Category Archives: Creatief

Vrijeschool onderwijs

Niet alle ouders kiezen zondermeer voor het reguliere basisonderwijs. Soms kiezen ze bewust voor een school met een eigen visie op het onderwijs, zoals de Vrijeschool. Met de aanduiding “vrijeschool” wordt bedoeld dat een leerling zich in vrijheid op elk vlak van zijn of haar persoonlijkheid moet kunnen ontwikkelen. Daarom zijn er naast de gewone leervakken ook standaard veel creatieve en doe-vakken. Dit concept wordt aangeboden in zowel in het basis als voortgezet onderwijs en heeft als uitgangspunt dat onderwijzen ook opvoeden is. Onderwijs gaat verder dan alleen goed leren lezen of rekenen en staat ook in dienst van de persoonlijkheidsvorming, zowel individueel als in relatie tot de sociale gemeenschap.

De vrijeschool kent de volgende klassenindeling:
– de kleuterklas, kinderen van 4 tot 6 jaar
– de onderbouw van klas 1 t/m klas 6
– de middenbouw klas 7 en 8
– de bovenbouw kinderen van 12 tot 18 jaar

Als onderwijsvorm is de vrijeschool gebaseerd op de antroposofische pedagogiek van Rudolf Steiner. De vrijeschoolpedagogiek is gericht op de ontwikkeling van het hele kind, zowel geestelijk, lichamelijk als emotioneel. Het onderwijs gaat ervan uit dat elk kind uniek is en zijn eigen unieke pad van ontwikkeling heeft. De pedagogiek is gericht op het helpen van kinderen om hun volledige potentieel te bereiken en een zinvol leven te leiden. De nadruk ligt op de natuur en natuurlijke materialen zoals wol, steen, hout of bijenwas. Zo is het meubilair ook van natuurlijk materiaal (hout) gemaakt. Op die manier leren kinderen hoe de natuur in elkaar zit en tegelijkertijd wordt de zintuiglijke ontwikkeling gestimuleerd. Ook expressie en fantasie spelen een belangrijke rol. Het kind leert zich uiten en ontwikkelt zich tot een creatief mens. Alles wat het kind doet, is vrije expressie.

Enkele onderscheidende kenmerken van de vrijeschool zijn:

Een vrije leeromgeving: Kinderen op de vrijeschool hebben veel vrijheid om te leren op hun eigen manier en in hun eigen tempo. Er is geen sprake van verplichte lesstof of toetsen.
Een holistische benadering: De vrijeschoolpedagogiek is gericht op de ontwikkeling van het hele kind, zowel geestelijk, lichamelijk als emotioneel. Er wordt aandacht besteed aan alle aspecten van de ontwikkeling van het kind, zoals leren, spelen, bewegen, creatief zijn en sociale contacten leggen.
Een ritmisch jaarritme: De vrijeschool is gebaseerd op een ritmisch jaarritme. Dit betekent dat de lessen en activiteiten worden afgestemd op de seizoenen en de natuur.
Een kunstzinnige benadering: De vrijeschoolpedagogiek is kunstzinnig van aard. Er wordt veel aandacht besteed aan creatieve activiteiten, zoals tekenen, schilderen, muziek maken, dansen en toneelspelen.
Een gemeenschapsgevoel: De vrijeschool is een gemeenschapsschool. Kinderen, ouders en leerkrachten werken samen om een ​​veilige en ondersteunende leeromgeving te creëren.

Op een vrijeschool leren de kinderen met hoofd, hart en handen. Zij streven ernaar dat een kind uitgroeit tot een volwassene die beschikt over:
– het vermogen tot denken en begrijpen vergroten (hoofd)
– het gevoelsleven,  betrokkenheid, inlevingsvermogen (hart)
– het vermogen wilskrachtig te handelen, lichamelijk en motoriek (handen)

In de huidige Westerse samenleving wordt vooral veel aandacht besteed aan het denkvermogen. Op reguliere scholen gaat vaak meer aandacht uit naar cognitieve prestaties, zoals rekenen en taal, en minder naar het gevoelslevenen het wilskrachtige handelen van kinderen. Op een vrijeschool is het de taak van de leerkracht om aan alle drie de dimensies evenveel aandacht te besteden.                                                              

De vrijeschool biedt een breed onderwijspakket aan. Kinderen leren niet alleen lezen en rekenen, maar ook vreemde talen spreken, dansen, toneelspelen, zingen, schilderen. Ze werken in de tuin en vieren feest.  De vrijeschool wil kinderen al die bagage meegeven, zodat zij later van alle markten thuis zijn. 

Ritme en beweging versterken het geheugen, geven houvast, veiligheid en herkenning. Daarom zie je ritme zie je terug in de dagindeling, de weekindeling en de jaarindeling.
De dagindeling verloopt volgens een vast patroon en volgens vaste rituelen: bijvoorbeeld altijd op dezelfde manier samen eten en drinken.
De weekindeling heeft steeds terugkerende activiteiten: de school heeft op maandag een weekbegin en op vrijdag een afsluiting,
De jaarindeling volgt de seizoenen en de jaarfeesten: Sint-Nicolaas, Sint-Maarten, kerstmis, Pasen, driekoningen en Pinksteren worden gevierd.

