Monthly Archives: februari 2017

Een goed oudergesprek

Een goed oudergesprek

Tijdens diverse contactmomenten wordt informatie uitgewisseld tussen ouders en leerkrachten. Maar waaraan dient goede communicatie tussen ouders en school te voldoen? Vraag je je, als ouder, weleens af of de leerkracht je kind wel voldoende kent en of deze wel een goed beeld heeft van zijn of haar ontwikkeling? Als antwoorden onduidelijk of te oppervlakkig zijn is het raadzaam eens goed door te vragen.

Onduidelijk

Begrijp je eigenlijk wel wat de juf of meester bedoelt? Schaam je nooit als je graag wat nadere uitleg wilt. Domme vragen bestaan niet! Een onderwerp dat in oudergesprekken tot verwarring kan leiden is bijvoorbeeld de rol van “toetsen”. Ouders vragen zich soms terecht af waarom hun kind zo laag “scoort”.  Bijvoorbeeld als de leerkracht die “score” gebruikt als een soort rapportcijfer. Daarvoor zijn de toetsen namelijk niet bedoeld. Kleuters hoeven helemaal niet te “scoren”. Een goede leerkracht heeft al gauw een beeld van de sterktes of de zwaktes van een kind en gebruikt een toets hoogstens voor een objectieve bevestiging voor zichzelf. Vraag daarom gerust waar de leerkracht zijn of haar beoordeling op baseert. Waar kijkt de juf of meester naar? Kijkt deze naar het gedrag van je kind of naar wat het nog niet kan of kent? Kijkt deze naar een goed resultaat of naar wat het kind juist nodig heeft? Wat zou het kind volgens de leerkracht al moeten kunnen of kennen?

Als teveel naar de resultaten van toetsen gekeken wordt dan bestaat het gevaar dat de beoordeling teveel afhangt van het moment waarop de toets wordt afgenomen. Een kind dat bijvoorbeeld in september in groep 1 komt en in februari wordt getoetst zal in principe een beter resultaat bereiken dan een kind dat pas in december in groep 1 is aangeschoven. Vaak speelt daarbij naast kennen, kunnen en begrijpen ook de sociaal emotionele ontwikkeling van het kind nog een rol.

Oppervlakkig

Door kritisch naar de leerkracht te luisteren kun je als ouders al heel snel beoordelen in hoeverre hij of zij jouw kind écht kent en begrijpt. Herken je in datgene wat gezegd wordt je eigen kind of beperkt de juf of meester zich tot algemene opmerkingen, zoals “… Het is nog een jong kind hè, dus heeft het nog wel moeite met sommige dingen….”? Vraag dan eens naar concrete voorbeelden en leg daar gerust je eigen ervaringen of indrukken naast. Uiteindelijk is de leerkracht nog altijd de professional en zal zo’n gelegenheid aangrijpen om zijn of haar visie te geven.

Vraag als ouder ook eens naar de sterke punten van je kind. Uiteindelijk is ook datgene wat goed is vaak nog voor verbetering vatbaar. Het gesprek behoeft ook niet altijd alleen over het rapport te gaan. Het is juist ook goed om te horen of je kind zich prettig voelt op school. Vraag daarom eens “Hoe is mijn kind in de klas?” “Wat doet het graag op school?” “Hoe ligt mijn kind in de groep?” etc.

In het algemeen mag gesteld worden dat je als ouder geen genoegen hoeft te nemen met oppervlakkige opmerkingen, waarin je weinig van je kind herkent. Als de leerkracht bijvoorbeeld zegt “Je kind is wel wat stil”, vraag dan bijvoorbeeld eens: “Onder welke omstandigheden is het stil?” Wat is daarvan mogelijk de oorzaak? Speelt mijn kind voldoende met andere kinderen? Is het voldoende geconcentreerd, snel afgeleid of dromerig misschien?

Individuele kinderen

Vooral bij de tegenwoordige volle klassen lijkt het een hele opgave voor de leerkracht om voldoende zicht te houden op de ontwikkeling van ieder individueel kind. Een extra complicatie is daarbij vaak dat veel leerkrachten slechts parttime werken. Tóch krijgt iedere leerkracht al snel een goed beeld van de individuele kinderen, al was het maar door observaties in de klas tijdens het werken, bij kringgesprekken etc. Maar ook op het schoolplein, bij het overblijven en dergelijke.

