische zaken, zoals de schooltijden en vakanties staat daarin ook informatie over de inhoud en de aanpak van het onderwijs. Verder komen ook zaken aan de orde zoals kwaliteitszorg, passend onderwijs en dergelijke. Als ouders moet je er overigens maar op vertrouwen dat dit geen “dode letters” zijn, die niet door de feiten worden ondersteund.

Wil je meer weten over de onderwijsinhoudelijke kant van de school, dan kun je ook online bronnen raadplegen, met objectieve informatie over de school, zoals:
Onderwijsinspectie: Algemeen: https://www.onderwijsinspectie.nl/zoek-scholen
Onderwijsinspectie: Scholen op de kaart: https://scholenopdekaart.nl/
Onderwijsinspectie: Toezichtresultaten: https://toezichtresultaten.onderwijsinspectie.nl/
Alle cijfers:  https://allecijfers.nl/basisscholen-overzicht/

Elders op mijn weblog vind je meer informatie over de verschillende soorten basisscholen en hun specifieke betekenis. Bijvoorbeeld de verschillende “denominaties”, zoals katholieke, christelijke of openbare scholen, visies op het onderwijs, zoals Daltonschool, Jenaplanschool en dergelijke. De Vrijeschool en het Montessori onderwijs worden daarnaast nog wat uitgebreider beschreven.

Oppas opa en oma

Veel meer nog dan vroeger doen jonge ouders een beroep op de grootouders van hun kinderen voor allerlei praktische zaken, zoals het naar school brengen en ophalen van de kinderen, als kinderoppas en soms nog vele andere dingen. Verstandige grootouders beseffen dat hun kinderen, de ouders van hun kleinkinderen inmiddels volwassen zijn en bewaren voldoende afstand van hun jonge gezin. Het kan soms heel gevoelig liggen als grootouders zich bemoeien met de opvoeding van hun kleinkinderen, vooral als de inzichten daarover nogal verschillen. Onderschat echter niet de ruime ervaring waarover grootouders vaak beschikken. Zij hebben jou of je partner grootgebracht tot volwassen, zelfstandige mensen. Feitelijk ben je zélf het product van de opvoeding door je ouders. En als je ouders hun werk goed hebben gedaan ben je niet meer teveel van hen afhankelijk en heb je een eigen levensstijl en -visie ontwikkeld. Daardoor kan echter ook een verschil van inzicht bestaan over de opvoeding van de kleinkinderen. Opa’s en oma’s komen uit een andere tijd en zijn opgegroeid in een andere wereld dan jij en jouw kinderen. Maar daardoor zijn ze niet per definitie “ouderwets”. Nee, ze hebben veel levenservaring opgebouwd die jou kan helpen sommige onzekerheden te overwinnen. De normen en waarden van je (schoon)ouders mogen dan misschien net wat anders zijn dan de jouwe, daarmee zijn ze nog niet verkeerd.

Sommige familietradities zoals de manier waarop je Kerst viert en welke taart er gebakken wordt op verjaardagen zijn bij opa en oma begonnen. Nauw contact met jullie gezin leidt ertoe dat deze tradities voortgezet worden.

Als je vastzit in een vergadering of een monsterfile, is dat geen probleem zolang je kinderen bij opa en oma zitten. Veel soepeler dan een formele opvang.  Er is gelukkig geen sluitingstijd en er wordt geen gele kaart uitgedeeld als je  je te laat komt. Een oppasdag omruilen gaat meestal ook gemakkelijker.

Door samen met de kinderen spelletjes te doen, te koken, boekjes te lezen of naar de speeltuin te gaan, wordt er veel plezier gemaakt. Hierdoor wordt het gevoel van geluk vergroot en de band tussen de generaties versterkt.  
Een regelmatig contact tussen het kind en opa en oma zorgt voor een hechte band en een vertrouwd gevoel. Deze band kan heel bijzonder zijn. Opa en oma zijn namelijk niet de hoofdopvoeders van je kind. Ze zijn vaak minder streng dan jij en je partner, kunnen relatief veel tijd en aandacht in je kind of kinderen steken en maken veel plezier. Opa en oma zijn eigenlijk een soort speciale vriendjes voor je kind. Dit kan betekenen dat het kind sommige geheimen of problemen makkelijker deelt met opa en oma dan met jou. Beschouw dit van de positieve kant en wees in zo’n geval vooral niet jaloers.

Enkele opa en oma boeken

Montessori onderwijs

Het Montessorionderwijs is een onderwijsmethode die rond 1900 is ontwikkeld door de Italiaanse arts en pedagoge Maria Montessori. Zij ging ervan uit dat de eerste levensjaren van groot belang zijn voor de ontwikkeling van een kind. Zij ontwikkelde haar eigen materiaal en hechtte veel belang aan het betrekken van peuters en kleuters in het huishouden. Tot op vandaag wordt haar methodiek nog als actueel en relevant beschouwd. Het is gebaseerd op het idee dat kinderen van nature nieuwsgierig en leergierig zijn en dat ze het beste leren door te doen.
De Montessorimethode is gericht op het ontwikkelen van de zelfstandigheid, creativiteit en sociale vaardigheden van kinderen.