Kleuters leren vanuit de nabootsing en het spelen. De voornaamste bezigheid van kleuters is dan ook spelen. Daarmee worden de creativiteit en de fantasie geprikkeld. Ook in het leren neemt het vrije spel een belangrijke plaats in. Met het luisteren naar verhalen, het nazeggen en meespelen van rijmpjes, versjes, taalspelletjes en het kijken naar prentenboeken maken de kleuters spelenderwijs kennis met taal. Tijdens deeg kneden, brood bakken, tellen in de kring, meten met lappen en passen met blokken, wordt voorbereidend gerekend.

Kleutertips voor opa’s en oma’s

Opa’s en oma’s zijn allemaal verschillend, maar meestal vinden ze het heel leuk om af en toe op te passen op hun kleinkinderen. Maar ook om hen gewoon eens te ontvangen om leuke dingen te doen, incidenteel of juist heel regelmatig. Zulke gelegenheden lenen zich bij uitstek om de band tussen de grootouders en hun kleinkinderen te versterken door samen gezellige en zo mogelijk leerzame dingen te ondernemen. Komen de kleinkinderen op bezoek maak dan liefst vooraf voor jezelf al een globale dagindeling. Daardoor hoef je niet na te denken wat je wilt gaan doen en je kunt de plannen altijd nog bijstellen. Afhankelijk van bijvoorbeeld het seizoen kan men kiezen om binnen te blijven of juist naar buiten te gaan. Daarom hieronder wat suggesties voor activiteiten binnen en buiten.

Voorlezen: kies leuke boeken uit, die je kunt bekijken. Er zijn ook verschillende boekjes over opa’s en oma’s. Laat de kinderen ook eens kiezen. (kijk bij voorlezen)
Knutselen: lekker alles aan elkaar laten plakken, laat ze proberen te knippen, te scheuren, lekker alles kleuren met wascokrijtjes of kleurpotloden. Bewaar wc-rolletjes, eierdozen, plastic flesjes, om er iets leuks van te maken. Laat ze zelf er iets van maken. (of zie knutselvoorbeelden) Ook stickers plakken vinden kinderen leuk.
Tekenen: geef het kind een groot tekenblad en laat ze lekker tekenen, kleuren, verven, vingerverven, krassen, etc.
Puzzelen: kinderen vanaf 2 jaar kunnen eenvoudige knoppuzzeltjes, met leuke dierenafbeeldingen, of leuke vormen, al zelf maken.
Pc of tablet: ook hierop spelletjes doen, is voor kinderen een uitdaging. Ze kunnen bijv. plaatjes inkleuren (met touchscreen) of een leuk boekje bekijken.
Tv kijken: er zijn leuke filmpjes, speciaal voor peuters en kleuters. (Baby Tv).
Liedjes zingen: Op YouTube vind je leuke kinderliedjes, die je mee kunt zingen. Of gebruik eigen liedjes met muziekinstrumentjes; trommeltje, fluitje, belletjes, tamboerijntje, etc.

kinderen hebben veel buitenlucht nodig, en het is ook leuk om de natuur te leren ontdekken, en vooral de veranderingen van de seizoenen te kunnen meemaken. Trek er daarom zo mogelijk eens met de kleinkinderen op uit.
In de lente alvast eens kijken of er al bloemetjes beginnen te groeien, of er al nieuwe blaadjes aan de bomen komen.
In de zomer is het natuurlijk het leukst om er op uit te gaan en veel dingen te zien en te ontdekken. Dingen doen die speciaal in dit seizoen horen: naar de speeltuin of dierentuin, lekker rennen in het bos, naar het strand, naar een park eendjes kijken, etc.
In de herfst een boswandeling maken, waarbij je kastanjes, eikels etc. kan zoeken en verzamelen, paddenstoelen of spinnetjes bekijken. Laten zien dat de bomen de blaadjes verliezen.
In de winter met dikke jassen aan, muts op, en sjaal om. Misschien dat er wel sneeuw ligt, dus lekker sleeën of sneeuwballen maken, ook leuk is een pindaketting maken voor de vogels en die in de tuin ophangen.

Tenslotte een paar globale opmerkingen bij de hiervoor genoemde activiteiten:

Zowel het bezoeken van de binnen- als de buitenspeeltuin zet kinderen aan tot bewegen. Vooral in deze tijd, waarin kinderen vaak al weinig met vriendjes buitenspelen en ze liever kiezen voor Tv-kijken of spelen op een tablet.  De speeltuin is heel geschikt voor de “grove motoriek” van kinderen, net als bijvoorbeeld de gymles op school.

Heel vaak komt een kleuter niet alleen naar opa en oma, maar komt er ook een broertje of zusje mee. Vandaar wat meer algemene opmerkingen over het voorlezen aan jonge kinderen, dus ook aan peuters:  zie ook “voorlezen en vertellen” bij Bibliotheekbezoek. (Als je zinnen uit een kinderboek letterlijk voorleest is dat voor baby’s en peuters, nog niet te begrijpen. Maar bij prentenboeken kun je de plaatjes aanwijzen en erbij vertellen wat het is. Ze leren zo de betekenis van de plaatjes. Laat ze die woorden ook eens nazeggen. Daarmee leren ze spelenderwijs ook de juiste uitspraak van het woord. Het is immers nooit te vroeg om een kind te helpen bij het ontwikkelen van een woordenschat. Leg eventuele moeilijke woorden uit en maak er eventueel beweging bij. Bijv. bij het woord “bibberen”. Benoem ook eens de kleuren in de plaatjes; “kijk eens wat een mooie rode auto”, of “dat kindje heeft een groen broekje aan”. Stel ook vragen, zoals bijv. “wat doet hij daar?” of “hoe komt het dat, dat kindje huilt?” Zo leer je het kind al een beetje nadenken.)

