Category Archives: Diverse

Leerkrachten vroeger en nu

Om bevoegd te zijn om onderwijs te geven aan kleuters diende men een vierjarige opleiding te volgen aan de Kleuterleidsters Opleiding School (KLOS). Een opleiding voor meisjes dus. Daar leerde men alles over de opvoeding en ontwikkeling van kleuters. Daaronder praktische zaken, zoals hoe men met de kleuters kunt werken, zoals knutselen, prikken, etc. Maar ook hoe men met kleuters om moet gaan. Hoe men tegen ze praat, hoe men het onderwijs aanpakt en wat ze precies nodig hebben. Geleerd wordt wat kleuters aanspreekt en hoe men ze kan motiveren. Heel belangrijk is dat kleuterleidsters kunnen improviseren, mocht zich in of buiten de klas iets voordoen waar ze niet op voorbereid zijn. Bij de opleiding behoorden uiteraard ook vakken als methodiek, didactiek, pedagogiek en psychologie. Maar ook muziek, handenarbeid en lichamelijke opvoeding. En natuurlijk moest doormiddel van stages ook de nodige praktijkervaring worden opgedaan. Zeker destijds speelden kinderen op de kleuterschool veel met blokken, poppen en auto’s, er werd geverfd, geknutseld, en gepuzzeld. Ook werd er veel gezongen en voorgelezen en werden er versjes aangeleerd en mooie verhalen verteld. Alles afgestemd op het onderwijs van toen. Na verloop van tijd maakten de toekomstige kleuterleerkrachten (“Klossers”) ook kennis met educatieve reken- en taalmaterialen, zoals o.a. mini loco, domino, lotto’s etc., die ook nu nog steeds worden gebruikt. Na de invoering van de basisschool in 1985 werd de gescheiden opleiding tot kleuterleidster niet meer nodig en werd deze onderdeel van de opleiding tot leerkracht basisonderwijs.

Wilde men onderwijzer(es) op een lagere school worden, dan moest een opleiding volgen aan de Kweekschool. De “kwekelingen” volgden daar vakken zoals pedagogie (de wetenschap van de opvoeding), didactiek (de leer van het onderwijs), Nederlands, rekenen, wiskunde, aardrijkskunde, geschiedenis, natuurkunde, scheikunde, biologie, lichamelijke opvoeding, handvaardigheid, muziek en tekenen. Daarnaast moesten zij praktijkervaring opdoen als stagiaires aan een lagere school.

In 1968 werd de kweekschool pedagogische academie (PA) en in 1985 Pedagogische Academie voor het Basis Onderwijs (PABO). Het is een 4 jarige hbo-opleiding om leerkracht te worden op een basisschool, inclusief het kleuteronderwijs. De opleiding gaat uiteraard mee met z’n tijd, zodat er ook zaken aan bod komen zoals het omgaan met leerling volgsystemen, maar ook met bijvoorbeeld culturele verschillen in de klas.

Tegenwoordig wordt van kleuters verwacht dat ze bepaalde dingen kunnen en kennen om door te stromen naar een volgende groep. Zij moeten voldoen aan einddoelen van groep 1 of van groep 2.
Net als voor de groepen 3 t/m 8 zijn daar nu de Cito-toetsen en leerlingvolgsystemen voor.
Niet alle veranderingen zijn verbeteringen en soms kan men zich afvragen In hoeverre ze zijn ingegeven door de drang van de hedendaagse bedenkers om maar te willen veranderen. Wanneer een basisschoolleerling, dus ook een kleuter, iets achterloopt in zijn ontwikkeling, wordt de oorzaak gezocht en tracht men het kind te helpen. Nog vrij recent werd daarvoor “remedial teaching” (RT) ingezet. Kinderen die wat achterliepen kregen wat extra begeleiding door “RT-leerkrachten”. Mede door het passend onderwijs, maar ongetwijfeld ook door personeelsgebrek, is deze vorm van ondersteuning op veel scholen verdwenen. Dat is erg jammer, want zo vallen er kinderen, die juist die extra aandacht nodig hebben, uit de boot. Zij missen dan net dat ene “zetje” in de rug, om door te gaan naar het voor hen meest geschikte vervolgonderwijs.

Na het tweede of derde leerjaar van de Pabo vinden een of meer specialisaties plaats. In de leeftijd specialisatie kiest een student voor het jongste kind (groep 1 t/m 4) of voor het oudste kind (groep 5 t/m 8) en breidt zijn of haar kennis uit over het lesgeven aan de gekozen doelgroep. In de vakspecialisatie specialiseert de student zich in een bepaald schoolvak of vakgebied.  Studenten die gekozen hebben voor het jonge kind verwerven de bevoegdheid  om óók les te geven aan hogere groepen. Waarschijnlijk gaat dit in de toekomst overigens veranderen.
Vanuit het onderwijsveld en vanuit de Tweede Kamer is de wens geuit om tot een sterkere specialisatie te komen. Daarom zijn er in september 2020 op zes hogescholen pilots gestart, die het mogelijk maken om een specifieke opleidingsroute te volgen, gericht op het jonge kind (JK) of het oudere kind (OK).

Breng je kind discipline bij

Discipline is een belangrijke vaardigheid die kinderen nodig hebben om succesvol te zijn in het leven. Het helpt hen om te gaan met hun emoties, verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen gedrag en om doelen te stellen en te bereiken. Er zijn veel verschillende manieren om kinderen discipline bij te brengen, en hier zijn een paar tips die kunnen helpen:

Wees duidelijk over je verwachtingen. Leg je kind duidelijk uit wat je van hem verwacht en waarom. Dit zal je kind helpen om te begrijpen waarom het zich gedisciplineerd moet gedragen.
Wees consistent. Kinderen leren het beste door consistentie. Als je duidelijke regels en verwachtingen hebt en deze consequent toepast, zullen kinderen leren dat je serieus bent over discipline.
Wees positief. Focus op het positieve gedrag van je kind en beloon het voor zijn goede keuzes. Dit zal je kind motiveren om zich gedisciplineerd te gedragen.
Wees geduldig. Discipline kost tijd en moeite. Het is belangrijk om geduldig te zijn met je kind en hem de kans te geven om te leren.
Wees een rolmodel. Kinderen leren door te kijken naar hun ouders. Als je wilt dat je kind gedisciplineerd is, is het belangrijk dat je zelf een voorbeeld bent.

