Category Archives: Diverse

Kindertekeningen

De ontwikkeling van kindertekeningen


Tekenen hoort bij de ontwikkeling van kinderen. Ze kunnen er hun creativiteit en gevoel in kwijt. Zij verrijken hun fantasie en leren waarnemen.

Geef je een peuter potlood en papier, dan gaat deze ongetwijfeld “tekenen”. Vooraf heeft het geen idee wat het gaat maken, maar gaat direct krassen en krabbels op het papier zetten. Kinderen van die leeftijd tekenen rechte en schuine strepen over en door elkaar. Sommigen maken rondjes of puntjes. In hun fantasie stellen die krassen dieren of mensen voor, maar dat kan zomaar weer veranderen in zonnetjes of regen.

Fasen

De ontwikkeling van het tekenen verloopt bij kinderen in fasen. Een goed voorbeeld daarvan is hoe kinderen telkens betere poppetjes tekenen.

Fase 0: het krassen

Het maken van rechte en schuine lijnen met nog geen voorstelling van wat het gaat worden.

Fase 1: krabbelen en gericht tekenen van (onherkenbare) figuurtjes.
Er is al iets te zien wat lijkt op benen en iets krasserig wat lijkt op een hoofd. (vanaf ± 2 ½ jaar)

Fase 2: de kopvoeter
Wanneer een kind net 4 jaar is en voor het eerst naar school gaat, tekent het vaak kopvoeters. Dit  bestaat 3 fases uit:

  1. Een eenvoudige kopvoeter; een rondje als hoofd en gelijk daaronder strepen als benen, en in het rondje ogen en een mond. (soms met recht opstaande strepen als haar)
  2. Een kopvoeter met meer details; aan de benen (strepen) zitten rondjes (de voeten), en aan de zijkant van het hoofd (het rondje) zitten ook strepen, de armen. Ook kunnen eventuele oren aan het hoofd getekend worden.
  3. Soms zit er een buik/romp in het hoofd getekend.

Fase 3: hoofd/romp tekening bestaande  uit ronde lijnen.

  1. Een eenvoudige hoofd/romp tekening; het hoofd is een rondje en de romp is ook een rondje, maar zit nog niet vast aan elkaar. Ook armen en benen worden nog als strepen getekend. (halverwege groep 1)
  2. Hoofd/romp tekening met meer details; meer haren, een neus erbij, en rondjes als handen.
    (bijna eind groep 1)

Fase 4: hoofd/romptekening met gevulde vlakken;

  1. een roze gezicht (eind groep 1)
  2. De contouren worden getekend en daarna worden de vlakken ingevuld. Het begint al te lijken op een poppetje met hoofd, hals, romp, armen en benen met handen en voeten eraan. Aan het hoofd zijn ogen, oren, neus en mond getekend (begin groep 2)

Potloodhouding

Wanneer peuters gaan tekenen, houden zij hun potlood in eerste instantie meestal in hun vuist vast, voor een stevige grip. Dat is niet de juiste manier, maar als ouder kun je je kind alvast de goede potloodhouding aanleren. Zorg ervoor dat je kind het potlood tussen duim en wijsvinger vastpakt, en de middelvinger onder het potlood houdt. Dit is in het begin niet gemakkelijk en vraagt daarom wat oefening.

Een goede potloodhouding is belangrijk om later goed te leren schrijven. Peuters beschikken nog niet over een verfijnde motoriek, zodat hun beweging bij het tekenen nog vanuit de schouder wordt gestuurd.  Daarom is het raadzaam met grote vellen papier te beginnen, om het kind voldoende bewegingsruimte te geven. Na een tijdje zal het meer controle krijgen, zowel in het vasthouden van het potlood als met de beweging en gaat het kind meer vanuit de elleboog en pols bewegen.

Het is voor peuters ook fijn om met krijtjes, verfkwasten of dikke potloden te oefenen. Hoe meer het oefent hoe fijner de bewegingen worden. (Zie ook bij fijne motoriek).  Soms hebben peuters nog niet echt een voorkeurshand. De ene keer tekenen ze met hun linker en dan weer met hun rechter hand.