Naar aanleiding van de plaatjes in een prentenboek kun je zelf wel een eenvoudig eigen verhaal vertellen, die voor een peuter wel te begrijpen is. Zoals bijv. “kijk dat hondje eens, die staat achter een boom.” Er zijn tegenwoordig prentenboeken zonder woorden, dus kun je naar eigen fantasie een leuk, spannend of mooi verhaal maken. Of laat de kinderen zélf vertellen wat ze zien.

Probeer eventueel van de lunch of het avondeten een leuk eetpartijtje te maken en gebruik de gelegenheid om met je kleinkind(eren) gezellig te praten. Stil moeten zijn onder het eten is natuurlijk niet meer van deze tijd, maar met volle mond praten doen we natuurlijk ook vandaag de dag niet! Waarschijnlijk overbodig voor opa’s en oma’s tóch wat suggesties voor de lunch:      
– Maak eens leuke broodfiguren met kaas, ham, pindakaas.
– Leg op een sneetje kaas ook eens een gezichtje van stukjes fruit (of groente?)
– Enne… jonge kinderen zijn dol op pannenkoeken, poffertjes, tosti’s en wentelteefjes.
– Bij het avondeten zeggen ze meestal geen “nee” tegen frietjes met kip en appelmoes, pizza, spaghetti met gehaktballetjes, etc.

Fröbel: grondlegger kleuterschool

Het Fröbelonderwijs is gebaseerd op de ideeën van de Duitse opvoedkundige Friedrich Fröbel. Hij stelde vast dat kinderen van nature nieuwsgierig en leergierig zijn en dat ze het beste leren door te doen. Hij ontwikkelde allerlei speelgoed en materialen om kinderen te helpen hun vaardigheden en kennis te ontwikkelen. Ook richtte hij rond 1840 een Kindergarten op, een tuin die het ideale milieu was voor het kinderspel. (Dit verklaart o.a. dat de het Engelse woord “Kindergarten” als aanduiding voor de kleuterschool. Het ging Fröbel erom dat kleuters worden opgeleid, voorafgaand aan hun latere arbeid.

Belangrijke kenmerken van het Fröbelonderwijs:

Nadruk op spelen en ontdekken: Kinderen leren het beste door te spelen en te ontdekken. Het Fröbelonderwijs biedt kinderen een veilige en stimulerende omgeving om te spelen en te leren.
Gebruik van speciaal materiaal: Fröbel ontwikkelde een aantal speciale materialen om kinderen uit te dagen en te stimuleren hun vaardigheden en kennis te ontwikkelen.
Nadruk op creativiteit: Het Fröbelonderwijs legt de nadruk op creativiteit. Kinderen worden aangemoedigd om hun eigen ideeën te ontwikkelen en uit te voeren.
Nadruk op zelfstandigheid: Het aanmoedigen van kinderen om zelf te leren en te ontdekken.
Nadruk op samenwerking: Kinderen leren samenwerken om taken te voltooien en van elkaar te leren.

Het Fröbelonderwijs is een effectieve onderwijsmethode die kinderen helpt om zich op een brede manier te ontwikkelen.

Ook in Nederland werden de denkbeelden van Fröbel populair. De eerste kleuterscholen hier werden dan ook aangeduid met fröbelscholen. In 1985 werd de kleuterschool, samen met de lagere school gecombineerd tot wat wij kennen als het basisonderwijs. Hoewel daarmee de naam Fröbel uit het directe zicht verdween, zijn er nog genoeg dingen die ons aan Fröbel herinneren. “Fröbelen” bijvoorbeeld, als aanduiding voor “vrijblijvend creatief bezig zijn”.
Spel was volgens Fröbel een voorwaarde voor de kinderlijke ontwikkeling. Door middel van spel, liedjes, verhalen en lichamelijke activiteit (het liefst in de natuur), spelen met driedimensionale objecten als de bol, de kubus en de cilinder, zou de ontwikkeling van het kind gestimuleerd worden; een idee dat resulteerde in de eerste blokkendozen (afbeelding 2). Andere leermiddelen waren zachte gekleurde ballen, materiaal om mee te tekenen, te vlechten, mozaïeken, weven, vouwen, kleien, plakken, bouwen, enz.

Montessori onderwijs

Het Montessorionderwijs is een onderwijsmethode die rond 1900 is ontwikkeld door de Italiaanse arts en pedagoge Maria Montessori. Zij ging ervan uit dat de eerste levensjaren van groot belang zijn voor de ontwikkeling van een kind. Zij ontwikkelde haar eigen materiaal en hechtte veel belang aan het betrekken van peuters en kleuters in het huishouden. Tot op vandaag wordt haar methodiek nog als actueel en relevant beschouwd. Het is gebaseerd op het idee dat kinderen van nature nieuwsgierig en leergierig zijn en dat ze het beste leren door te doen.
De Montessorimethode is gericht op het ontwikkelen van de zelfstandigheid, creativiteit en sociale vaardigheden van kinderen.

