Monthly Archives: oktober 2017

Halloween

Halloween

Omdat de media er steeds meer aandacht aan besteden dringt de viering van Halloween ook tot sommige scholen door. Maar wat is nou eigenlijk Halloween? Met welke tradities is het omgeven? Hoe “vier” je Halloween en wat voor invloed heeft zo’n griezelfeest op kleuters?

Tradities

Nederland kent nog allerlei feesten en gebruiken die voortkomen uit soms erg oude tradities. Een goed voorbeeld is uiteraard het typisch Hollandse Sinterklaasfeest. Ook zijn er veel nogal lokale en regionale gebruiken en tradities, zoals Luilak, Sint Maarten en Driekoningen. Soms nemen we ook gebruiken over uit andere culturen. Halloween bijvoorbeeld en misschien op den duur het Islamitische Suikerfeest.

Allerzielen

Halloween komt feitelijk voort uit de Christelijke traditie. Het is de Angelsaksische variant op Allerzielen op 2 november. Dat is de dag waarop de doden worden herdacht, onder andere door een bezoek aan het kerkhof. Op de graven worden dan bloemetjes en lichtjes geplaatst et cetera.

Allerzielen is in de traditie nauw verbonden met het feest van Allerheiligen op 1 november. Dat geldt ook voor Halloween, dat op 31 oktober wordt gevierd, dus juist aan de vóóravond van Allerheiligen. Deze traditie ontstond in de 16e eeuw in Schotland en is eigenlijk een verbastering van “All Hallows Even” wat “de avond voor Allerheiligen” betekent.

Halloween

Halloween is een feest waarbij kinderen zich verkleden als griezelfiguren en ’s avonds bij de huizen aanbellen. Ze roepen dan “Trick or treat” wat betekent: “Als je mij geen snoepjes geeft, haal ik een grap met je uit”. Daarom krijgen ze vaak snoepjes. Ook zijn de huizen dikwijls versierd met lichtjes, uitgeholde pompoenen als gezichten en griezelige attributen. Soms worden ook enge hapjes en drankjes gemaakt, zoals bloederige milkshake. De bij Halloween gebruikte pompoenen vormen feitelijk het Amerikaanse alternatief voor koolrabi. Vroeger beschermden de mensen hun huizen tegen het kwaad door uit koolrabi’s lantaarns met afschrikwekkende gezichten te snijden. Omdat die koolrabi’s in Amerika niet voldoende in voorraad waren, werden ze vervangen door pompoenen, die er juist wel in overvloed waren en zijn.

Griezelen

Kleuters beleven het “griezelen” als iets magisch, zoals een sprookje of een verhaal over heksen, monsters, of andere fantasiewezens. Volgens onderzoekers is griezelen feitelijk experimenteren met het beleven van verschillende angstgevoelens. Op die manier ontdekken kinderen hoeveel spanning zij eigenlijk aan kunnen en hoe ze daar het beste mee om kunnen gaan. Kinderen die te bang zijn en angst vermijden, leren niet hun angsten te verdragen en te overwinnen. Angst of sensatie kan ook een prettig gevoel zijn. Bovendien is het weleens goed om nieuwe, prikkelende dingen, zoals griezelen, mee te maken.

Griezelboeken

Om alvast een beetje aan het griezelen te wennen zijn hier een paar “griezelboeken” voor kleuters:

  • Max en de Maximonsters
  • De Gruffalo
  • Bang mannetje
  • Donker is de nacht
  • (G)een spook onder mijn bed
  • Hennie de heks
  • Een dik vet monster
  • Het spook Nijntje, en nog veel meer…..

Liefde voor je kleuter

Liefde voor je kleuter

Ouders hebben het állerbeste met hun kind voor en willen het liefst tegen iedere negatieve ervaring beschermen. Maar is die houding altijd wel zo goed? Wat is er mis mee als je jonge kind eens wordt teleurgesteld of een beetje pijn ervaart? Je kunt je kleuter geen grotere dienst bewijzen dan door hem of haar weerbaar te maken en hem of haar te leren dat niet altijd alles in het leven van een leien dakje kan gaan.

Vallen en opstaan

Toen je kind voor het eerst leerde lopen hield je beschermend je armen om hem heen om het op te vangen als het mis zou gaan. En soms ging het mis, maar uiteindelijk leerde het lopen, rennen en springen. Je helpende werd overbodig, maar er volgden nieuwe uitdagingen, omdat je kind telkens zijn grenzen verlegt. En opnieuw gaat er weleens iets fout en heeft je kind verdriet en pijn. Feitelijk kun je niet veel meer doen dan de risico’s beperken. Er is niets mis mee als je figuurlijk je armen beschermend om je kleuter legt, maar maak er geen beklemmende houdgreep van.