Beter herkenbaar 

De figuren die kleuters tekenen worden geleidelijk steeds meer herkenbaar. Mensen krijgen een lijf, bomen een stam met blaadjes. Kleuters  tekenen iets wat ze al weten, maar niet wat ze waarnemen. Ze tekenen een doorzichtig huis met wat meubels of poppetjes erin. Ze tekenen bijvoorbeeld groot wat ze belangrijk vinden. Bijvoorbeeld een poppetje met een grote neus, of een grote vader en een klein kindje of juist andersom. Ook kijken ze wat andere kinderen tekenen en doen dat na. Vaak wordt er op het midden van het blad getekend.

Oudere kleuters maken al een indeling van het papier. Bovenaan wordt de lucht getekend en onderaan de grond. Daartussen tekenen ze een huis, boom, poppetjes en dergelijke.

Ook tekenen ze meer gedetailleerd. Bijvoorbeeld  wimpers en wenkbrauwen, lippen, een mond met tanden, vingers met nagels etc. Zij beginnen wat meer details waar te nemen, beheersen steeds beter de fijne motoriek en raken meer vertrouwd met het tekenen. Naarmate ze ouder worden, zullen zij zich telkens weer gaan  verbeteren.

Het ene kind is het andere niet, dus zullen niet alle kinderen hetzelfde presteren. Bovendien zal het ene kind meer plezier aan het tekenen beleven dan het andere kind. Ook zijn er kinderen die fases overslaan. Zoals ook op andere gebieden ontwikkelt ook hier iedere kleuter zich in zijn of haar eigen tempo.

Omgaan met risico’s

Omgaan met risico’s

Risico’s horen bij het leven. Maar hoe leer je je kind risico’s in te schatten en ermee om te gaan? Door het geleidelijk met risico’s vertrouwd te maken en zelf voldoende alert te blijven.

Onlangs lanceerde VeiligheidNL de campagne “Met een beetje risico komen ze er wel”, met als doel “ouders, scholen en de overheid te stimuleren om kinderen in de leeftijd van vijf tot zeven jaren wat meer “los” te laten”. Kinderen zouden bijvoorbeeld wat meer kunnen klimmen in bomen, op hekken en dakjes etc. Maar ook bijvoorbeeld onder begeleiding takken slijpen met een zakmes en een hut bouwen met hamers en spijkers.

Bescherming doorgeslagen

Inderdaad zijn jonge ouders vaak wel erg beschermend. Heel verstandig als het gaat om bijvoorbeeld het dragen van een helmpje bij het fietsen, kniebeschermers en polsbandjes bij het skaten et cetera. Maar veel ouders accepteren onvoldoende dat kinderen nu eenmaal wat risico’s moeten lopen om uit eigen ervaring te leren. Een paar geschaafde knietjes of een buil op het hoofd… best zielig, maar och, ze horen er gewoon bij.

Leren omgaan met risico’s

Je kunt kinderen geleidelijk wennen aan activiteiten waarbij ze een beetje risico lopen. Geef bijvoorbeeld je peuter een loopfietsjes, zonder trappers als voorloper op het echte fietsen. Misschien kan het daarna wel meteen overstappen op een kinderfiets zónder zijwieltjes. Om peuters te wennen aan klimmen en klauteren zijn er kleine huisje voor in de tuin, met een glijbaantje eraan. Niet erg als het kind er een keertje vanaf valt. Een volgende stap is bijvoorbeeld een klimrek of klimnet in de speeltuin. Leer je kind geleidelijk omhoog te gaan, maar zich wél goed vast te houden. Blijf erbij, zodat je kind niet valt als het misloopt. Overigens zonder je kind steeds vast te houden.

Onderschat niet het vermogen van je kind om zélf redelijk in te schatten wat het wél en niet kan. Kinderen kennen vaak verbazend goed hun eigen mogelijkheden en beperkingen. Maar toch klimt je kind soms rustig omhoog en beseft pas daarna dat het niet terug durft. Ook thuis op de trap bijvoorbeeld. Verlies je kind daarom nooit uit het oog. Als je kind eraan toe is kun je het eventueel leren naar beneden te gaan door op de traptrede te laten zitten en daarna steeds een tree lager. Waarschuw voor het gevaar dat het helemaal naar beneden kan vallen.

In de speeltuin of op de speelplaats van de school leren kinderen van elkaar. Let overigens wél op risico’s die de kinderen niet kunnen overzien, zoals touwtjes aan hun kleding, die achter de glijbaan kunnen haken en dergelijke.