Enkele kenmerken van het Montessorionderwijs zijn:

Zelfstandig leren: Kinderen kiezen zelf hun werk en bepalen zelf hoe lang ze eraan werken.
Praktische activiteiten: Er wordt gebruik gemaakt van activiteiten die zijn gericht op het ontwikkelen van de zintuigen, de motoriek en de cognitieve vaardigheden van kinderen.
Orde en structuur: Om kinderen te helpen zich gefocust en gemotiveerd te voelen zijn Montessorischolen zeer ordelijk en gestructureerd.
Natuur: In het onderwijs wordt relatief veel aandacht besteed aan de natuur.
Samenwerking: Ook wordt kinderen geleerd om samen te werken en elkaar te helpen.
Het Montessorionderwijs is een populaire onderwijsmethode die wordt gebruikt over de hele wereld.

Het montessorionderwijs gaat ervan uit dat een kind een natuurlijke en noodzakelijke drang tot zelfontwikkeling heeft. De leerkracht volgt deze ontwikkeling biedt daarvoor de juiste omgeving en materialen aan. Zo leert een kind zo veel mogelijk in zijn eigen tempo.
De kinderen werken veel zelfstandig en in kleine groepjes, maar krijgen ook af en toe klassikaal les. Ook werken ze vaak met planners waarin ze bijhouden welke werkjes ze hebben gemaakt en wat ze nog moeten doen. Dit bevordert hun zelfstandigheid en geeft hen inzicht in hun eigen leerproces. Kinderen worden op een montessorischool altijd in een klas gezet met leerlingen van drie leeftijdsgroepen, wat als belangrijk wordt beschouwd voor hun harmonische ontwikkeling. Zo krijgt een kind immers de ervaring eerst de jongste, dan de middelste, en de oudste te zijn.
De Montessorimethode maakt gebruik van speciaal ontwikkelde leermaterialen, afgestemd op verschillende leeftijden en ontwikkelingsfasen. Eigenschappen van deze materialen zijn ondermeer:

Controle van de fout: het lesmateriaal maakt direct duidelijk wanneer een kind iets fout heeft gedaan. Daardoor krijgt het kind zelf inzicht in wat het fout heeft gedaan en hoe het dit kan verbeteren.
Centraal stellen van één vaardigheid: Bijvoorbeeld ordenen van klein naar groot met de roze toren.
Het gebruik van natuurlijke lesmaterialen: Bijvoorbeeld hout en stof.

De meeste montessorischolen hebben (in de kleutergroep) de volgende montessorimaterialen:

Zintuigelijk materiaal, zoals o.a. gehoorkokers, de bruine trap, roze toren en kleurspoelen;
Taalmateriaal, zoals o.a. schuurpapieren letters en taalsymbolen;
Rekenmateriaal, zoals o.a. het gouden materiaal (telkraaltjes), de honderdketting en rekenstokken;
Kosmisch materiaal, zoals o.a. insteekkaarten landen en vlaggenstandaard.(voor bovenbouw)

Rouwverwerking bij kleuters deel 2

Rouwverwerking bij kleuters (deel 2)

Ondanks hun jonge leeftijd kunnen ook kleuters al een dierbare persoon uit hun leven verliezen. Hoe geef je het verlies emotioneel een plaats en help je je kleuter eventueel de draad weer op te pakken? In een eerder bericht wordt ingegaan op het feitelijke verlies en daarna het afscheid van iemand die veel voor je kind heeft betekend. Afhankelijk van de ernst van het verlies komt er daarna een periode waarin je je kind kunt helpen de pijn te verwerken, zijn of haar leven aan te passen en de draad weer op te pakken.

Emotie

De mate waarin je kind het verlies van een overledene ervaart is uiteraard afhankelijk van de mate waarin deze een rol heeft gespeeld in zijn of haar leven. Is het een opa of oma van ver weg, die af en toe eens langskwam of is het een lid van het eigen gezin of bijvoorbeeld een vertrouwde oppas?

Als ouder merk je het beste of je kind worstelt met pijn, verdriet of vragen. Bedenk daarbij dat een kind dat niet huilt tóch verdriet kan hebben. Verdriet kan zich bijvoorbeeld ook uiten in bijvoorbeeld lichamelijke klachten of negatief gedrag. Kinderen kunnen ook stiller worden of terugvallen op oud gedrag (regressief gedrag), zoals bedplassen. Soms uiten zij hun emoties juist veel nadrukkelijker dan volwassenen en reageren “explosief”.