Baby’s zijn beperkt in hun mogelijkheden om emoties naar buiten te brengen. Ze lachen of ze huilen. Maar zodra ze leren praten kunnen ze hun gevoelens steeds beter uitdrukken. Desondanks vallen ze soms nog terug op hun meest primaire uitdrukkingswijze: het huilen. Zelfs volwassenen doen dat, als emoties hen teveel worden. Kinderen weten dat hun ouders intuïtief reageren als ze gaan huilen. Dan gaan ze helpen en troost bieden. Dan krijgen ze aandacht. Gelukkig maar, als er échte nood is, maar het wordt een probleem als je kind je met huilen gaat manipuleren.

Communicatiemiddel

Sommige peuters en zelf kleuters gebruiken huilen als communicatiemiddel. Ze gaan huilen, telkens als er eens iets tegenzit. En de ouders draven onmiddellijk op om het probleem van hun kind aan te pakken, vooral door hun kind z’n zin te geven. Lukt dat niet, dan zet het kind gewoon een nieuwe huilbui in of grijpt zelfs naar een nóg krachtiger “wapen” het krijsen. Dat laatste vooral als het merkt dat de begeleidende ouder zich geneert voor de omstanders. Zijn kinderen nou echt zo gemeen? Nee, maar ze worden geholpen door hun natuurlijke intuïtie. Ze kennen de onvoorwaardelijke loyaliteit van hun ouders en maken daar gebruik van. Of … misbruik…

Grenzen

Stel duidelijke grenzen. Wanneer het weet dat je niet gevoelig bent voor hun gehuil en gedram houdt het daar al snel mee op. Kijk anders maar eens naar een opvoedprogramma als “nanny” Joe Frost. Maar ook wanneer je je kind geleerd hebt “normaal” te doen en gewoon te praten (net als pappa en mamma) dan nog kun je het niet steeds z’n zin geven.

Weerbaar en zelfstandig maken

Sommige ouders doen er alles voor om hun kind overal en altijd voor tegenslag te behoeden. Knuffel onvindbaar? Mamma zet het hele huis op z’n kop. Ruzie met een vriendjes? Mamma trekt erop uit om het op te lossen. Een standje gekregen op school? Moeder spreekt de juf er op aan. Wanneer je voortdurend ieder probleempje voor je kind oplost wordt het nooit weerbaar en zelfstandig. Sommige ouders houden dit – in een of andere vorm – vol tot hun kinderen volwassen worden. Nouja, eigenlijk worden ze nóóit volwassen. Bij volwassenheid hoort immers dat je gewoon je eigen problemen aanpakt. En daar hebben ze nooit de kans voor gekregen.  Echte liefde voor je kleuter betekent dat je begint met hem of haar weerbaar te maken voor tegenvallers, leert omgaan met ruzietjes, met een geschaafde knie, een val uit de schommel of even op de beurt wachten. Je kind eindeloos aan het armpje meenemen door het leven is kiezen voor korte termijn oplossingen, is als een kusje op de knie als het gevallen is. Zelfredzaamheid daarentegen is een geschenk waar je kind z’n hele verdere leven plezier aan beleeft.

Voorlezen

Voorlezen aan je kind

Vaak hoor je dat voorlezen aan je kind heel belangrijk is. Heel terecht, want daarmee kun je de taalontwikkeling stimuleren, de woordenschat vergroten en het luistergedrag verbeteren. Maar bij voorlezen komt meer kijken dan je misschien op het eerste gezicht denkt. De vraag is bijvoorbeeld of je kind het voorleesverhaal wel begrijpt. Kijk daarom op de eerste plaats of het boek dat je gaat voorlezen wel geschikt is voor je kind. Zoek daarom een boek uit, waarvan je mag verwachten dat je je kind zal interesseren. Een boek dat aansluit bij zijn of haar belevingswereld en dat niet te moeilijk is.

Interactief

Het beste kun je interactief voorlezen. Daarmee wordt bedoeld dat je je kind actief bij het voorlezen betrekt.  Je bekijkt samen het boek en tijdens het voorlezen stel je vragen aan je kind. Begrijpt je kind wat je vertelt? Heeft het wel goed geluisterd? Heeft je kind misschien weleens dezelfde ervaringen gehad als in het voorleesverhaal? Wat was toen zijn beleving? Hoe voelde het zich daarbij en wat vond het er zelf van?
Vraag bijvoorbeeld ook eens aan je kind hoe het denkt dat het verhaal zal aflopen. Verloopt het anders dan hij/zij zelf heeft meegemaakt, of juist hetzelfde?