Enkele kenmerken van het Montessorionderwijs zijn:

Zelfstandig leren: Kinderen kiezen zelf hun werk en bepalen zelf hoe lang ze eraan werken.
Praktische activiteiten: Er wordt gebruik gemaakt van activiteiten die zijn gericht op het ontwikkelen van de zintuigen, de motoriek en de cognitieve vaardigheden van kinderen.
Orde en structuur: Om kinderen te helpen zich gefocust en gemotiveerd te voelen zijn Montessorischolen zeer ordelijk en gestructureerd.
Natuur: In het onderwijs wordt relatief veel aandacht besteed aan de natuur.
Samenwerking: Ook wordt kinderen geleerd om samen te werken en elkaar te helpen.
Het Montessorionderwijs is een populaire onderwijsmethode die wordt gebruikt over de hele wereld.

Het montessorionderwijs gaat ervan uit dat een kind een natuurlijke en noodzakelijke drang tot zelfontwikkeling heeft. De leerkracht volgt deze ontwikkeling biedt daarvoor de juiste omgeving en materialen aan. Zo leert een kind zo veel mogelijk in zijn eigen tempo.
De kinderen werken veel zelfstandig en in kleine groepjes, maar krijgen ook af en toe klassikaal les. Ook werken ze vaak met planners waarin ze bijhouden welke werkjes ze hebben gemaakt en wat ze nog moeten doen. Dit bevordert hun zelfstandigheid en geeft hen inzicht in hun eigen leerproces. Kinderen worden op een montessorischool altijd in een klas gezet met leerlingen van drie leeftijdsgroepen, wat als belangrijk wordt beschouwd voor hun harmonische ontwikkeling. Zo krijgt een kind immers de ervaring eerst de jongste, dan de middelste, en de oudste te zijn.
De Montessorimethode maakt gebruik van speciaal ontwikkelde leermaterialen, afgestemd op verschillende leeftijden en ontwikkelingsfasen. Eigenschappen van deze materialen zijn ondermeer:

Controle van de fout: het lesmateriaal maakt direct duidelijk wanneer een kind iets fout heeft gedaan. Daardoor krijgt het kind zelf inzicht in wat het fout heeft gedaan en hoe het dit kan verbeteren.
Centraal stellen van één vaardigheid: Bijvoorbeeld ordenen van klein naar groot met de roze toren.
Het gebruik van natuurlijke lesmaterialen: Bijvoorbeeld hout en stof.

De meeste montessorischolen hebben (in de kleutergroep) de volgende montessorimaterialen:

Zintuigelijk materiaal, zoals o.a. gehoorkokers, de bruine trap, roze toren en kleurspoelen;
Taalmateriaal, zoals o.a. schuurpapieren letters en taalsymbolen;
Rekenmateriaal, zoals o.a. het gouden materiaal (telkraaltjes), de honderdketting en rekenstokken;
Kosmisch materiaal, zoals o.a. insteekkaarten landen en vlaggenstandaard.(voor bovenbouw)

Curlingouders

Ieder kind begint als een onbeholpen wezentje, volledig afhankelijk van voornamelijk de ouders. Langzaam komt daar verandering in en bouwt het steeds meer de regie over het leven op. Net zoals je een kind van nature zonder spraakles tóch gaat praten ontdekt het ook van nature dat lopen leren ook met vallen gepaard kan gaan. Dikke bult voor het hoofd? Geschaafde knie? Tand door de lip?  Vette pech! Geen knie- en hoofdbeschermers nodig. Gewoon even troosten, eventueel kusje erop en vooral niet te dramatisch doen. Kleine ongelukjes overkomen je kind nou eenmaal, net zoals het weleens verkouden of grieperig wordt. Heel zielig, maar helaas hoort het erbij.

Onderschat als ouder niet het vermogen van je kind om zélf met tegenslagen om te gaan of kleine probleempjes op te lossen. Als jij steeds ieder probleem oplost, liefst voordat het voelbaar wordt leert je kind nooit om met risico’s en verantwoordelijkheden om te gaan. Heeft de juf je kind een keer bestraffend toegesproken, kom dan niet meteen verhaal halen. Is je kind thuis iets kwijt, laat het dan zélf zoeken waar het is. Help eventueel pas als het écht nodig is.
Laten we eens als voorbeeld nemen hoe je kind leert fietsen. Met een stepje of loopfietsje leerde het al een beetje hoe zoiets gaat. Zijwieltjes voorkomen eerst nog dat je kind omvalt. Maar dan komt het moment dat de zijwieltjes eraf kunnen. Durf dan op je kind te vertrouwen, ook al gaat het weleens verkeerd. Droog in dat geval de tranen en geef een dikke knuffel. Maar… het allerbelangrijkste héb je al aan je kind gegeven, namelijk zelfvertrouwen.
Het klinkt misschien wat vreemd, gun je kind zijn of haar fouten, frustraties, faalmomenten, teleurstellingen en moeilijkheden. Allemaal ervaringen om uit te groeien tot een evenwichtige en zelfredzame volwassene. Als je er oog voor hebt ontmoet je in het leven soms zélfs volwassenen die nog steeds niet zonder “de zijwieltjes” van hun ouders kunnen.