Vragen

Om te kunnen rouwen moeten kinderen begrijpen wat het verschijnsel “dood” eigenlijk betekent. Kleuters kennen het begrip “dood” en gebruiken dat bijvoorbeeld in hun spel. Maar dat betekent niet dat ze de reikwijdte kunnen bevatten. Ze zien de dood meer als iets tijdelijks. Zij hebben vaak vooral praktische vragen over bijvoorbeeld de lichamelijke en biologische kanten van de dood. Afhankelijk van de leeftijd zit een kind soms met allerlei vragen. Bijvoorbeeld of het zélf misschien schuld heeft aan de dood en of de dood besmettelijk is, maar ook wie er nu voor hem of haar gaat zorgen. Jonge kinderen zijn niet bang voor de dood, maar beseffen ook niet het definitieve karakter.

Rituelen

Op een of andere manier moet je kind het ontstane verdriet verwerken. Daarbij kunnen rituelen een belangrijke rol spelen. Zorg dat de naam van de overledene nog regelmatig genoemd wordt. Stop spullen die aan hem of haar herinneren niet weg en brand eventueel af en toe een kaarsje bij het portret van de overledene. Vraag eventueel aan de leerkracht op school om eens over het thema “dood” te vertellen en lees eens een van de vele boekjes over dit onderwerp. Het spreekt vanzelf dat de school bij gelegenheden als Vaderdag en Moederdag erop alert moet blijven als een kind (een van) de ouders verloren is.

Soms heeft een overlijden directe gevolgen voor het kind. Bijvoorbeeld als het kind gewend was dat het na school door oma werd opgehaald. Als zij overleden is zal het kind moeten wennen aan een nieuwe situatie. Ook in die zin kun je spreken over een veranderd “ritueel”.

Signalen

Let steeds op signalen van je kind. Ga ervan uit dat het niet altijd laat merken als het met het verdriet bezig is. Ga in op eventuele signalen en vraag regelmatig hoe het met je kind gaat, ook als daarvoor niet direct een aanleiding is.

Draad oppakken

Je kunt kinderen helpen stapje voor stapje weer de draad op te pakken. Zij dienen er opnieuw op te vertrouwen dat de vaste mensen wél in hun leven blijven. Dit kost veel tijd, maar gelukkig kunnen kleuters zich relatief snel aan veranderende omstandigheden aanpassen. Het voornaamste is dat je kind altijd bij je terecht kan, wat zijn of haar gedrag dan ook is. Veroordeel het gedrag niet, maar bied je kind altijd de veiligheid om zijn of haar  gedrag op welke wijze dan ook te uiten.

Luizenmoeder

Hallo allemaal, wat fijn dat je er bent…

…en dat je kijkt naar “De Luizenmoeder”; een meesterlijke satire, die steeds nieuwe kijkcijferrecords boekt.  Een hilarische parodie op de basisschool met o.a. de compromisloze juf Ank, de overspannen hulpmoeder Nancy en de naïeve moeder Hannah, de kinderpsycholoog. Als laatstgenoemde voor het eerst haar kind naar school brengt gaat er een nieuwe wereld voor haar open. Een hilarische wereld vol overdrijving en pijnlijke momenten, met een knipoog naar de realiteit.

Ouders

In de serie staan niet de kinderen centraal, maar vooral de ouders en de leerkrachten. Sommige situaties zijn daarbij best herkenbaar. Zo komt het in werkelijkheid bijvoorbeeld voor dat leerkrachten prima kunnen omgaan met kinderen, maar moeite hebben met de omgang met hun ouders. Die ouders lieten zicht vroeger een enkele keer zien bij een rapportbespreking, maar tegenwoordig zijn ze onmisbaar als vrijwilligers in allerlei rollen. En… já, de luizenmoeder bestaat écht! Ze komt na de vakantie de kinderen controleren op de aanwezigheid van hoofdluis. Maar ook zijn er leesmoeders, hulpmoeders bij feestjes op school, bij schoolreisjes, theater- of museumbezoek etc. Ouders, uiteraard ook vaders, worden ondermeer ingeschakeld als chauffeur, toezichthouder en helpende hand. Van een carrière, waarin hulpouders zich opwerken van luizenmoeder via de ouderraad tot in het schoolbestuur is natuurlijk geen sprake!

Afscheid

De situatie waarbij ouders bij het brengen van vooral de kleuters lang doen over het afscheid nemen is heel herkenbaar. De juf moet met zwaaiende ouders wedijveren om de aandacht van de kinderen. Om maar te zwijgen over de drama’s als moeder haar kind voor het eerst bij de juf achterlaat. Juf weet er wel raad mee, maar mamma worstelt vaak met haar eigen emoties. Van leerkrachten wordt de nodige tact gevraagd om de kinderwagens en buggy’s uit het toch al volle klaslokaal te houden en te voorkomen dat meekomende broertjes en zusjes de boel op stelten zetten. Ook moet ze alert zijn op terloopse mededelingen over welke oppas het kind straks komt ophalen, ontvangt ze instructies over een hoestdrankje en moet ze een feestmuts hebben klaarliggen voor de jarige van die dag.

Spitsuur

Hulpmoeder Nancy zet haar huwelijk op het spel voor een goede relatie met de school en vooral de directeur. De taken die de “seizoenmoeders”, of de “groene vingers moeders” laten liggen neemt ze er eenvoudigweg bij. Kennelijk heeft ze meer tijd dan de meeste jonge ouders. Die plannen zich suf om, naast een drukke baan, te kunnen voldoen aan de vele verwachtingen uit hun omgeving. Als vrijwilliger bij de sportclub van hun kinderen bijvoorbeeld of als mantelzorger voor hun ouders. Ze moeten met hun kind naar de oorarts, naar de zwemles of sportclub en maken afspraken met andere ouders waar hun kind gaat spelen. Feitelijk bevinden ze zich in het spitsuur van het leven.

