Monthly Archives: april 2017

Je kinderen vergelijken

Verschil moet er zijn…

Hoe leuk is het voor je kind als het steeds met zijn of haar broertje(s) of zusje(s) wordt vergeleken? Op zich is daar niets mis mee, maar heeft niet ieder kind het recht om als individu behandeld te worden? Ouders ontdekken bij hun tweede kind al gauw dat het zich wat anders ontwikkelt dan hun eerste kind. Het ene kind leert bijvoorbeeld wat eerder lopen, terwijl het andere eerder leert praten. Het ene kind is egocentrischer en in zichzelf gekeerd en het andere kind is wat socialer.

Waardeoordeel

Dit kan ertoe leiden dat ouders hun ene kind als voorbeeld gaan stellen voor hun andere kind(eren).  Helaas werkt zoiets eerder negatief dan positief. Vooral wanneer je kind regelmatig te horen krijgt dat het “achterblijft” kan het dit gaan opvatten als een verwijt en zeker niet als een aanmoediging om beter te presteren.
Dit soort vergelijkingen passen in het rijtje van foute opmerkingen, zoals: “Kom maar hier, dat kun jij toch niet…” of “Nee, doe maar niet, straks val je weer”. Feitelijk zeg je daarmee “doe maar niets, want bij jou gaat dat toch fout”. Op den duur gaat je kind zich daarnaar gedragen, met de gedachte “tsja, daar ben ik nu eenmaal niet goed in…”

Het is maar de vraag of jouw waardeoordeel terecht is. Misschien presteert het broertje of zusje waaraan je je kind spiegelt wel bovenmatig en presteert het andere kind normaal. Ook kan een kind de dingen waarin het wat achterblijft misschien ruimschoots compenseren met andere kwaliteiten. Uit de ontwikkeling van peuters en kleuters kun je nog niet veel conclusies trekken. Maar zélfs als een kind achterblijft ten opzichte van broertjes of zusjes, dan nog is dat geen bewuste keuze. Misschien zit er gewoon niet meer in, ook als je de indruk hebt dat het zich onvoldoende inspant. Accepteer dat en leer je kind met eventuele beperkingen omgaan.

Lastig kind 

Als je kind zich lastig gedraagt is het begrijpelijk dat je dat negatief beoordeelt. Tóch groeien veel lastige kinderen niet zelden uit tot mondige, intelligente volwassenen. Misschien wel juist omdat ze over “een eigen willetje” beschikken. Vaak bewijzen ze daarmee dat er pit in zit!

Dat betekent uiteraard niet dat je ongewenst gedrag hoeft te accepteren. Zie het liever als een uitdaging je kind te leren wat beter met zijn of haar emoties om te gaan. Dat is overigens ook het eerste wat een goede leerkracht zal doen als je kind zich op school onvoldoende aanpast.

Vergelijken in de klas

De leerkracht op school is doorgaans als geen ander in staat kinderen met elkaar te vergelijken. Het zou niet goed zijn als hij of zij kinderen zou verwijten als ze onderpresteren ten opzichte van hun klasgenootjes. Welnee, die diversiteit is heel gewoon. Het is juist een uitdaging om doorlopend zicht te houden op de ontwikkeling van ieder individueel kind. Zéker bij kleuters, die niet alleen qua aanleg verschillen, maar waar meestal ook nog de groepen 1 en 2 bij elkaar gevoegd worden. Bovendien komen er doorgaans ook nog het hele jaar door nieuwe kinderen bij in groep 1. Nét als thuis is het daarom ook op school belangrijk ieder kind als individu te behandelen. Daar hebben ze recht op!

Kindertekeningen

De ontwikkeling van kindertekeningen


Tekenen hoort bij de ontwikkeling van kinderen. Ze kunnen er hun creativiteit en gevoel in kwijt. Zij verrijken hun fantasie en leren waarnemen.

Geef je een peuter potlood en papier, dan gaat deze ongetwijfeld “tekenen”. Vooraf heeft het geen idee wat het gaat maken, maar gaat direct krassen en krabbels op het papier zetten. Kinderen van die leeftijd tekenen rechte en schuine strepen over en door elkaar. Sommigen maken rondjes of puntjes. In hun fantasie stellen die krassen dieren of mensen voor, maar dat kan zomaar weer veranderen in zonnetjes of regen.

Fasen

De ontwikkeling van het tekenen verloopt bij kinderen in fasen. Een goed voorbeeld daarvan is hoe kinderen telkens betere poppetjes tekenen.

Fase 0: het krassen

Het maken van rechte en schuine lijnen met nog geen voorstelling van wat het gaat worden.