Slechte motoriek en hoogtevrees

Sommige kinderen hebben een slechte motoriek of zijn onvoldoende gewend aan bewegingen, zoals ver springen, hardlopen en huppelen. Dat kan om faalangst gaan, gebrek aan ervaring, maar het kan ook duiden op een probleem met de grove motoriek. Het bewegen loopt dan gewoon in het algemeen niet soepel. Soms is het dan verstandig het kind aan te melden voor bijvoorbeeld gymles. Sommige kinderen raken in paniek bij het klimmen, als gevolg van hoogtevrees. Ze klampen zich dan vast aan een klimrek en durven met geen mogelijkheid verder. Hier past enig geduld en sóms de acceptatie dat het kind nu eenmaal hoogtevrees heeft, nét zoals sommige volwassenen.

Messen en scharen

Kleuters van groep 1 en 2 zijn nog te jong om ze al te laten omgaan met scherpe messen. Heel anders ligt dat uiteraard bij tafelmessen. Behoudens eventuele scherpe vleesmessen is het voor kleuters alleen maar leerzaam als ze leren met mes en vork om te gaan. Om kinderen te leren knippen zijn er speciale kinderschaartjes in de handel. Zonder punt, dus risicoloos.

Vuur

Jonge kinderen beseffen nog te weinig het gevaar van vuur, zodat ze maar beter uit de buurt van open vuur, zoals gaspitten, aanstekers en dergelijke gehouden kunnen worden. Maar het kan geen kwaad als je een kind bijvoorbeeld leert zélf een kaarsje aan te steken. Onder begeleiding natuurlijk en met de waarschuwing dat vuur niet alleen heet is, maar ook kan overslaan tot een heuse brand.

Overige risico’s

Het gaat te ver om in dit bestek ook stil te staan bij de vele andere risico’s die je kind kunnen bedreigen. Verdrinking bijvoorbeeld, of onverwacht oversteken, meegaan met vreemden etc.

Risico’s horen bij het leven, maar als ouder kun je er veel aan doen deze te beperken en je kind juist leren ermee om te gaan. In de meeste gevallen is zowel voor het kind als voor de ouders gezond verstand de beste raadgever.

Uit logeren

Uit logeren

Het komt weleens voor dat je kind ergens gaat logeren. Bijvoorbeeld wanneer je als ouders een avondje of zelfs een paar dagen van huis bent voor bijvoorbeeld het werk of een vakantie met z’n tweetjes. Vooral als dat voor de eerste keer gebeurt is het verstandig over een vertrouwd logeeradres te beschikken. Bijvoorbeeld bij opa en oma.
Bereid je kind erop voor dat het een of meer nachtjes bij iemand anders gaat logeren. Vertel het, liefst een paar dagen van tevoren, wat de bedoeling is. Beantwoord eventuele vragen van je kind rustig en voorkom dat het onzeker of angstig wordt. Logeren moet je tenslotte ook leren.

Kalender of dagboekje

Om je kind goed voor te bereiden kun je bijvoorbeeld een soort kalendertje maken waarop staat wanneer jullie weggaan en weer terugkomen. Wanneer je kind een paar dagen ergens logeert kun je ook een soort dagboekje waarin staat wat het iedere dag kan doen.
Bijvoorbeeld: dag 1 maak een tekening, dag 2 mama opbellen, dag 3 een plakwerkje maken etc.

Zijn de bladzijden uit het dagboekje gedaan, dan komen papa en mama hem of haar weer ophalen. Eventueel kunnen de ouders een kaartje opsturen, dat weer in het dagboekje geplakt kan worden.

Broertje of zusje mee

Als het voor de gastouder(s) niet te belastend is kan je kind natuurlijk ook vergezeld worden van een broertje of zusje. Dat maakt alles meestal een stuk vertrouwder. Je kinderen hebben dan steun aan elkaar. Afhankelijk van de leeftijd kun je het logeren voor je kind of kinderen veraangenamen door het treffen van goede voorbereidingen.

Koffer

Zoek een leuke eigen koffer uit en pak die samen in. Wat moet er allemaal mee? Er gaat altijd iets eigens van het kind mee. Natuurlijk de knuffel, een leuk boek, speelgoed, misschien een eigen kussen, eventueel foto’s van papa en/of mama. Dan natuurlijk een (logeer)pyjama, een tandenborstel, wat kleertjes, misschien een eigen nachtlichtje, etc.