Het lijkt erop dat ouders steeds voorzichtiger met hun kinderen omgaan en iedere hindernis op hun levensweg willen wegnemen. Zij worden tegenwoordig “curlingouders” genoemd. Bij curling wordt een steen over het ijs geschoven en wordt de baan met bezempjes snel vrijgemaakt van sneeuw en andere obstakels. Curlingouders halen alle oneffenheden voor hun kind weg, waardoor ze niet leren dat zélf te doen  als de situatie erom vraagt. Op weg helpen is goed, maar onderschat niet welke problemen ze best al zélf kunnen oplossen.

Te verwachten vervolgonderwijs

Niveauverschillen

De eerste “prestaties” van je kleuter zeggen uiteraard nog niets over het verdere verloop van zijn of haar schoolcarrière. Tóch bestaan er tussen jonge kinderen vaak al opmerkelijke niveauverschillen.
Het zou onverstandig zijn om als leerkracht van groep 1–2 al ver op de zaken vooruit te lopen, maar intuïtief voelt deze vaak wel aan welke kinderen mogelijk naar HAVO of VWO zullen doorstromen en welke naar het VMBO.

Geduld

Als ouder wil je graag dat je kind het goed gaat doen op school. Op de basisschool komen ze voor het eerst in een omgeving waar prestaties er langzaamaan toe gaan doen. Als je kind eenmaal een beetje gewend is in groep 1 wordt het uitgedaagd om zich spelenderwijs te ontwikkelen. Het uitdagen is in de kleutertijd véél belangrijker dan het toetsen. Dat komt allemaal later wel! Pas als beslist moet worden of een kind naar groep 2 of 3 kan wordt gekeken of het daaraan toe is. Daarbij spelen dan meestal niet alleen kennis en vaardigheden een rol, maar vooral ook de leeftijd, de zelfredzaamheid en de omgang met anderen. Bijvoorbeeld de andere kinderen en de leerkrachten. Het is prettig als je dan als ouder te horen krijgt dat je kind zich al goed aanpast, goed meedoet en misschien al wat slimheid laat zien. Voor echte conclusies is het dan nog veel te vroeg.

Achterstand

Nogal wat kinderen laten niet direct zien wat ze al in hun mars hebben. Misschien zijn ze verlegen of moeten ze wennen aan de andere kinderen. Soms kunnen fysieke beperkingen een rol spelen, zoals doofheid of bijziendheid. Het kan voorkomen dat die niet tijdig worden opgemerkt, en daardoor al tot een zekere achterstand kunnen leiden. Een kind dat bijvoorbeeld woorden niet goed verstaat zal die ook niet goed uitspreken. Soms ontdekt dan de logopedist dat het niet goed hoort. Vaak kan slecht horen gemakkelijk verholpen worden. Vanzelfsprekend kan ook bijvoorbeeld bijziendheid het leren in de weg staan. Een bril is dan meestal de oplossing. Ook kan een kind een taalachterstand hebben. Bijvoorbeeld als het in een andere taal dan het Nederlands zijn opgevoed. Misschien is het wel heel erg pienter, maar begrijpt het vragen of uitleg niet en kan het zich niet goed uitdrukken.
Dit soort belemmeringen kunnen het voor de leerkracht lastig maken om zicht te krijgen op de mogelijkheden van een kind en de mate waarin het zich ontwikkelt.

Voorlopers

Zoals eerder aangegeven krijgt de leerkracht soms al vroeg een redelijk beeld van de mogelijkheden van je kind. En – eerlijk is eerlijk – vaak valt de appel niet ver van de boom. Het opleidingsniveau van de ouders zegt vaak ook wel iets over het te verwachten niveau van hun kroost. Maar niets is zeker. Net zomin overigens als de vergelijking met een ouder broertje of zusje. Ieder kind is een zelfstandig individu, met een eigen karakter, aanleg en interesse. Geen twee kinderen zijn exact hetzelfde, zelf niet binnen een gezin. Bovendien kan een kind met een relatief hoge intelligentie door allerlei oorzaken achterblijven. Bijvoorbeeld door een gebrek aan voldoende uitdaging, of door gebrekkig sociaal gedrag. Onder andere daarom is het heel belangrijk dat een school voldoende aandacht heeft voor hoogbegaafde kinderen.

Remmende factoren

Sommige kinderen die uitstekend meekomen in de eerste klassen van het basisonderwijs kunnen later te maken krijgen met stagnaties. Bijvoorbeeld door problemen thuis, door een verhuizing, door gebrek aan motivatie of concentratie. Maar ook doordat ze bijvoorbeeld niet goed kunnen opschieten met een of meer kinderen uit de klas. Misschien worden ze gepest of anderszins in hun doen en laten belemmerd. Al deze zaken maken dat het weleens erg voorbarig kan zijn om te vroeg conclusies te trekken over het niveau van kinderen en over hun toekomstige schoolkeuze.

« Oudere berichten