Fase 1: krabbelen en gericht tekenen van (onherkenbare) figuurtjes.
Er is al iets te zien wat lijkt op benen en iets krasserig wat lijkt op een hoofd. (vanaf ± 2 ½ jaar)

Fase 2: de kopvoeter
Wanneer een kind net 4 jaar is en voor het eerst naar school gaat, tekent het vaak kopvoeters. Dit  bestaat 3 fases uit:

  1. Een eenvoudige kopvoeter; een rondje als hoofd en gelijk daaronder strepen als benen, en in het rondje ogen en een mond. (soms met recht opstaande strepen als haar)
  2. Een kopvoeter met meer details; aan de benen (strepen) zitten rondjes (de voeten), en aan de zijkant van het hoofd (het rondje) zitten ook strepen, de armen. Ook kunnen eventuele oren aan het hoofd getekend worden.
  3. Soms zit er een buik/romp in het hoofd getekend.

Fase 3: hoofd/romp tekening bestaande  uit ronde lijnen.

  1. Een eenvoudige hoofd/romp tekening; het hoofd is een rondje en de romp is ook een rondje, maar zit nog niet vast aan elkaar. Ook armen en benen worden nog als strepen getekend. (halverwege groep 1)
  2. Hoofd/romp tekening met meer details; meer haren, een neus erbij, en rondjes als handen.
    (bijna eind groep 1)

Fase 4: hoofd/romptekening met gevulde vlakken;

  1. een roze gezicht (eind groep 1)
  2. De contouren worden getekend en daarna worden de vlakken ingevuld. Het begint al te lijken op een poppetje met hoofd, hals, romp, armen en benen met handen en voeten eraan. Aan het hoofd zijn ogen, oren, neus en mond getekend (begin groep 2)

Potloodhouding

Wanneer peuters gaan tekenen, houden zij hun potlood in eerste instantie meestal in hun vuist vast, voor een stevige grip. Dat is niet de juiste manier, maar als ouder kun je je kind alvast de goede potloodhouding aanleren. Zorg ervoor dat je kind het potlood tussen duim en wijsvinger vastpakt, en de middelvinger onder het potlood houdt. Dit is in het begin niet gemakkelijk en vraagt daarom wat oefening.

Een goede potloodhouding is belangrijk om later goed te leren schrijven. Peuters beschikken nog niet over een verfijnde motoriek, zodat hun beweging bij het tekenen nog vanuit de schouder wordt gestuurd.  Daarom is het raadzaam met grote vellen papier te beginnen, om het kind voldoende bewegingsruimte te geven. Na een tijdje zal het meer controle krijgen, zowel in het vasthouden van het potlood als met de beweging en gaat het kind meer vanuit de elleboog en pols bewegen.

Het is voor peuters ook fijn om met krijtjes, verfkwasten of dikke potloden te oefenen. Hoe meer het oefent hoe fijner de bewegingen worden. (Zie ook bij fijne motoriek).  Soms hebben peuters nog niet echt een voorkeurshand. De ene keer tekenen ze met hun linker en dan weer met hun rechter hand.

Beter herkenbaar 

De figuren die kleuters tekenen worden geleidelijk steeds meer herkenbaar. Mensen krijgen een lijf, bomen een stam met blaadjes. Kleuters  tekenen iets wat ze al weten, maar niet wat ze waarnemen. Ze tekenen een doorzichtig huis met wat meubels of poppetjes erin. Ze tekenen bijvoorbeeld groot wat ze belangrijk vinden. Bijvoorbeeld een poppetje met een grote neus, of een grote vader en een klein kindje of juist andersom. Ook kijken ze wat andere kinderen tekenen en doen dat na. Vaak wordt er op het midden van het blad getekend.

Oudere kleuters maken al een indeling van het papier. Bovenaan wordt de lucht getekend en onderaan de grond. Daartussen tekenen ze een huis, boom, poppetjes en dergelijke.

Ook tekenen ze meer gedetailleerd. Bijvoorbeeld  wimpers en wenkbrauwen, lippen, een mond met tanden, vingers met nagels etc. Zij beginnen wat meer details waar te nemen, beheersen steeds beter de fijne motoriek en raken meer vertrouwd met het tekenen. Naarmate ze ouder worden, zullen zij zich telkens weer gaan  verbeteren.

Het ene kind is het andere niet, dus zullen niet alle kinderen hetzelfde presteren. Bovendien zal het ene kind meer plezier aan het tekenen beleven dan het andere kind. Ook zijn er kinderen die fases overslaan. Zoals ook op andere gebieden ontwikkelt ook hier iedere kleuter zich in zijn of haar eigen tempo.