Maak met degene waar je kind logeert vooraf duidelijke afspraken en vertel zoveel mogelijk over de gewoontes van je kind en over een eventueel bed ritueel: Bijvoorbeeld wanneer het pyjamaatje aan gaat, de tanden worden gepoetst en dergelijke. Laat de logeerouders ook altijd even van tevoren aangeven hoe laat het bedtijd is, dat er nog voorgelezen wordt etc.

Verschillen

Alleen uit logeren gaan is voor je kind heel spannend, maar ook goed voor de ontwikkeling.

– Je kind leert omgaan met verschillen. De regeltjes thuis zijn anders dan bijvoorbeeld bij opa en oma. Ook de badkamer en de wc zijn anders. Misschien is de slaapkamer niet boven maar juist beneden. De meubels zien er anders uit etc.

– Je kind leert zich aan te passen aan een andere omgeving.
– Uit logeren gaan is goed voor het zelfbeeld.
– Uit logeren gaan ontwikkelt de zelfstandigheid.

Mocht je kind desondanks heimwee krijgen, dan is het van belang dat degene bij wie het logeert hem of haar weet gerust te stellen en daarvoor de tijd neemt. Laat de gastouder je kind over thuis vertellen of tekenen. Vertel dat er leuke dingen worden gedaan en zorg voor veel afleiding.

Laat, als ouder, niet merken dat je er zélf moeite mee hebt. Dat voelt een kind goed aan.

En mocht je kind eens verdrietig zijn, raak dan niet in paniek. Ook logeren is weer zo’n ervaring waar je kind én jij beter van worden.

Onderpresteren

Onderpresteren

Kleuters willen niet in een uitzonderingspositie zitten. Daardoor komt het vaak voor dat ze een eventuele ontwikkelingsvoorsprong niet in de groep laten zien. Ze doen liever het gedrag van de andere kinderen na.

Een bekend voorbeeld hiervan is het kind dat thuis al heel gedetailleerd tekent, maar na een paar weken op school weer terugvalt op het tekenen van “kopvoeters”. Primitieve peutertekeningen dus, waarbij de benen van een mens direct onder het hoofd worden getekend. Het kind ziet niets anders en denkt dat het dus zo hoort. Dit “onderpresteren” komt regelmatig bij kleuters voor.

Onderpresteren komt ook voor wanneer een leerkracht nadrukkelijk beslist wat er moet gebeuren, zonder rekening te houden met het niveau van het kind. Als het kind dan te eenvoudige opdrachten krijgt raakt het zijn motivatie kwijt, bij gebrek aan uitdaging. Zo’n kind gaat zich vervelen en dat uit zich vaak in het gedrag.  Het mist iedere prikkel om goed te werken, goed na te denken en om te gaan met eventueel falen. Ja, ook dat laatste is belangrijk. Immers, ook door falen leert je kind.

Signalen

Signalen die kunnen duiden op onderpresteren:
– Onaangepast gedrag.
– Een slechte werkhouding; (Werkt traag en kan zich niet goed concentreren).
– Chaotische aanpak (Mist het overzicht in wat het moet doen).
– Negatief zelfbeeld.
– Slordig werken
– Tegendraads gedrag

Om onderpresteren te voorkomen, is het dus van belang om de ontwikkelingsvoorprong zo vroeg mogelijk te ontdekken en de kleuters op de juiste manier aan spreken op hun ontwikkelingsniveau.

Ontwikkelingsvoorsprong

Voorsprong herkennen

De ontwikkeling van kleuters verloopt sprongsgewijs en niet rechtlijnig, zoals bij oudere kinderen. Daarom zijn ze nog te jong om al direct te kunnen vaststellen dat ze hoogbegaafd zijn. Hun ontwikkeling kan immers nog alle kanten op.

Soms kunnen en kennen kleuters ineens al veel, maar een andere keer weer niet. Vaak is dat afhankelijk van de vraag waar hun interesse op een bepaald moment ligt. De ene keer zijn ze erg geïnteresseerd in fietsen of klimmen en klauteren, de andere keer gaan ze helemaal op in rijmen of woordjes klappen. Daarom is het belangrijk te letten op een aantal kenmerken die kunnen duiden op een voorsprong. Wanneer je kleuter een eventuele voorsprong vasthoudt, spreken we van een “ontwikkelingsvoorsprong”.  De omgeving van de kleuter, zoals het gezin en de school, helpt mee aan die ontwikkeling.