Tijdens het voorlezen kom je vaak ook moeilijke woorden tegen, die je vaak op verschillende manieren kunt uitleggen. Soms kun je de betekenis duidelijk maken met behulp van afbeeldingen of door iets voor te doen, zoals bijvoorbeeld “rillen van de kou”. Ook kun je een ander woord met dezelfde betekenis (synoniem) gebruiken, waardoor je kind het wel zal begrijpen.

Prentenboek versus voorleesboek

Vooral voor kleuters is het prettig als er in een boek veel illustraties staan. Feitelijk spreken we dan van een prentenboek. Tijdens het voorlezen kun je dan de tekeningen aan je kind laten zien, er samen over praten en er misschien vragen over stellen. Een voorleesboek zonder plaatjes doet feitelijk een groter beroep op het voorstellingsvermogen van je kind. Bij volwassenen is dat overigens nauwelijks anders. Een film blijkt vaak heel anders dan je jezelf bij het lezen van het boek voorstelde.

Intonatie

Hoewel een boek vaak op zichzelf al spannend of meeslepend genoeg kan zijn kun je er bij het voorlezen soms nog een schepje bovenop doen, doormiddel van een goede intonatie.
Als je voorleest over de “gemene heks”, de “goedmoedige reus” of de “slimme kabouter” bijvoorbeeld. Probeer soms een beetje “toneel te spelen”.

Meedenken

Eventueel kun je je kind laten voorspellen wat er in het verhaal zal afspelen. Op de kaft van het prentenboek is te zien waar het over zal gaan. Kan je kind uitleggen waar het verhaal over gaat en waar het zich afspeelt, en wie er allemaal in het boek voorkomen? Zo laat je je kind meedenken in het verhaal en help je het beter te begrijpen.

Na het voorlezen kun je samen met je kind nog napraten over het verhaal. En kun je erachter komen of je kind het verhaal echt begrepen heeft.

Overigens vinden kinderen het helemaal niet erg als je voor de tweede keer hetzelfde verhaal voorleest. Vaak is dat juist leerzaam. Bij zo’n tweede keer ontdekt je kind vaak andere dingen dan bij de eerste keer. Daardoor zal je kind het boek, de verhaallijn, en de gebeurtenissen dan nog beter gaan begrijpen.

Bezuinigingen en werkdruk

Bezuinigingen en werkdruk in het onderwijs

Het basisonderwijs is de laatste jaren vaak in het nieuws vanwege bezuinigingen, te hoge werkdruk, overvolle klassen en de relatief bescheiden salarissen. Wat betekent dit voor je kind als leerling of voor jou als ouder? Wat is er feitelijk op iedere school veranderd en hoe gaan scholen daarmee om?

Lumpsum

Mede door de economische crisis heeft de overheid op allerlei terreinen vrij drastische bezuinigingen doorgevoerd. Vaak werden die bereikt door taken te decentraliseren, in de verwachting dat daarmee veel geld te besparen viel. Zo zijn bijvoorbeeld gemeenten sinds 1 januari 2015 verantwoordelijk voor alle lichtere vormen van zorg en ondersteuning (Wet Maatschappelijke Ondersteuning) én voor vrijwel alle vormen van jeugdhulp (Jeugdwet). Zowel voor als na de invoering van deze overheveling hebben de media veel aandacht besteed aan wat er daarbij mis is gegaan.  Per 1 augustus 2006 is in het basisonderwijs de zogenaamde lumpsum financiering doorgevoerd en mogen de scholen en hun besturen grotendeels zélf beslissen waaraan ze hun geld besteden. Daarover is aanzienlijk minder in het nieuws gekomen.

Zorgleerlingen

Toch hebben deze verandering en de daarmee gepaard gaande bezuinigingen grote gevolgen voor de scholen, die niet in het voordeel van de leerlingen werken. Schoolbesturen ontvangen 1 budget voor personeel en leermiddelen, dat zij naar eigen inzicht mogen inzetten. Daarnaast zijn de eisen aan het basisonderwijs flink toegenomen. Zo is bijvoorbeeld per 1 augustus 2014 een nieuw stelsel voor passend onderwijs doorgevoerd. Daardoor heeft ieder schoolbestuur een “zorgplicht” voor kinderen met leer- en gedragsproblemen, die vroeger naar het speciaal onderwijs werden doorverwezen. De scholen ontvangen daarvoor extra bekostiging, maar in de praktijk worden deze kinderen doorgaans “gewoon” in klassen met soms meer dan 30 leerlingen opgenomen.