Om kinderen zelfdiscipline bij te brengen dient men hen voldoende zelfbeheersing bij te brengen. Hen ook leren dat er consequenties vastzitten aan bepaalde acties. Voor het bijbrengen van discipline is soms een zekere druk nodig, die je beslist niet uit de weg moet gaan als je kind deze als onaangenaam ervaart. Natuurlijk wil je de relatie met je kind goed houden, maar je kunt ze nou eenmaal niet altijd alleen maar “pleasen”. Leven zonder conflicten is een utopie, dus moet je soms gewoon ingrijpen en je kind corrigeren. Als je duidelijk bent over je verwachtingen is het voor je kind gemakkelijker te begrijpen waarom je regels stelt.

Maak zoveel mogelijk duidelijk wat je van je kind verwacht. Geef bijvoorbeeld aan hoe lang het Tv mag kijken en houd het daaraan. Leg uit dat het in de supermarkt weliswaar mag helpen kiezen, maar dat jij beslist. Maak duidelijk dat zeuren, schreeuwen of huilen je kind niet helpt om alsnog z’n zin te krijgen en houd je daaraan! Zorg daarom wél dat je volledig achter je eigen keuzes staat, want niets is dodelijker voor discipline dan achteraf tóch toegeven aan het drammerige gedrag van je kind.
Oké, een enkele keer toegeven toont aan dat je ook maar een mens bent, maar maak er beslist geen gewoonte van!

Leer je kind dat het niet altijd recht heeft op jouw aandacht. Breng het bij dat het je niet moet onderbreken als je met iemand in gesprek bent. Bijvoorbeeld met de juf of met een andere ouder.
Is er iemand aan het woord, leer je kind dan te wachten met reageren tot er ruimte komt voor een reactie. Zo leert het dat zijn/haar eigen mening weliswaar belangrijk is, maar ook die van de ander.

Er zijn nog talloze andere manieren waarop je als ouder je kind discipline kunt bijbrengen, ook al in de kleuterfase. Enkele aspecten staan ook beschreven in deze blog over leren en opvoeden.

Montessori onderwijs

Het Montessorionderwijs is een onderwijsmethode die rond 1900 is ontwikkeld door de Italiaanse arts en pedagoge Maria Montessori. Zij ging ervan uit dat de eerste levensjaren van groot belang zijn voor de ontwikkeling van een kind. Zij ontwikkelde haar eigen materiaal en hechtte veel belang aan het betrekken van peuters en kleuters in het huishouden. Tot op vandaag wordt haar methodiek nog als actueel en relevant beschouwd. Het is gebaseerd op het idee dat kinderen van nature nieuwsgierig en leergierig zijn en dat ze het beste leren door te doen.
De Montessorimethode is gericht op het ontwikkelen van de zelfstandigheid, creativiteit en sociale vaardigheden van kinderen.

Enkele kenmerken van het Montessorionderwijs zijn:

Zelfstandig leren: Kinderen kiezen zelf hun werk en bepalen zelf hoe lang ze eraan werken.
Praktische activiteiten: Er wordt gebruik gemaakt van activiteiten die zijn gericht op het ontwikkelen van de zintuigen, de motoriek en de cognitieve vaardigheden van kinderen.
Orde en structuur: Om kinderen te helpen zich gefocust en gemotiveerd te voelen zijn Montessorischolen zeer ordelijk en gestructureerd.
Natuur: In het onderwijs wordt relatief veel aandacht besteed aan de natuur.
Samenwerking: Ook wordt kinderen geleerd om samen te werken en elkaar te helpen.
Het Montessorionderwijs is een populaire onderwijsmethode die wordt gebruikt over de hele wereld.

Het montessorionderwijs gaat ervan uit dat een kind een natuurlijke en noodzakelijke drang tot zelfontwikkeling heeft. De leerkracht volgt deze ontwikkeling biedt daarvoor de juiste omgeving en materialen aan. Zo leert een kind zo veel mogelijk in zijn eigen tempo.
De kinderen werken veel zelfstandig en in kleine groepjes, maar krijgen ook af en toe klassikaal les. Ook werken ze vaak met planners waarin ze bijhouden welke werkjes ze hebben gemaakt en wat ze nog moeten doen. Dit bevordert hun zelfstandigheid en geeft hen inzicht in hun eigen leerproces. Kinderen worden op een montessorischool altijd in een klas gezet met leerlingen van drie leeftijdsgroepen, wat als belangrijk wordt beschouwd voor hun harmonische ontwikkeling. Zo krijgt een kind immers de ervaring eerst de jongste, dan de middelste, en de oudste te zijn.
De Montessorimethode maakt gebruik van speciaal ontwikkelde leermaterialen, afgestemd op verschillende leeftijden en ontwikkelingsfasen. Eigenschappen van deze materialen zijn ondermeer:

Controle van de fout: het lesmateriaal maakt direct duidelijk wanneer een kind iets fout heeft gedaan. Daardoor krijgt het kind zelf inzicht in wat het fout heeft gedaan en hoe het dit kan verbeteren.
Centraal stellen van één vaardigheid: Bijvoorbeeld ordenen van klein naar groot met de roze toren.
Het gebruik van natuurlijke lesmaterialen: Bijvoorbeeld hout en stof.

De meeste montessorischolen hebben (in de kleutergroep) de volgende montessorimaterialen:

Zintuigelijk materiaal, zoals o.a. gehoorkokers, de bruine trap, roze toren en kleurspoelen;
Taalmateriaal, zoals o.a. schuurpapieren letters en taalsymbolen;
Rekenmateriaal, zoals o.a. het gouden materiaal (telkraaltjes), de honderdketting en rekenstokken;
Kosmisch materiaal, zoals o.a. insteekkaarten landen en vlaggenstandaard.(voor bovenbouw)

Te verwachten vervolgonderwijs

Niveauverschillen

De eerste “prestaties” van je kleuter zeggen uiteraard nog niets over het verdere verloop van zijn of haar schoolcarrière. Tóch bestaan er tussen jonge kinderen vaak al opmerkelijke niveauverschillen.
Het zou onverstandig zijn om als leerkracht van groep 1–2 al ver op de zaken vooruit te lopen, maar intuïtief voelt deze vaak wel aan welke kinderen mogelijk naar HAVO of VWO zullen doorstromen en welke naar het VMBO.