Kenmerken om een ontwikkelingsvoorsprong bij kleuters te herkennen zijn bijvoorbeeld:

  1. Het kind is erg taalvaardig en spreekt in goed opgebouwde zinnen. Het kan duidelijk maken wat het wil of wat er in hem of haar omgaat.
    2. Het kind heeft een grote belangstelling voor allerlei onderwerpen en stelt daar gerichte vragen over.
    3. Het kind is al zelfstandig, ondernemend en taakgericht. Het werkt vaak geconcentreerd en wil dingen perfect doen.
    4. Het kind heeft een goed geheugen.
    5. Het kind heeft een empathisch vermogen en kan zich inleven in een situatie van de ander.
    6. Het kind kan al vroeg tellen, terugtellen.
    7. Het kind past zich snel aan in een groep.
    8. Het kind kan met veel dingen tegelijk bezig zijn.
    9. Het kind is al vroeg geïnteresseerd in letters en cijfers.
    10. Het kind kan creatief oplossingen bedenken.

Op school

Op school kan de leerkracht een kind met ontwikkelingsvoorsprong signaleren, door:

1. Het kind te observeren en de kenmerken op te sporen.
2. In gesprek te gaan met de ouders. Zij merken vaak dat hun kind thuis meer laat zien.
3. Vervroegd toetsen af te nemen zoals de begrippen- en ordeningstoets.
4. De woordenschat en zinsbouw te testen doormiddel van het vertellen in de kring en/of het in de goede volgorde navertellen van een verhaal. Maar ook bijvoorbeeld het kunnen vertellen aan de hand van een “praatplaat”.
5. Opdrachten te geven om met bijvoorbeeld mozaïek, de kralenplank of bouwblokken, figuren en bouwvoorbeelden na te kunnen leggen of zelf te maken.
6. Door relatief moeilijke opdrachten te geven met de verschillende constructiematerialen zoals bijvoorbeeld Lego, K’nex of Vertifix.
7. Het kind uitdagender opdrachten te geven om zelf hun vaardigheden te verrijken in het werken met verschillende materialen, zoals:
mozaïek met z’n tweeën; Het ene kind maakt een figuur, en het de andere maakt daarvan het spiegelbeeld.
–  Telwel; Maak de opdracht moeilijker door er telkens 2 bij op te tellen, dus 3 wordt 5.
Hamertje tik; Het kind moet iets maken met een bepaald aantal vormen. (bijvoorbeeld een poppetje van alleen vierkanten, of driehoeken)
8. Het aanbieden van bepaalde denkspellen.

Je kind en de seizoenen

Spelen en ontwikkelen tijdens de seizoenen

Het wisselen van de seizoenen mag dan voor volwassenen normaal en overzichtelijk zijn, voor kleuters ligt dat anders. Ze overzien nog niet helemaal wanneer er telkens wel wat verandert en waarom dat gebeurt.  De ene keer regent het, dan weer valt er sneeuw. Opeens komen er bloemetjes uit de grond en een andere keer is het erg warm. Soms is het koud en moeten ze een dikke jas aan en dan weer is het een hele tijd zo warm dat er helemaal geen jas nodig is. Het hoe en waarom van die veranderingen is voor een kleuter erg leerzaam. Daarom besteden de scholen ook veel aandacht aan de gebeurtenissen rondom de seizoenen. Thuis kun je op allerlei manieren daarop inspelen. Daarom enkele tips wat je met je kind kunt doen.

 

In de lente

De winter is voorbij, er komen weer blaadjes aan de bomen. De eerste bloemen beginnen te groeien en te bloeien. De dagen worden langer en ook de dieren in het bos ontwaken uit hun winterslaap. Vogeltjes bouwen hun nestje, om straks hun eitjes uit te broeden.