Ouders onderling

Soms is het fijn als de ouders van een vriendje of vriendinnetje je kind een keer van de school willen ophalen om te spelen of zelfs voor een kinderfeestje. Dat kan gemakkelijk zijn en biedt soms ook de gelegenheid om ervaringen uit te wisselen over bijvoorbeeld de omgang met de kinderen. Soms zitten er aan de omgang met ouders en kinderen ook wat haken en ogen. Bijvoorbeeld als je kind wat klasgenootjes mag uitnodigen voor een verjaardagsfeestje. Vooral kleuters hebben vaak nog geen duidelijke voorkeur voor bepaalde vriendjes of vriendinnetjes. Naarmate de tijd vordert wordt dat wel duidelijker, maar voor “grensgevallen” blijft dat soms moeilijk. Soms is een beetje tactische sturing door de ouders geen overbodige luxe.

Veranderingen

Op politiek incorrecte wijze zet “De Luizenmoeder” een aantal pijnlijke situaties met ouders neer. Bijvoorbeeld als een kind twee vaders blijkt te hebben. In de praktijk gaan maatschappelijke veranderingen dan ook niet aan de school voorbij. Zo zijn bijvoorbeeld kleurrijke spekkies een gangbare kindertraktatie, maar niet voor islamitische kinderen, omdat ze niet halal zijn. Veel scholen besteden aandacht aan islamitische feesten en de Ramadan. Als vroeger een kind in z’n ontwikkeling achterbleef werd het al gauw als “dom” bestempeld. Tegenwoordig wordt gezocht naar de oorzaak, zoals ADHD, pdd nos, dyslexie, dyscalculie en dergelijke. Soms wat te vroeg, maar vaak heel terecht. Ook op andere terreinen is de wereld veranderd. Wat de denken van “patchwork” gezinnen, waarin een kind te maken krijgt met meerdere vaders, moeders, opa’s en oma’s? Soms dringen geschillen tussen ouders ook de school binnen. Bijvoorbeeld als beide ouders op 10 minutengesprek willen komen, maar niet samen. “Nee, dat vinden we helemaal niet rraaarrr, maar wel heel bijzonder.”…

Sinterklaasfeest

Sinterklaasfeest

Ouders vinden het heerlijk om van het Sinterklaasfeest voor hun kinderen een heuse belevenis te maken. Begin liever niet te vroeg met de spanning op te bouwen, zodat het ook écht een feest is. Gun kinderen hun fantasie, bijvoorbeeld door Sint en Piet na te spelen. Maar gebruik Sint en Piet niet om je kind te straffen. Dat is beslist niet meer van deze tijd!

Reclame

De vroege reclames op tv, in kranten, folders en in de winkels geven kinderen de indruk dat het niet lang meer zal duren voor het feest er is. Eigenlijk duurt die tijd van spanning voor de kinderen veel te lang. Het is daarom verstandig om er nog niet te vroeg al veel over te vertellen. Dat kan eigenlijk pas vanaf de aankomst van de Sint met de stoomboot. Vanwege de spannende sinterklaastijd kunnen kinderen banger zijn dan anders. Zo kunnen zij bijvoorbeeld weer bang zijn in het donker, bang zijn om naar de wc te gaan, bang van de regen op het raam, etc.  Maar ook kunnen zij bang zijn van Sint en Piet. En dat is beslist niet nodig!

Bang

Er zijn verschillende manieren om ervoor te zorgen dat je kind niet bang hoeft te zijn voor de Sint. Op de eerst plaats kun je je kind geruststellen en het gezellig maken, bijvoorbeeld door liedjes te zingen en leuke verhaaltjes voor te lezen. Ook kun je je kind verkleedkleren geven, waarin het Sint en Piet kan naspelen. Die zijn voor weinig geld al te koop. En komt de Sint een keer thuis op bezoek, dwing je kind dan niet op z’n schoot te gaan zitten of om Piet persé een hand te geven. Blijf altijd bij je kind wanneer Sint of Piet er zijn en vertel je kind dat zij er zijn om cadeautjes geven. Dreig nooit met Sint die alles ziet en slechte dingen onthoudt. Nee, soms komt hij stiekem ‘s nachts iets lekkers, een briefje of een cadeautje in de schoen doen.
Vertel dat je een afspraak met Sint en Pieten maakt wanneer ze op bezoek kunnen komen. Sint weet zoveel van je kind, omdat jij dat hebt verteld. En dat alle goede dingen over je kind in het grote boek staan. Gebruik Sint nooit als boeman om je kind te corrigeren. En die zak…. gebruikt de Sint alleen voor de cadeautjes.

Sinterklaas bestaat (niet) ?