Geduld

Als ouder wil je graag dat je kind het goed gaat doen op school. Op de basisschool komen ze voor het eerst in een omgeving waar prestaties er langzaamaan toe gaan doen. Als je kind eenmaal een beetje gewend is in groep 1 wordt het uitgedaagd om zich spelenderwijs te ontwikkelen. Het uitdagen is in de kleutertijd véél belangrijker dan het toetsen. Dat komt allemaal later wel! Pas als beslist moet worden of een kind naar groep 2 of 3 kan wordt gekeken of het daaraan toe is. Daarbij spelen dan meestal niet alleen kennis en vaardigheden een rol, maar vooral ook de leeftijd, de zelfredzaamheid en de omgang met anderen. Bijvoorbeeld de andere kinderen en de leerkrachten. Het is prettig als je dan als ouder te horen krijgt dat je kind zich al goed aanpast, goed meedoet en misschien al wat slimheid laat zien. Voor echte conclusies is het dan nog veel te vroeg.

Achterstand

Nogal wat kinderen laten niet direct zien wat ze al in hun mars hebben. Misschien zijn ze verlegen of moeten ze wennen aan de andere kinderen. Soms kunnen fysieke beperkingen een rol spelen, zoals doofheid of bijziendheid. Het kan voorkomen dat die niet tijdig worden opgemerkt, en daardoor al tot een zekere achterstand kunnen leiden. Een kind dat bijvoorbeeld woorden niet goed verstaat zal die ook niet goed uitspreken. Soms ontdekt dan de logopedist dat het niet goed hoort. Vaak kan slecht horen gemakkelijk verholpen worden. Vanzelfsprekend kan ook bijvoorbeeld bijziendheid het leren in de weg staan. Een bril is dan meestal de oplossing. Ook kan een kind een taalachterstand hebben. Bijvoorbeeld als het in een andere taal dan het Nederlands zijn opgevoed. Misschien is het wel heel erg pienter, maar begrijpt het vragen of uitleg niet en kan het zich niet goed uitdrukken.
Dit soort belemmeringen kunnen het voor de leerkracht lastig maken om zicht te krijgen op de mogelijkheden van een kind en de mate waarin het zich ontwikkelt.

Voorlopers

Zoals eerder aangegeven krijgt de leerkracht soms al vroeg een redelijk beeld van de mogelijkheden van je kind. En – eerlijk is eerlijk – vaak valt de appel niet ver van de boom. Het opleidingsniveau van de ouders zegt vaak ook wel iets over het te verwachten niveau van hun kroost. Maar niets is zeker. Net zomin overigens als de vergelijking met een ouder broertje of zusje. Ieder kind is een zelfstandig individu, met een eigen karakter, aanleg en interesse. Geen twee kinderen zijn exact hetzelfde, zelf niet binnen een gezin. Bovendien kan een kind met een relatief hoge intelligentie door allerlei oorzaken achterblijven. Bijvoorbeeld door een gebrek aan voldoende uitdaging, of door gebrekkig sociaal gedrag. Onder andere daarom is het heel belangrijk dat een school voldoende aandacht heeft voor hoogbegaafde kinderen.

Remmende factoren

Sommige kinderen die uitstekend meekomen in de eerste klassen van het basisonderwijs kunnen later te maken krijgen met stagnaties. Bijvoorbeeld door problemen thuis, door een verhuizing, door gebrek aan motivatie of concentratie. Maar ook doordat ze bijvoorbeeld niet goed kunnen opschieten met een of meer kinderen uit de klas. Misschien worden ze gepest of anderszins in hun doen en laten belemmerd. Al deze zaken maken dat het weleens erg voorbarig kan zijn om te vroeg conclusies te trekken over het niveau van kinderen en over hun toekomstige schoolkeuze.

Pas op voor vooroordelen

Een eerlijk oordeel

Mensen hebben vaak vooroordelen. Vage aannames, die feitelijk niet echt goed zijn onderbouwd. Eventuele vooroordelen van de leerkracht(en) kunnen een grotere rol spelen bij de beoordeling van je kind dan je wellicht zult denken. Probeer deze eventueel tijdig te signaleren en bespreekbaar te maken. Voordat je het weet kunnen vooroordelen een eigen leven gaan leiden en het gedrag en de keuzes van de school negatief beïnvloeden.

Soorten vooroordelen

Het kan voorkomen dat van een kind met anderstalige ouders ten onrechte wordt aangenomen dat het niet goed kan leren, vooral als het moeite heeft met de Nederlandse taal. Veel hoogbegaafde kinderen worden negatief beoordeeld, vanwege hun sociale gedrag. Bijvoorbeeld hun moeizame contact met de andere kinderen. Ook kunnen tijdelijk barrières, zoals doofheid of bijziendheid de oorzaak vormen voor een relatief lage beoordeling van de intelligentie van een kind of het vermogen om te leren.

Tweetalig

Steeds meer kinderen groeien tweetalig op. Hier ligt een flinke uitdaging voor het onderwijs. Bijvoorbeeld als een kind in groep 1 van de basisschool geen enkel woordje Nederlands beheerst.  De ouders spreken thuis geen Nederlands en de zomervakantie brengen ze met hun kinderen door in hun land van herkomst. Hun goed recht, maar niet bepaald ideaal om hun kind Nederlands te leren spreken en vooral begrijpen! Als een kind desondanks, na verloop van tijd tóch goed mee kan op een school waar in het Nederlands wordt onderwezen is een geweldige prestatie!
Wanneer bijvoorbeeld in groep 3 en hoger zogenaamde “niveaugroepjes” worden gevormd bestaat het gevaar dat het kind in een relatief “zwak” groepje wordt geplaatst. En waarom zou het zich dan ook niet daarnaar gaan gedragen? Vooral als de ouders geen of gebrekkig Nederlands spreken loert hier het gevaar dat een kind ten onrechte als een “achterblijvertje” wordt gezien én behandeld.
Leerkrachten zijn doorgaans voldoende professioneel, maar ouders mogen gerust af en toe om een nadere uitleg vragen.