  1. Ga erop uit!
    – Maak een wandeling en kijk naar de veranderingen in de natuur:
    – Er komen weer knopjes aan de takken van de bomen. Leg uit hoe dat komt.
    – Bloemen beginnen weer te bloeien; krokus, narcis, hyacint, tulp, etc.
    Benoem vooral de namen van de bloemen. Dat is goed voor hun woordenschat.
    – Maak samen met je kind een mooi boeketje bloemen voor in een vaasje.
    – Op de boerderij zijn er weer lammetjes, biggen, veulens, kuikentjes, etc.
    Benoem vooral de namen van de dieren. Wie is de moeder? Hoe heet het kindje?
    Maak er een spelletje van: hoe heet de moeder van een lammetje?
    – Vogels leggen weer eitjes. Leg uit dat vogels in de lente nestjes gaan bouwen.
    Hoe, waar en waarom doen ze dat?
  1. Geef uitleg
    – Praat met je kind over zaadjes en bolletjes;
    – zaai eens een zaadje en kijk samen hoe het plantje groeit.
    Of pak een bloembol, plant die in een pot of bak, leg het verschil uit tussen zaadje en een bol.
    – doe in een potje/bakje watten en maak die nat, strooi er wat tuinkers op.
    Na enkele dagen zie je al resultaat! Leuk is om van ‘t potje een gezicht te maken, de tuinkers worden dan de
    haren.
  1. Interessant en leuk:
    – Ga eens naar een sloot!
    – Vertel over de ontwikkeling van een kikkervisje tot een kikker.
    Laat een kikkervisje zien als dat mogelijk is.
    (Een mooi boek over dit onderwerp is: “Het kleine kikkervisje” van Sheridan Cain en Jack Tickle.)
  1. Knutselen om de lente in huis te halen!
    – Maak leuke bloemen van (crêpe) papier.
    – Maak een nestkastje voor de vogels voor in de tuin.
    – Verf van grote stenen grappige dieren/insecten-.
    – Eventuele kleurplaten. (zie onderaan deze pagina)
    – Geef bloempotjes een leuke kleur.
  1. Pasen is ook lente:
    – Maak samen mooie paastakken, laat je kind die versieren met eitjes/figuurtjes.
    – Maak een paasmandje/-bakje voor de eitjes.
    – Ga echte eieren verven ( zie onderaan deze pagina).
    – Maak zelf eierdopjes van wc-rolletjes, eierdozen, karton, etc.
    – Laat je kind meehelpen met het maken van een broodhaantje (recept onderaan deze pagina).
    (eventueel voor op de palmpaasstok: Palmpasen is één week voor Pasen)
  1. Lekkere lente hapjes maken met je kind:
    gevulde eitjes:
    Pel de gekookte eieren, snijd ze doormidden. Eigeel eruit en doe ze in een kom.
    Roer mayonaise erdoorheen en zout en peper en meng alles goed door.
    Schep het mengsel terug in de halve eieren en strooi er peterselie over.
    lente spiesjes:
     Snij fruit in plakjes/blokjes en rijg ze aan een stokje. Alles in lente kleuren.
    meer leuke lente hapjes: Zoek via Google “lente hapjes voor kinderen”!
  2. Lees leuke boekjes voor over de lente, en praat erover met je kind: (kopen/lenen bij bieb)

 

Interessante links:

Kleurplaten:

http://www.kleurprentjes.be/69/Seizoen/Kleurplaten-Lente.html#


Leuke oefeningen taal /rekenen:

https://leukleren.squla.nl/demo/groep-1/dem-missions

https://leukleren.squla.nl/demo/g-2/spelletjes

Knutselvoorbeelden:

http://members.ho.nl/knutsel2/lente.html

Recept broodhaantje:
Benodigdheden: Een pak broodmix, deegkom, water bakplaat en bakpapier.
– Maak het deeg volgens recept
– Laat het rijzen en verdeel het in 8 stukken ( 8 haantjes)
– Maak van elk stuk deeg een rol (± 18 cm) niet te dik deeg gaat nog rijzen
– Leg de rol in een gebogen vorm op de bakplaat
– Kneed een snavel , hanenkam en staart
– Stop in de kop een krent voor het oog
– Bak het haantje in de oven. (lees hiervoor de aanwijzingen op de verpakking.

Gekookte eieren kleuren:

Benodigdheden:  witte eieren, pan, azijn en natuurlijke verfstoffen.
Kook de eieren tien minuten in heet water.
Laat ze afkoelen in gekleurd (met natuurlijke verfstoffen) water met azijn:
– voor een geel ei: 6 lepels uienschillen.
– Voor een groen ei: 250 gr spinazie
– Voor een blauw ei: rode kool
– Voor een rood ei: bietje
– Voor een geel ei: kurkuma
– Voor een oranje ei: wortelen

Smeer de eieren eventueel daarna in met warme olie om ze te laten glimmen.

Aandacht

Positieve of negatieve aandacht?