Als je kind eventueel laag beoordeelt wordt, vraag dan gerust aan de leerkracht wat daarvan mogelijk de oorzaak is en wat daar eventueel aan gedaan kan worden. Wat kan de school doen en wat kunnen de ouders doen? Probeer goed door te vragen, zodat het beeld voldoende duidelijk is.

Als ouder is het ook goed om nuttige informatie te geven over hoe je kind thuis is. Hoe het zich thuis gedraagt, wat het van de school vertelt, welke dingen het thuis graag doet etc. Allemaal nuttige informatie waar de leerkracht rekening mee kan houden bij de benadering van je kind op school. Een goed oudergesprek bestaat uit tweerichtingsverkeer!

Aandacht

Positieve of negatieve aandacht?

Helaas dwingen kleuters soms je aandacht af door negatief gedrag. Je moét wel ingrijpen, anders loopt er iets uit de hand. Je kind dreigt iets te vernielen of een broertje of zusje te schoppen of te slaan etc. Maar heb je, omgekeerd, wel voldoende aandacht voor positief gedrag van je kind? Bijvoorbeeld als het een bijzondere prestatie levert of weer een nieuw stapje zet in zijn of haar ontwikkeling.

Als ouder zie je jezelf soms genoodzaakt onmiddellijk te reageren op negatief gedrag, terwijl dat bij positief gedrag meestal minder het geval is. Zit je kind al een tijdje geconcentreerd te tekenen of te bouwen of speelt het harmonieus met een broertje of zusje, dan beschouw je dat als normaal. Tóch verdient dit soort positief gedrag van tijd tot tijd óók je aandacht. Waarom zou je immers alleen aandacht schenken aan negatief gedrag en nooit eens aan iets positiefs? Feitelijk moedig je daarmee negatief gedrag aan, omdat je kind daarmee gegarandeerd op jouw aandacht kan rekenen!

Complimentje

Net zoals iedere volwassene heeft ook ieder kind op z’n tijd behoefte aan een complimentje of een andere manier van positieve aandacht. Ga daarom nooit achteloos aan positief gedrag van je kleuter voorbij, maar moedig hem of haar af en toe aan. Toon interesse in wat je kind doet en neem af en toe eens de tijd om je er écht in te verdiepen. Speel bijvoorbeeld eens een spelletje mee met je kind of kinderen en leer hen ondertussen hoe ze bijvoorbeeld sportief met winnen en verliezen om kunnen gaan. Doe vooral eens leerzame spelletjes, waarbij ze bijvoorbeeld moeten tellen of oplossingen bedenken. Ga ook eens bij je kind zitten als het thuis tekent of knutselt en help soms eens ’n beetje.

Tekenen en knutselen

In de meeste kleuterklassen hangen tekeningen en er staan knutselwerkjes, vaak afhankelijk van de tijd van het jaar. Spinnetjes van eikels of kastanjes, Sinterklaasjes van Wc-rolletjes, bloemetjes van papier etc. De juf of meester geeft al deze meesterwerkjes een plaatsje in de klas, zodat iedereen ze kan zien. Ze mogen er immers best trots op zijn!

Vanzelfsprekend rennen de kinderen uiteindelijk met al dat moois de poort uit en geven het vol trots aan de ouder die hen komt afhalen. Sommige ouders reageren opgetogen en complimenteren hun kind met hun mooie tekening of knutselwerkje. Ze geven al aan de schoolpoort een positieve reactie en doen dat thuis nog eens dunnetjes over. Ze vragen hun kind bijvoorbeeld om uitleg over wat ze getekend hebben en leggen dat nog eens positief uit als aanmoediging.

Achteloos

Helaas komt het ook voor dat pappa of mamma de tekening aanneemt en achteloos wegstopt, zonder er verder aandacht aan te besteden. Het kind merkt die achteloosheid en de kans is groot dat daarmee iedere prikkel tot presteren wordt weggenomen. Het maakt tóch niets uit.

Soms neemt een kind een tekening niet eens mee naar huis. Bij navraag ontdekt de leerkracht dan soms dat de ouders totaal geen aandacht schenken aan wat hun kind hen met gepaste trots laat zien.
Laat als ouder liever altijd je belangstelling blijken voor dingen die voor jou misschien gewoon zijn, maar waar je kind heel trots op is. Wees nooit onverschillig, maar probeer altijd je kind aan te moedigen bij iedere stap in zijn of haar ontwikkeling.

Niet overdrijven!