Lastig kind

Door allerlei oorzaken, zoals bezuinigingen en een groeiende bureaucratie, staan er steeds minder leerkrachten voor de klas. De groepen worden groter en de ondersteuning minder! Ook werken veel leerkrachten parttime. Dat kan ten koste gaan van de aandacht voor individuele verschillen tussen kinderen. Is een kind “lastig” van aard of ligt de oorzaak dieper? Ligt die bijvoorbeeld in de opvoeding of problemen thuis, of in de drukte in de klas of pestgedrag van medeleerlingen? Als de oorzaak niet wordt onderkend kan die ook niet worden aangepakt. Een goed gesprekje van de leerkracht met het kind kan vaak al heel verhelderend werken. Vooroordelen als zou het kind “dom” of “lastig” zijn kunnen daarmee eventueel worden weggenomen. Zo kunnen hoogbegaafde kinderen bijvoorbeeld ongeïnteresseerd lijken bij gebrek aan uitdagingen. Of ze gaan ze bewust onderpresteren om geen “uitslover” te lijken. Door hun hogere denkniveau hebben ze vaak geen klik met de andere kinderen en gaan ze gedrag vertonen dat door de leerkracht onterecht als “lastig” wordt gezien.

Oudergesprekken

Scholen houden de vorderingen van je kind bij in een leerlingvolgsysteem, dat onder andere wordt geraadpleegd bij de overdracht naar een nieuwe leerkracht. Meestal gaat deze in eerste instantie uit van zijn of haar eigen ervaringen, maar soms worden die getoetst aan het leerlingvolgsysteem. Het zou heel vervelend zijn als vooroordelen, zoals hiervoor genoemd, daardoor een eigen leven gaan leiden. Voor jou duurt het nog wel even voordat je een geschikt type vervolgonderwijs voor je kind moet kiezen, maar tóch is het verstandig om al vroeg te letten op mogelijke vooroordelen bij de leerkracht(en) van je kind. Praat er bijtijds over en aarzel niet de zaken bij de naam te noemen.
Vraag eventueel gerust eens of je het leerlingvolgsysteem mag inzien. Daar heb je als ouder recht op!

Vooral wanneer je kind al vroeg door vooroordelen wordt onderschat bestaat het gevaar dat de school onvoldoende zijn of haar competenties gaat aanspreken. Overdreven gesteld: “Och, daar zit toch niet meer in, dus waarom ons druk maken?” Vooral op scholen die veel kinderen afleveren op bijvoorbeeld HAVO en VMBO niveau is het verstandig als ouders zich afvragen of hun kind niet wordt onderschat en of het wel voldoende uitdagingen krijgt. Voel je altijd vrij om daar als ouders bijtijds met de leerkrachten over te praten. Het gaat tenslotte om jouw kind!

Gedragsproblemen

Ontwikkelingsstoornis

Kan je kind niet met de rest van de klas meekomen? Soms is er sprake van een ontwikkelingsstoornis, die al vroeg kan worden onderkend. Maar pas op voor te vroege conclusies en voor een etiket dat je kind misschien nog jarenlang met zich kan meedragen. Een verstandige leerkracht laat het stellen van diagnoses, zoals ADHD, ADD, PDD nos, dyslexie, dyscalculie, maar ook bijvoorbeeld hoogbegaafdheid aan specialisten over. Zeker bij jonge kinderen is het speculeren over dit soort afwijkingen doorgaans zinloos en verwarrend.

Afwijkend gedrag

Sommige kinderen zijn stil, andere druk en onrustig. Sommigen zijn wat dromerig en anderen juist heel alert. Ieder kind is dan ook anders in karakter en aanleg. Soms kost het veel moeite om een kind te laten wennen aan de vereiste discipline in de klas en soms “heb je er geen kind aan”. Meestal past een kind zich snel aan, maar in uitzonderlijke gevallen vertoont een kind zo’n afwijkend gedrag dat de leerkracht de hulp van een deskundige inroept. In dat geval wordt eerst intern binnen de school naar het kind gekeken. Externe deskundigen worden alleen in overleg met de ouders ingeschakeld. Daar gaat altijd het nodige overleg aan vooraf en niets gebeurt zonder toestemming van de verantwoordelijke ouder(s).

Mijn kind is “anders”

Vaak voelen ouders zélf al vrij vroeg aan als hun kind “anders” is. Soms ook gaan bijvoorbeeld de leidsters van de peuterspeelzaal of de kleuterleerkrachten van de basisschool hierover met hen in gesprek. Meestal is er dan vooralsnog geen enkele reden tot bezorgdheid. Het gedrag van vooral kleuters is vaak nog niet erg consistent, zodat er meestal niet veel conclusies aan verbonden kunnen worden. Wacht daarom liever het oordeel van deskundigen af. Dat geldt overigens ook voor bijvoorbeeld hoogbegaafdheid, waarop in dit artikel niet verder wordt ingegaan.

Etiket

Mocht bij je kind eventueel een leer- of ontwikkelingsstoornissen worden vastgesteld, dan vergaat de wereld niet! Menige volwassene van nu zou blij geweest als destijds zijn of haar onderwijzers hadden ingezien dat hij of zijn niet “lui” of “dom” was, maar bijvoorbeeld ADHD of een andere stoornis had. Toch is het belangrijk kinderen geen “etiket” op te plakken. Laat het feit dat je kind een leer- of ontwikkelingsstoornis heeft nooit een vrijbrief zijn om daarin te berusten. Laat de houding “ik kan dat niet en hoef het niet te proberen, want ik heb ADHD” nooit het gedrag van je kind gaan bepalen. Zo’n slachtofferrol zou de ontwikkeling van je kind dan weleens meer in de weg kunnen staan dan de stoornis zelf. Hoewel dit artikel niet is bedoeld om leerstoornissen of afwijkingen van kinderen te beschrijven, onderstaand toch een zeer summier overzicht.