Het kan voorkomen dat kinderen “op straat” horen dat sinterklaas niet bestaat en dat ze  aan jou vragen of dat waar is. Kleuters maken nog geen onderscheid tussen fantasie en werkelijkheid. Bij zoiets spannends als Sinterklaas, wint de beleving het vaak van de werkelijkheid. Als je kind erg bang blijft, of blijft vragen of sinterklaas bestaat, dan kun je hem/haar vertellen dat sinterklaas vroeger echt heeft bestaan en dat hij een goede man was, die veel om andere mensen heeft gegeven.

Cadeaus

Kinderen hebben voor hun ontwikkeling na verloop van tijd ander speelgoed nodig. Het is daarom verstandig om te kiezen welk speelgoed voor de leeftijd van jouw kind het beste is. Daardoor bereik je dat er ook mee gespeeld wordt. Vaak is een klein cadeautje ook goed. Cadeautjes behoeven niet altijd groot en duur te zijn. Tussendoor een lief briefje van de Sint in de schoen is al voldoende. Belangrijk is dat het sinterklaasfeest voor jou en je kind een heel fijn feest wordt!!

Halloween

Halloween

Omdat de media er steeds meer aandacht aan besteden dringt de viering van Halloween ook tot sommige scholen door. Maar wat is nou eigenlijk Halloween? Met welke tradities is het omgeven? Hoe “vier” je Halloween en wat voor invloed heeft zo’n griezelfeest op kleuters?

Tradities

Nederland kent nog allerlei feesten en gebruiken die voortkomen uit soms erg oude tradities. Een goed voorbeeld is uiteraard het typisch Hollandse Sinterklaasfeest. Ook zijn er veel nogal lokale en regionale gebruiken en tradities, zoals Luilak, Sint Maarten en Driekoningen. Soms nemen we ook gebruiken over uit andere culturen. Halloween bijvoorbeeld en misschien op den duur het Islamitische Suikerfeest.

Allerzielen

Halloween komt feitelijk voort uit de Christelijke traditie. Het is de Angelsaksische variant op Allerzielen op 2 november. Dat is de dag waarop de doden worden herdacht, onder andere door een bezoek aan het kerkhof. Op de graven worden dan bloemetjes en lichtjes geplaatst et cetera.

Allerzielen is in de traditie nauw verbonden met het feest van Allerheiligen op 1 november. Dat geldt ook voor Halloween, dat op 31 oktober wordt gevierd, dus juist aan de vóóravond van Allerheiligen. Deze traditie ontstond in de 16e eeuw in Schotland en is eigenlijk een verbastering van “All Hallows Even” wat “de avond voor Allerheiligen” betekent.

Halloween

Halloween is een feest waarbij kinderen zich verkleden als griezelfiguren en ’s avonds bij de huizen aanbellen. Ze roepen dan “Trick or treat” wat betekent: “Als je mij geen snoepjes geeft, haal ik een grap met je uit”. Daarom krijgen ze vaak snoepjes. Ook zijn de huizen dikwijls versierd met lichtjes, uitgeholde pompoenen als gezichten en griezelige attributen. Soms worden ook enge hapjes en drankjes gemaakt, zoals bloederige milkshake. De bij Halloween gebruikte pompoenen vormen feitelijk het Amerikaanse alternatief voor koolrabi. Vroeger beschermden de mensen hun huizen tegen het kwaad door uit koolrabi’s lantaarns met afschrikwekkende gezichten te snijden. Omdat die koolrabi’s in Amerika niet voldoende in voorraad waren, werden ze vervangen door pompoenen, die er juist wel in overvloed waren en zijn.

Griezelen

Kleuters beleven het “griezelen” als iets magisch, zoals een sprookje of een verhaal over heksen, monsters, of andere fantasiewezens. Volgens onderzoekers is griezelen feitelijk experimenteren met het beleven van verschillende angstgevoelens. Op die manier ontdekken kinderen hoeveel spanning zij eigenlijk aan kunnen en hoe ze daar het beste mee om kunnen gaan. Kinderen die te bang zijn en angst vermijden, leren niet hun angsten te verdragen en te overwinnen. Angst of sensatie kan ook een prettig gevoel zijn. Bovendien is het weleens goed om nieuwe, prikkelende dingen, zoals griezelen, mee te maken.

Griezelboeken

Om alvast een beetje aan het griezelen te wennen zijn hier een paar “griezelboeken” voor kleuters:

  • Max en de Maximonsters
  • De Gruffalo
  • Bang mannetje
  • Donker is de nacht
  • (G)een spook onder mijn bed
  • Hennie de heks
  • Een dik vet monster
  • Het spook Nijntje, en nog veel meer…..

Voorlezen

Voorlezen aan je kind

Vaak hoor je dat voorlezen aan je kind heel belangrijk is. Heel terecht, want daarmee kun je de taalontwikkeling stimuleren, de woordenschat vergroten en het luistergedrag verbeteren. Maar bij voorlezen komt meer kijken dan je misschien op het eerste gezicht denkt. De vraag is bijvoorbeeld of je kind het voorleesverhaal wel begrijpt. Kijk daarom op de eerste plaats of het boek dat je gaat voorlezen wel geschikt is voor je kind. Zoek daarom een boek uit, waarvan je mag verwachten dat je je kind zal interesseren. Een boek dat aansluit bij zijn of haar belevingswereld en dat niet te moeilijk is.