Het spreekt overigens voor zich dat je als ouder niet alleen maar complimenten hoeft te geven. Valt het “pronkstuk” van je kind je eigenlijk nogal tegen, aarzel dan niet daarover te praten. “Ik vind het eigenlijk nogal slordig”. “Waarom heb je niet tussen de lijntjes gekleurd?” “Je vorige tekening van een auto was veel beter”.  Alleen maar positivisme is teveel van het goede!

Logopedie

Goed en verstaanbaar spreken 

Logopedie is een Grieks woord: “logos” betekent woord/taal, en “pedie” betekent “onderwijs”. Dus letterlijk: onderwijs in “woord” en “taal”. Een logopedist is dus iemand, die zich bezighoudt met alles wat te maken heeft met de taal; dus datgene wat nodig is om goed en verstaanbaar te spreken.

Sommige kinderen spreken de letters niet goed uit, gebruiken hun stem verkeerd en/of kunnen geen goede zinnen maken. Vaak doordat ze hun tong of mond verkeerd gebruiken. Soms hebben ze ook niet goed gehoord hoe een woord uitgesproken moet worden. Dus kan de oorzaak van slecht spreken ook liggen in slecht horen. Als kinderen op zeer jonge leeftijd niet zo goed kunnen horen (bijvoorbeeld door een oorontsteking, of vocht achter het trommelvlies) missen ze soms een groot deel van de taalontwikkeling. Tussen het eerste en tweede levensjaar wordt vaak begonnen met het praten, waardoor ze al wat kunnen gaan achterlopen in de spraak.

De mondelinge communicatie is dus heel belangrijk voor kinderen. Ze moeten kunnen begrijpen wat een ander zegt en bedoelt. Ze moeten hun gedachten kunnen omzetten in woorden en zinnen en die duidelijk kunnen uitspreken, zodat de ander hen ook verstaat en begrijpt.

Logopedist

De logopedist helpt kinderen, die moeite hebben met het taalgebruik. Daarom worden bij kinderen die 5 jaar worden op school logopedische screenings gehouden. Hierbij wordt onderzocht of kinderen stoornissen en/of afwijkingen vertonen in het spreken en het luisteren.

De logopedist let er onder andere op of kinderen slissen, of ze hun tong/mond verkeerd gebruiken (vaak door het duimen), of ze stotteren, moeite hebben met letters uitspreken of het maken van zinnen.
Ook kijken ze naar eventuele problemen bij het slikken van eten en drinken en gaan na of ze hun naam al kunnen schrijven.

Zo nodig kan de logopedist behandeling adviseren. Bij kleine problemen wordt vaak na 3 maanden gecontroleerd of er veranderingen zijn van eerder gesignaleerde feiten. Uiteraard worden de ouders en de leerkrach(ten) steeds van de stand van zaken op de hoogte gehouden.

Prestaties

Je kind wordt al vroeg beoordeeld

Steeds meer ouders willen niet dat voortdurend de “prestaties” van hun kind worden gemeten en door de school serieus en kritisch tegen het licht worden gehouden. Volkomen terecht redeneren ze “Gun een kind vooral de tijd om kind te zijn”. Scholen zijn het daar doorgaans mee eens, zodat ze bijvoorbeeld de kinderen van groep 1 nog geen rapportje meegeven en in eventuele gesprekken met de ouders hoogstens nog terughoudend over “prestaties” of “vorderingen” wordt gesproken.

Tóch heeft een ervaren leerkracht doorgaans al na een paar weken een globaal beeld van de mogelijkheden en/of beperkingen van een kind. Al was het maar door deze te vergelijken met andere kinderen die net op school komen. Maar voor een oordeel over “presteren” is het nog veel te vroeg.

Net als in de hogere groepen worden ook de kinderen uit de kleutergroepen af en toe “getoetst”, doormiddel van lijstjes met vragen en opdrachten. De resultaten van deze toetsen zijn niet bedoeld om bijvoorbeeld tot een rapportcijfer te komen. Ze zijn feitelijk alleen bedoeld om voor de leerkracht objectief vast te leggen hoe het staat met het kennis- en ontwikkelingsniveau van het kind op een bepaald moment.

Gaat niet over niveau

Als een dergelijke toets bijvoorbeeld in februari in groep 1 wordt afgenomen zijn de kinderen die al in september op school kwamen in het voordeel ten opzichte van de kinderen die pas in december zijn begonnen. Daarom zeggen de toetsresultaten feitelijk niets over het niveau van het kind, maar zijn ze alleen een aanwijzing voor de leerkracht over de stand van zaken, passend bij onderwijs op maat.