ADHD

Vaak komt druk gedrag van een kind voort uit het karakter of de opvoeding. Slechts in uitzonderlijke gevallen heeft een kind bijvoorbeeld ADHD. Kinderen met ADHD zijn vaak impulsief, kunnen moeilijk blijven zitten of op hun beurt wachten en kunnen niet rustig spelen. Ze praten overdreven veel, vallen anderen in de rede en luisteren niet naar wat zij zeggen. Vaak hebben ze ook vaak geen oog voor gevaren en risico’s. Een variant op ADHD is ADD, waarbij kinderen juist dromerig, passief en teruggetrokken kunnen zijn. ADHD heeft overigens beslist niet alleen negatieve kanten.

Dyslexie en dyscalculie

Circa 4 procent van alle Nederlanders ondervindt de gevolgen van dyslexie, ook wel woordblindheid genoemd. Lezen, spellen en schrijven gaan dan moeizaam, terwijl men een gemiddelde intelligentie bezit. Deze stoornis is in grote mate erfelijk bepaald. Nauw verwant aan dyslexie is dyscalculie; een leerstoornis op het gebied van rekenen en ruimtelijk inzicht. Dyscalculie kan erfelijk zijn of een gevolg zijn van bijvoorbeeld een hersenbeschadiging.

Autisme

Een vrij ingrijpende ontwikkelingsstoornis is Autisme. Het kind heeft dan moeite met het houden van overzicht. Communiceren en sociaal contact verlopen moeizaam en vaak vervallen kinderen in een star patroon van steeds terugkerende bezigheden. Mensen bij wie autisme is vastgesteld zijn vaak meer of juist minder gevoelig voor bepaalde prikkels, zoals geluid of pijn. Autisme kent vele vormen. We spreken dan van “Autisme Spectrum Stoornis” (ASS).

Op internet kunt u meer informatie vinden over de diverse afwijkingen.

http://www.gedragsproblemen-kinderen.info/

https://www.samensterkzonderstigma.nl/

https://www.hersenstichting.nl/

http://www.dyslexieweb.nl

https://www.balansdigitaal.nl/

http://gedragsproblemenindeklas.nl/

http://www.autisme.nl/

Rouwverwerking bij kleuters

Rouwverwerking bij kleuters (deel 1)

Ouders zouden hun kind het liefst beschermen tegen iedere vorm van verdriet en pijn, maar soms is dat onmogelijk. Bijvoorbeeld als iemand uit de directe omgeving van het kind overlijdt. Opa of oma, of nog dichterbij een van de ouders of een broertje of zusje. Het zal niet gemakkelijk zijn, maar Je kunt je kind helpen het verlies te aanvaarden en de pijn te verwerken. Ook kun je je kind helpen zich aan te passen aan een leven zonder de overledene, het verlies geleidelijk een plaatsje te geven en de draad van het leven weer op te pakken.

Kleuters hebben maar een beperkt begrip van de dood. Ze beseffen dat dood en verdriet met elkaar te maken hebben, maar bijvoorbeeld niet dat de dood onherroepelijk is en in sommige gevallen hun leven (heel) direct kan raken. Daarom is het belangrijk je kind helder uit te leggen wat er gebeurd is. Vertel de feiten en omstandigheden van het overlijden, ook als die dramatisch zijn. Wees zorgvuldig in de manier waarop je dit doet en probeer zo eerlijk mogelijk antwoord te geven op alle vragen.

Wat kan je kind bevatten?

Houd rekening met wat je kind al kan bevatten. Het begrippenkader van jonge kinderen is vaak nog heel beperkt. Kleuters halen vaak werkelijkheid en fantasie nog sterk door elkaar. Ze hebben nog geen direct besef van wat er feitelijk gebeurt. Zo nemen zij uitspraken bijvoorbeeld vaak letterlijk. Als je bijvoorbeeld zegt “die papa en mama hebben een kind verloren” dan denkt een kleuter misschien “waarom gaan ze dan niet zoeken?”

Kinderen van alle leeftijden, dus ook kleuters, zijn onder de indruk van het verdriet van hun ouders en begeleiders en worden daardoor uiteraard ook beïnvloed. Vertel kinderen daarom zoveel mogelijk over de feiten en omstandigheden van het overlijden, ook als die omstandigheden dramatisch zijn. Houd er daarbij rekening mee dat de fantasie van kinderen veel erger kan zijn dan de werkelijkheid.

Afhankelijk van de situatie is het vaak goed je kind(eren) zoveel mogelijk te betrekken bij alles wat geregeld moet worden. Vooral als je kinderen altijd een nauwe band hadden met de overledene is hun inbreng belangrijk. Om hun betrokkenheid bij het afscheid te vergroten kun je ze bijvoorbeeld taken geven. Ga in ieder geval afscheid nemen van de overledene, ook wanneer je kind(eren) daar tegenop zien. Praat daar met hen over, maar gebruik geen onnodige dwang.

Neem je kind mee naar de condoleance (maar vermijd het bekijken van de overledene). Dit is niet alleen een belangrijke stap om het overlijden een plaatsje te geven, maar het leert ook van verdriet, troosten en getroost worden. Lees ook eens een boek voor over doodgaan. Kleuters identificeren zich altijd met hoofdpersonen uit boeken. En vaak wordt er ook, begrijpelijk voor kinderen, uitleg gegeven. Zie onderaan dit stuk enkele bruikbare (prenten)boeken.

Aangepaste dienst

Neem je kleuter gerust mee naar de uitvaartdienst, zeker als deze is aangepast aan de aanwezigheid van kinderen. Dat geldt met name bij de uitvaart van bijvoorbeeld opa of oma of anderen die een belangrijke rol in het leven van je kind hebben gespeeld.

Vooral wanneer het over een van de ouders gaat of over een broertje of zusje is het raadzaam met degene die de afscheidsdienst leidt te overleggen om deze af te stemmen op de aanwezigheid van kinderen. Dat bijvoorbeeld af en toe het woord rechtstreeks tot de kinderen gericht wordt. Misschien kunnen de kinderen zelfs een kleine taak krijgen in de dienst, zoals het aansteken van de kaarsen of het rond de kist leggen van de bloemen of het loslaten van witte ballonnetjes bij het graf.