Interactief

Het beste kun je interactief voorlezen. Daarmee wordt bedoeld dat je je kind actief bij het voorlezen betrekt.  Je bekijkt samen het boek en tijdens het voorlezen stel je vragen aan je kind. Begrijpt je kind wat je vertelt? Heeft het wel goed geluisterd? Heeft je kind misschien weleens dezelfde ervaringen gehad als in het voorleesverhaal? Wat was toen zijn beleving? Hoe voelde het zich daarbij en wat vond het er zelf van?
Vraag bijvoorbeeld ook eens aan je kind hoe het denkt dat het verhaal zal aflopen. Verloopt het anders dan hij/zij zelf heeft meegemaakt, of juist hetzelfde?

Tijdens het voorlezen kom je vaak ook moeilijke woorden tegen, die je vaak op verschillende manieren kunt uitleggen. Soms kun je de betekenis duidelijk maken met behulp van afbeeldingen of door iets voor te doen, zoals bijvoorbeeld “rillen van de kou”. Ook kun je een ander woord met dezelfde betekenis (synoniem) gebruiken, waardoor je kind het wel zal begrijpen.

Prentenboek versus voorleesboek

Vooral voor kleuters is het prettig als er in een boek veel illustraties staan. Feitelijk spreken we dan van een prentenboek. Tijdens het voorlezen kun je dan de tekeningen aan je kind laten zien, er samen over praten en er misschien vragen over stellen. Een voorleesboek zonder plaatjes doet feitelijk een groter beroep op het voorstellingsvermogen van je kind. Bij volwassenen is dat overigens nauwelijks anders. Een film blijkt vaak heel anders dan je jezelf bij het lezen van het boek voorstelde.

Intonatie

Hoewel een boek vaak op zichzelf al spannend of meeslepend genoeg kan zijn kun je er bij het voorlezen soms nog een schepje bovenop doen, doormiddel van een goede intonatie.
Als je voorleest over de “gemene heks”, de “goedmoedige reus” of de “slimme kabouter” bijvoorbeeld. Probeer soms een beetje “toneel te spelen”.

Meedenken

Eventueel kun je je kind laten voorspellen wat er in het verhaal zal afspelen. Op de kaft van het prentenboek is te zien waar het over zal gaan. Kan je kind uitleggen waar het verhaal over gaat en waar het zich afspeelt, en wie er allemaal in het boek voorkomen? Zo laat je je kind meedenken in het verhaal en help je het beter te begrijpen.

Na het voorlezen kun je samen met je kind nog napraten over het verhaal. En kun je erachter komen of je kind het verhaal echt begrepen heeft.

Overigens vinden kinderen het helemaal niet erg als je voor de tweede keer hetzelfde verhaal voorleest. Vaak is dat juist leerzaam. Bij zo’n tweede keer ontdekt je kind vaak andere dingen dan bij de eerste keer. Daardoor zal je kind het boek, de verhaallijn, en de gebeurtenissen dan nog beter gaan begrijpen.

Ondersteuning aan huis

Ondersteuning aan huis!

Al werk ik niet meer als kleuterjuf op een school, toch vind ik het nog steeds erg leuk en belangrijk om kleuters (en iets oudere kinderen) te helpen bij hun ontwikkeling. Daarom bied ik bij de kinderen thuis een uurtje per week extra hulp aan, vooral voor dingen waar kinderen nog moeite mee hebben. Spelenderwijs werk ik hen bij op gebieden zoals taal, tellen, motoriek, etc.

Wanneer ik ergens kom, breng ik de kinderen eerst op hun gemak door een kort gesprekje aan te gaan bijv. over wat het kind die dag heeft meegemaakt. Daarna begin ik met een verhaaltje en daarop volgend de educatieve spelletjes!

Die spelletjes kunnen variëren al naargelang het kind moeite mee heeft. Bijv. een rijmspelletje of een telspelletje, moeite hebben met vasthouden van potlood, etc.

Wanneer ouders het graag willen, kunnen zij er gerust bij blijven om te kijken hoe er met hun kind wordt gewerkt. Eventueel kunnen zij dan diezelfde spelletjes met de kinderen nog eens oefenen. Herhalen is altijd goed. Want door veel malen te herhalen leert het kind, het raakt ermee vertrouwd, waardoor het zich vaak veel sterker en zekerder voelt.

Voorbeelden van spelletjes 

Het leren luisteren naar verhaaltjes:  het kunnen na vertellen, en eventuele plaatjes benoemen en op volgorde kunnen leggen.

Memory en domino: zowel op taal als op rekengebied.

Dobbelsteenspel:  zowel op taal als op rekengebied. Met verteldobbelstenen voor de de taal en de gewone dobbelstenen voor het rekenen.

Gezelschapsspelen:  op taalgebied: “Kwartetspel”, “Scrabble junior” ,“Wie is het” etc. Op rekengebied: “Ganzenbord” etc.

Spel en materiaal voor het oefenen van de kleuren en vormen: met spelletjes die in de handel zijn, of met eigen gemaakte spelletjes.

Spel en materiaal voor het oefenen van de fijne motoriek:  bijvoorbeeld met kleine kraaltjes iets maken, of puzzelen, plaatjes knippen en oppakken. Maar ook met een potlood of krijtje patronen leren namaken.

« Oudere berichten