Tegen het einde van het schooljaar beoordeelt de leerkracht welke kinderen van groep 1 geschikt zijn om na de zomervakantie naar groep 2 te gaan. Als extra zekerheid worden de kinderen vaak ook nog objectief getoetst. Kinderen die al het gehele schooljaar in groep 1 hebben gezeten maken de meeste kans om over te gaan naar groep 2, maar zeker is dat uiteraard niet. Vroeger bleven kinderen die na 1 oktober op school kwamen automatisch nog een jaar in groep 1, maar tegenwoordig kunnen kinderen die tot en met december op school komen bij uitzondering soms al in de zomer naar groep 2. Soms wordt daarbij met de ouders afgesproken dat hun kind het in groep 2 mag proberen, maar dat het eventueel nog kan worden teruggezet.

Testen zonder stress

Voor alle duidelijkheid: Het toetsen van de kinderen gebeurt onopgemerkt en spelenderwijs. De kinderen zijn wel gewend aan het invullen van werkbladen, dus ervaren dit niet als een test, waarvoor ze bijvoorbeeld extra hun best moeten doen. Geen stress dus!

Naast de “prestaties” en de “vorderingen” van het kind let de leerkracht ook sterk op het sociaal emotionele gedrag van het kind. Hoe gaat het kind met andere kinderen om? Is het een beetje opgewassen tegen druk? Is het kind misschien nog onzeker? Kortom: past het kind wel in groep 2?

Begint een kind eenmaal in groep 2 dan heeft het bewezen daaraan toe te zijn, zodat dán feitelijk pas echt een beetje over “prestaties” en “vorderingen” kan worden gesproken. Maar ook voor deze kleuters geldt dat ze nog steeds spelend leren. Pas aan het einde van groep 2 wordt beoordeeld of ze aan het “échte leren” in groep 3 toe zijn. Ook daarbij zal het oordeel van de leerkracht nog eens extra worden onderbouwd met de resultaten van een “toets”.

Duimzuigen

Gevoel van veiligheid en genot 

Veel baby’s duimen of zuigen op een speentje. Dat geeft hen een gevoel van veiligheid en genot. Ze worden er rustig door. Hoe langer kinderen aan die zuiggewoontes vasthouden, hoe moeilijker deze zijn af te leren. Vanwege de nadelige gevolgen is het verstandig het duimzuigen of het gebruik van een speentje tijdig te stoppen.

Nadelen voor de kinderen:

– Ze krijgen een open mondgedrag: de mond blijft openstaan als de duim eruit gaat.
Er wordt dan door de mond geademd, waardoor de mondspieren verslappen.

– Er ontstaat een verkeerde tongligging: de tong blijft vaak onder in de mond liggen
en perst tussen de tanden. Dit veroorzaakt slissen.
– Er ontstaat een verkeerde uitspraak: voornamelijk de s, t, z, d, l, n.
– Ze krijgen een afwijkende gebitstand: de boventanden gaan naar voren staan,
waardoor de mond niet goed kan sluiten.

Al deze nadelen staan een goede taal-/ spraakontwikkeling in de weg.

Wat kun je als ouders aan duimzuigen doen? 

Het is raadzaam om al vanaf het 3e jaar de zuiggewoontes af te leren. In ieder geval vóór het wisselen van de tanden. Bespreek samen met je kind hoe je dat doet.

Bijvoorbeeld:

  1. Praat samen over de gevolgen van het duimen.Bijvoorbeeld “Door het duimen, duw je je tanden naar voren”.
  2. Plak een pleister op de duim.Nog beter: laat je kind dat zelf doen.
  3. Maakof koop een vingerpopje voor de duim.
  4. Beloonje kind als het een paar uur niet heeft geduimd.
  5. Laat je kind iets met beide handen vasthouden als jij aan het voorlezen bent: een knuffeltje, het boekje.
  6. Spreek een woord of gebaar af om het te helpen herinneren aan de afspraak.
  7. Zoek samen een leuke afbeelding uit, om boven het bed of bij de tv op te hangen als herinnering.
  8. Laatje kind een knuffel uitzoeken als het wil gaan duimen.
  9. Vertel dat kinderen die naar de basisschool gaan niet meer (of op een speen zuigen)
  10. Haal ’s avonds als je kind slaapt, de duim uit de mond en doe de open mond dicht.
  11. Geef je kind een complimentje, als het probeert het zuigen af te leren.

Vraag eventueel advies aan de logopedist.