Als je als ouder sterk emotioneel bij de overledene betrokken bent is het misschien raadzaam tijdens de afscheidsdienst iemand in de buurt te hebben die mede toezicht op de kinderen houdt.

Na het feitelijke afscheid is de periode van rouw niet afgelopen en de pijn nog niet verwerkt. Daarna zullen ouder(s) en kind(eren) zich moeten aanpassen aan een leven zonder de overledene. Ook is er tijd nodig om de overledene emotioneel een plaats te geven en de draad van het leven weer op te pakken. Vanaf 20 november 2017 meer daarover in een volgend bericht.

Ook is het verstandig de school en juf /meester op de hoogte te brengen . Zij kunnen vaak in de klas meehelpen het rouwproces te verzachten; door er met elkaar over te praten, eventuele boeken over doodgaan aan te bieden, een stiltehoek  creëren met kaarsje en/of foto. Om op die manier het kind  toch wat meer besef bij te brengen en er mee leren om te gaan.

BOEKEN VOOR KLEUTERS EN KINDEREN TOT 8 JAAR

Als je dood bent, word je dan nooit meer beter? / P. Breebaart en J. Breebaart. – Rotterdam : Lemniscaat, 1993
Prentenboek waarin wordt verteld wat het konijntje Fred voelt en meemaakt als zijn kleine broertje Joep onverwacht ziek wordt en dood gaat. Zijn dood, de begrafenis en de zorg van allemaal wordt beschreven. Het verhaal ontstond na de dood van de tweejarige Remi, het zoontje en broertje van Piet en Joerie.

Lieve oma pluis,
Dick Bruna. – Amsterdam : Mercis publishing, z.j.
Oma Pluis is dood en ook opa heeft verdriet. Oma wordt begraven en Nijntje gaat af en toe haar graf mooi maken.

Doodgaan is geen feest. Over doodgaan, cremeren en rouwen. / Riet Fiddelaers-Jaspers, ill. Jet Willems – Heeze : In de Wolken, 2003
In vrijwel alle kinderboeken over de dood wordt de overledene begraven terwijl de helft van de kinderen met crematie te maken krijgt. In dit prentenboek wordt aan de hand van de dood van een papa ingegaan op wat doodgaan is, op cremeren en op het rouwen van kinderen.

Gewoon met z’n drieën / Alma Post. – Amsterdam : Sjaloom, 1997
Na het overlijden van de papa van Siem en Tom moeten de twee jongens er zich samen met hun moeder doorheen slaan. De pijn van het gemis is in het boekje af en toe sterk voelbaar. Door eenvoudig, helder taalgebruik met korte zinnen is het boekje geschikt om voor te lezen vanaf vier jaar en zelfstandig te lezen vanaf acht jaar.

Nooit meer is voor altijd / Tannia Sels, ills. Joke Pype. – Hasselt : Clavis, 2000
De papa van Lotte is dood gegaan. ‘Papa komt nooit meer bij ons terug,’ zegt mama. Maar hoe lang is nooit meer? Prentenboek om met kinderen bespreekbaar te maken wat er verandert thuis en op school na de dood. Vooral de depressie van de moeder wordt goed in kindertaal uitgelegd.

Derk Das blijft altijd bij ons, Susan Varley. – Rotterdam : Lemniscaat, 1984
Derk Das is een vriend van alle dieren. Hij is al oud en hij weet dat hij niet lang meer kan blijven. Hij droomt dat hij door een tunnel gaat en niets meer van ouderdom voelt. De dood van Derk Das is een schok voor alle dieren, maar het helpt als velen over hun problemen praten en kunnen lachen om de herinneringen.

– Kikker en het vogeltje, Max Velthuijs. – Amsterdam : Leopold, 1991
Kikker vindt een vogeltje aan de kant van de weg. Haas vertelt hem dat de vogel dood is en dan gaan ze met de andere dieren de vogel begraven. Daarna spelen ze samen verder.

Ik mis je, Paul Verrept. – Hasselt : Clavis, 1998
Een prentenboek met prachtige tekeningen. Wat is missen? Mis je je vriendinnetje als dat gaat verhuizen? Mist opa oma die dood is? En is dat hetzelfde? Als je je vriendin mist, ga je gewoon op bezoek. Dus doe je dat ook bij oma? En waarom kan dat niet? Wel naar het kerkhof natuurlijk. En gelukkig zijn er mensen die je vasthouden en troosten als je verdriet hebt. Een boek dat kracht uitstraalt door de eenvoud.

Dat is heel wat voor een kat, vind je niet? / J. Viorst. – Haarlem : Gottmer, 1992
Als Roetje de poes is gestorven, heeft zijn baasje erg veel verdriet. Door tien dingen te verzinnen waarom hij zijn poes zo lief vond, verwerkt hij zijn verdriet. Hij weet negen dingen te noemen, maar het tiende is moeilijker. Tot dat hij of zij bedenkt dat de dood van Roetje meehelpt om te zorgen voor de bloemen, de bomen en het gras. Dat is het tiende ding, en dat is heel wat voor een kat, vind je niet?

Een opa om nooit te vergeten, Bette Westera, ills. Harmen van Straaten.- Amsterdam: Hillen, Leuven : Davidsfonds/Infodok, 2000
Een prentenboek voor kinderen vanaf vier jaar. Het boek begint op de dag van de uitvaart van de opa van Joost. Er gebeurt van  alles dat Joost nog nooit meegemaakt heeft. Hij heeft veel vragen ‘is het donker in de kist, doet dood gaan pijn?’ maar heeft toch vooral veel herinneringen. En als de tranen komen helpt de zakdoek van opa.

Het misverstand van de “tablet school”

Het misverstand van de “tablet school”

Computers en tablets zijn volkomen terecht niet meer weg te denken uit het basisonderwijs, ook aan kleuters. Maar hoe ver wil je gaan met ICT in de klas? Opiniepeiler Maurice de Hond introduceerde in Nederland de zogenaamde Steve Jobs scholen; basisscholen waar het gebruik van ICT centraal staat. De afgelopen 4 jaren zijn in Nederland circa 46 basisscholen op deze werkwijze overgestapt, waarvan er inmiddels 25 met de methode zijn gestopt. Al belangrijkste reden wijzen ze op de hoge kosten die met het concept gepaard gaan.