Remedial teaching versus plusklas

Omdat “de gemiddelde leerling” niet bestaat wordt in het onderwijs steeds meer nadruk gelegd op het begeleiden van kinderen op hun eigen niveau. Waar een goede leerkracht feitelijk altijd al oog heeft voor de niveauverschillen tussen leerlingen moeten deze verschillen tegenwoordig ook steeds meer formeel worden vastgelegd en gekoppeld aan een individueel ontwikkelingsplan per leerling. Dit leidt tot een forse administratieve rompslomp en werkdruk. Kinderen die ten opzichte van de groep teveel achterblijven konden voorheen rekenen op de ondersteuning van een “remedial teacher”, die hen regelmatig even apart nam om de achterstand zoveel mogelijk in te lopen. Bij de meeste scholen is deze begeleiding inmiddels wegbezuinigd, net als de onderwijsassistenten etc. Vreemd genoeg nemen de scholen die géén extra hulp meer bieden aan de achterblijvers wél hun hoogst begaafde leerlingen apart in een zogenaamde “plusklas”. Ze krijgen daar extra uitdagingen om de leerstof verder te verdiepen.

Normale niveauverschillen

Niveauverschillen tussen leerlingen zijn normaal. Zeker in de kleuterklas, waar meestal de eerste- en tweedejaarsleerlingen om praktische redenen bij elkaar gevoegd worden. Tel daarbij nog eens de instroom op van nieuwe kinderen, door het gehele jaar, en de juf* heeft haar handen vol. (*meesters staan zelden bij de kleuters). Tóch zijn er ook vaak al flinke niveauverschillen tussen kinderen van dezelfde leeftijd. Vaak zijn /worden die verschillen door een alerte leerkracht in de klas zelf aangepakt. Bijvoorbeeld door kinderen even apart te nemen of uit te dagen met eenvoudige opdrachten. Want persoonlijke aandacht en interesse in het kind is vaak een prima vervanger voor de remedial teacher of de plusklas. Het vraagt wel wat extra energie van de vaak toch al overbelaste leerkracht.

Ondersteuning aan huis

Ondersteuning aan huis!

Al werk ik niet meer als kleuterjuf op een school, toch vind ik het nog steeds erg leuk en belangrijk om kleuters (en iets oudere kinderen) te helpen bij hun ontwikkeling. Daarom bied ik bij de kinderen thuis een uurtje per week extra hulp aan, vooral voor dingen waar kinderen nog moeite mee hebben. Spelenderwijs werk ik hen bij op gebieden zoals taal, tellen, motoriek, etc.

Wanneer ik ergens kom, breng ik de kinderen eerst op hun gemak door een kort gesprekje aan te gaan bijv. over wat het kind die dag heeft meegemaakt. Daarna begin ik met een verhaaltje en daarop volgend de educatieve spelletjes!

Die spelletjes kunnen variëren al naargelang het kind moeite mee heeft. Bijv. een rijmspelletje of een telspelletje, moeite hebben met vasthouden van potlood, etc.

Wanneer ouders het graag willen, kunnen zij er gerust bij blijven om te kijken hoe er met hun kind wordt gewerkt. Eventueel kunnen zij dan diezelfde spelletjes met de kinderen nog eens oefenen. Herhalen is altijd goed. Want door veel malen te herhalen leert het kind, het raakt ermee vertrouwd, waardoor het zich vaak veel sterker en zekerder voelt.

Voorbeelden van spelletjes 

Het leren luisteren naar verhaaltjes:  het kunnen na vertellen, en eventuele plaatjes benoemen en op volgorde kunnen leggen.

Memory en domino: zowel op taal als op rekengebied.

Dobbelsteenspel:  zowel op taal als op rekengebied. Met verteldobbelstenen voor de de taal en de gewone dobbelstenen voor het rekenen.

Gezelschapsspelen:  op taalgebied: “Kwartetspel”, “Scrabble junior” ,“Wie is het” etc. Op rekengebied: “Ganzenbord” etc.

Spel en materiaal voor het oefenen van de kleuren en vormen: met spelletjes die in de handel zijn, of met eigen gemaakte spelletjes.

Spel en materiaal voor het oefenen van de fijne motoriek:  bijvoorbeeld met kleine kraaltjes iets maken, of puzzelen, plaatjes knippen en oppakken. Maar ook met een potlood of krijtje patronen leren namaken.