Er zijn echter ook berichten dat zowel bij de ontwikkelaars als de gebruikers van de “Steve Jobs methode” er nogal grote verschillen van mening bestaan over de ingeslagen weg. Sommige scholen zijn zeer tevreden, maar kennelijk geldt dat niet voor de bijna 50 procent afhakers.

Doorgeslagen

Er is alle reden voor wantrouwen als buitenstaanders zich gaan bemoeien met de aanpak en de inhoud van het onderwijs, ook als ze verstand hebben van ICT. Je laat toch ook niet je blindedarm verwijderen door een slager, hoe handig die ook het mes hanteert. Maurice de Hond zei tegen de Volkskrant “Onze methode werkt niet als je het half doet.” En dáár liggen nou precies de grootste bedenkingen tegen de scholen waar ICT centraal staat. Namelijk, het gevaar dat scholen doorslaan in hun geloof in de automatisering.

Geleidelijk

Het is heel positief als ook kleuters vertrouwd raken met bijvoorbeeld de PC en tablet. Mocht de school die mogelijkheid (nog) niet bieden, dan doen de ouders dat wel. De kinderen genieten van de kleurige spelletjes, muziekjes, filmpjes etc. Zonder menselijke hulp zijn ze interactief in de weer.
Wat is er meer geschikt voor onderwijs dan een spelletje waarbij een kind 1 op 1 met de PC of tablet zijn grenzen kan verleggen? Vooral als dat spelletje ook nog de resultaten vastlegt en analyseert. Wanneer het de sterktes en zwaktes beoordeelt en nog eens een filmpje met uitleg laat zien, gevolgd door nieuwe “uitdagingen”. Dit is nog maar een kleine greep uit de mogelijkheden. Heel belangrijk is dat ze geleidelijk in het onderwijs worden ingepast in de bestaande werkwijze.

Revolutionair

Telkens dienen zich nieuwe onderwijsstromingen aan die ongeveer alle gangbare normen overboord zetten. Nieuwe inzichten worden dan opeens zo rigoureus doorgevoerd dat de consequenties niet of nauwelijks te overzien zijn. Vaak verdwijnen ze nog sneller dan ze gekomen zijn, omdat ze volkomen voorbijgaan aan de kennis en ervaring die het onderwijsveld in vele generaties heeft opgebouwd.

Het leidt geen enkele twijfel dat de informatie- en communicatietechnologie de komend decennia een verdere revolutie teweeg zullen brengen, óók binnen het basisonderwijs! Maar hardlopers zijn doodlopers. Van de ene dag op de andere overschakelen op een fundamenteel andere aanpak heeft (ook) binnen het onderwijs nog nooit tot iets goeds geleid.

Vaardigheden zoals schrijven, (hoofd)rekenen, ontwikkeling van de grove en fijne motoriek, sociale vaardigheden etc. zijn en blijven onontbeerlijk, ook in een maatschappij met de meest geavanceerde technologie. Wie denkt het onderwijs van de ene op de andere dag revolutionair te gaan veranderen zal bedrogen uitkomen. Vernieuwingen zéker! Maar wél geleidelijk en met voldoende draagvlak bij alle betrokkenen. Feitelijk heeft zich onder de basisscholen de afgelopen jaren al een geleidelijke “digitale revolutie” voltrokken. Moderne communicatiemiddelen als een website, Facebook, E-mail en dergelijke deden hun intrede, maar ook bijvoorbeeld leerlingvolgsystemen en dergelijke.
Uitzonderingen daargelaten lopen de basisscholen daardoor, qua organisatie en onderwijsaanbod prima in de pas met de ICT-ontwikkelingen van deze tijd. Er is vooralsnog geen enkele reden om te vrezen dat de kinderen die vandaag de basisscholen bevolken onvoldoende worden voorbereid op de maatschappij van morgen.

Kringloopwinkel

De kringloopwinkel

Het meeste baby-, peuter- en kleuterspeelgoed wordt maar korte tijd gebruikt, vaak door meerdere kinderen uit het gezin. Jonge ouders geven uiteraard het liefst nieuw, ongebruikt speelgoed, maar dat is niet altijd mogelijk en bovendien niet altijd nodig! Breng eens een bezoekje aan een ruilbeurs voor kinderspeelgoed of -kleding en/of ga eens naar de kringloopwinkel. Dat scheelt vaak veel geld en is bovendien beter voor het milieu.

Sociale functie

Kringloopwinkels zijn niet alleen bedoeld om afgedankte goederen die nog niet versleten zijn een “tweede leven” te geven. Ze bieden meestal ook werkgelegenheid aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Mensen dus, die moeite hebben om in het reguliere bedrijfsleven een baan te vinden. Kringloopwinkels hebben doorgaans een sociale functie en zijn niet primair gericht op het maken van winst.

Kwaliteit

Soms heb je artikelen die nog best goed bruikbaar zijn, maar om een of andere reden overbodig zijn geworden. Je vervangt je tv door een Smart tv, gaat kleiner wonen of erft een complete inventaris. Als je die goederen naar de kringloopwinkel brengt kunnen zij er anderen er heel vaak een groot plezier mee doen. Speelgoed en kinderkleding raken al gauw overbodig en gelukkig kennen steeds meer ouders de weg naar de kringloopwinkel. Een paar dagen later liggen ze fraai uitgestald te wachten op een koper. Artikelen van goede kwaliteit, die vaak behoorlijk prijzig waren gaan voor een appel en een ei van de hand.  Blijven artikelen te lang in de schappen liggen dan worden ze vaak nog eens extra afgeprijsd en soms houdt zo’n winkel een actie om ruimte te scheppen voor nieuwe aanvoer.

Leren

Wie de tijd neemt om af en toe eens de kringloopwinkel binnen te stappen vindt daar vaak heel leuk en leerzaam speelgoed. Opvallend vaak ook educatief speelgoed, zoals puzzeltjes, memoryspellen, allerlei varianten van domino en ganzenbord, kwartetspellen en soms zelfs specifieke educatieve spellen, zoals mini loco en dergelijke. Deze spelletjes worden vaak ook op school gebruikt om je kind spelenderwijs vertrouwd te maken met tellen, spellen, het herkennen van vormen, woordjes en dergelijke. Kijk maar eens in de klas van je kind rond en je ziet talloze voorbeelden. Of vraag er eens naar bij de leerkracht.

Ook kleding

Door af en toe een kringloopwinkel binnen te lopen kun je vaak aantrekkelijke koopjes “scoren” en je kind(eren) een boel leerzaam plezier bieden. Denk niet dat de kringloopwinkel alleen bedoeld is voor mensen met een minimuminkomen. Het is een uitstekende plek om kwalitatief prima artikelen te kopen, die in heel goede staat verkeren en nog heel lang mee kunnen gaan. Niets om je voor te generen dus! Naast speelgoed wordt ook kinderkleding vaak overbodig als die nog lang niet versleten is. Heel goede, eigentijdse kleding vaak waar je kind veel plezier aan kan beleven.

Ruilbeurs en Speel-o-theek

Overigens zijn er naast de kringloopwinkel nog wel meer manieren om goedkoop aan zaken zoals speelgoed en kleding te komen. Bijvoorbeeld bij kleding ruilbeurzen. Maar ook bijvoorbeeld bij de speel-o-theek, waar je speelgoed voor een gering bedrag een tijdje kunt huren. De mogelijkheden variëren per regio en per seizoen. En is er niets te vinden in uw buurt? Kijk dan eens op Marktplaats of organiseer eens met een paar mensen zélf een ruilbeurs voor speelgoed of kleding. Bijvoorbeeld, samen met de school van je kinderen.

Bezuinigingen en werkdruk

Bezuinigingen en werkdruk in het onderwijs

Het basisonderwijs is de laatste jaren vaak in het nieuws vanwege bezuinigingen, te hoge werkdruk, overvolle klassen en de relatief bescheiden salarissen. Wat betekent dit voor je kind als leerling of voor jou als ouder? Wat is er feitelijk op iedere school veranderd en hoe gaan scholen daarmee om?

Lumpsum

Mede door de economische crisis heeft de overheid op allerlei terreinen vrij drastische bezuinigingen doorgevoerd. Vaak werden die bereikt door taken te decentraliseren, in de verwachting dat daarmee veel geld te besparen viel. Zo zijn bijvoorbeeld gemeenten sinds 1 januari 2015 verantwoordelijk voor alle lichtere vormen van zorg en ondersteuning (Wet Maatschappelijke Ondersteuning) én voor vrijwel alle vormen van jeugdhulp (Jeugdwet). Zowel voor als na de invoering van deze overheveling hebben de media veel aandacht besteed aan wat er daarbij mis is gegaan.  Per 1 augustus 2006 is in het basisonderwijs de zogenaamde lumpsum financiering doorgevoerd en mogen de scholen en hun besturen grotendeels zélf beslissen waaraan ze hun geld besteden. Daarover is aanzienlijk minder in het nieuws gekomen.

Zorgleerlingen

Toch hebben deze verandering en de daarmee gepaard gaande bezuinigingen grote gevolgen voor de scholen, die niet in het voordeel van de leerlingen werken. Schoolbesturen ontvangen 1 budget voor personeel en leermiddelen, dat zij naar eigen inzicht mogen inzetten. Daarnaast zijn de eisen aan het basisonderwijs flink toegenomen. Zo is bijvoorbeeld per 1 augustus 2014 een nieuw stelsel voor passend onderwijs doorgevoerd. Daardoor heeft ieder schoolbestuur een “zorgplicht” voor kinderen met leer- en gedragsproblemen, die vroeger naar het speciaal onderwijs werden doorverwezen. De scholen ontvangen daarvoor extra bekostiging, maar in de praktijk worden deze kinderen doorgaans “gewoon” in klassen met soms meer dan 30 leerlingen opgenomen.

Remedial teaching versus plusklas

Omdat “de gemiddelde leerling” niet bestaat wordt in het onderwijs steeds meer nadruk gelegd op het begeleiden van kinderen op hun eigen niveau. Waar een goede leerkracht feitelijk altijd al oog heeft voor de niveauverschillen tussen leerlingen moeten deze verschillen tegenwoordig ook steeds meer formeel worden vastgelegd en gekoppeld aan een individueel ontwikkelingsplan per leerling. Dit leidt tot een forse administratieve rompslomp en werkdruk. Kinderen die ten opzichte van de groep teveel achterblijven konden voorheen rekenen op de ondersteuning van een “remedial teacher”, die hen regelmatig even apart nam om de achterstand zoveel mogelijk in te lopen. Bij de meeste scholen is deze begeleiding inmiddels wegbezuinigd, net als de onderwijsassistenten etc. Vreemd genoeg nemen de scholen die géén extra hulp meer bieden aan de achterblijvers wél hun hoogst begaafde leerlingen apart in een zogenaamde “plusklas”. Ze krijgen daar extra uitdagingen om de leerstof verder te verdiepen.

Normale niveauverschillen

Niveauverschillen tussen leerlingen zijn normaal. Zeker in de kleuterklas, waar meestal de eerste- en tweedejaarsleerlingen om praktische redenen bij elkaar gevoegd worden. Tel daarbij nog eens de instroom op van nieuwe kinderen, door het gehele jaar, en de juf* heeft haar handen vol. (*meesters staan zelden bij de kleuters). Tóch zijn er ook vaak al flinke niveauverschillen tussen kinderen van dezelfde leeftijd. Vaak zijn /worden die verschillen door een alerte leerkracht in de klas zelf aangepakt. Bijvoorbeeld door kinderen even apart te nemen of uit te dagen met eenvoudige opdrachten. Want persoonlijke aandacht en interesse in het kind is vaak een prima vervanger voor de remedial teacher of de plusklas. Het vraagt wel wat extra energie van de vaak toch al overbelaste leerkracht.

« Oudere berichten