Helaas dwingen kleuters soms je aandacht af door negatief gedrag. Je moét wel ingrijpen, anders loopt er iets uit de hand. Je kind dreigt iets te vernielen of een broertje of zusje te schoppen of te slaan etc. Maar heb je, omgekeerd, wel voldoende aandacht voor positief gedrag van je kind? Bijvoorbeeld als het een bijzondere prestatie levert of weer een nieuw stapje zet in zijn of haar ontwikkeling.

Als ouder zie je jezelf soms genoodzaakt onmiddellijk te reageren op negatief gedrag, terwijl dat bij positief gedrag meestal minder het geval is. Zit je kind al een tijdje geconcentreerd te tekenen of te bouwen of speelt het harmonieus met een broertje of zusje, dan beschouw je dat als normaal. Tóch verdient dit soort positief gedrag van tijd tot tijd óók je aandacht. Waarom zou je immers alleen aandacht schenken aan negatief gedrag en nooit eens aan iets positiefs? Feitelijk moedig je daarmee negatief gedrag aan, omdat je kind daarmee gegarandeerd op jouw aandacht kan rekenen!

Complimentje

Net zoals iedere volwassene heeft ook ieder kind op z’n tijd behoefte aan een complimentje of een andere manier van positieve aandacht. Ga daarom nooit achteloos aan positief gedrag van je kleuter voorbij, maar moedig hem of haar af en toe aan. Toon interesse in wat je kind doet en neem af en toe eens de tijd om je er écht in te verdiepen. Speel bijvoorbeeld eens een spelletje mee met je kind of kinderen en leer hen ondertussen hoe ze bijvoorbeeld sportief met winnen en verliezen om kunnen gaan. Doe vooral eens leerzame spelletjes, waarbij ze bijvoorbeeld moeten tellen of oplossingen bedenken. Ga ook eens bij je kind zitten als het thuis tekent of knutselt en help soms eens ’n beetje.

Tekenen en knutselen

In de meeste kleuterklassen hangen tekeningen en er staan knutselwerkjes, vaak afhankelijk van de tijd van het jaar. Spinnetjes van eikels of kastanjes, Sinterklaasjes van Wc-rolletjes, bloemetjes van papier etc. De juf of meester geeft al deze meesterwerkjes een plaatsje in de klas, zodat iedereen ze kan zien. Ze mogen er immers best trots op zijn!

Vanzelfsprekend rennen de kinderen uiteindelijk met al dat moois de poort uit en geven het vol trots aan de ouder die hen komt afhalen. Sommige ouders reageren opgetogen en complimenteren hun kind met hun mooie tekening of knutselwerkje. Ze geven al aan de schoolpoort een positieve reactie en doen dat thuis nog eens dunnetjes over. Ze vragen hun kind bijvoorbeeld om uitleg over wat ze getekend hebben en leggen dat nog eens positief uit als aanmoediging.

Achteloos

Helaas komt het ook voor dat pappa of mamma de tekening aanneemt en achteloos wegstopt, zonder er verder aandacht aan te besteden. Het kind merkt die achteloosheid en de kans is groot dat daarmee iedere prikkel tot presteren wordt weggenomen. Het maakt tóch niets uit.

Soms neemt een kind een tekening niet eens mee naar huis. Bij navraag ontdekt de leerkracht dan soms dat de ouders totaal geen aandacht schenken aan wat hun kind hen met gepaste trots laat zien.
Laat als ouder liever altijd je belangstelling blijken voor dingen die voor jou misschien gewoon zijn, maar waar je kind heel trots op is. Wees nooit onverschillig, maar probeer altijd je kind aan te moedigen bij iedere stap in zijn of haar ontwikkeling.

Niet overdrijven!

Het spreekt overigens voor zich dat je als ouder niet alleen maar complimenten hoeft te geven. Valt het “pronkstuk” van je kind je eigenlijk nogal tegen, aarzel dan niet daarover te praten. “Ik vind het eigenlijk nogal slordig”. “Waarom heb je niet tussen de lijntjes gekleurd?” “Je vorige tekening van een auto was veel beter”.  Alleen maar positivisme is teveel van het goede!

Duimzuigen

Gevoel van veiligheid en genot 

Veel baby’s duimen of zuigen op een speentje. Dat geeft hen een gevoel van veiligheid en genot. Ze worden er rustig door. Hoe langer kinderen aan die zuiggewoontes vasthouden, hoe moeilijker deze zijn af te leren. Vanwege de nadelige gevolgen is het verstandig het duimzuigen of het gebruik van een speentje tijdig te stoppen.

Nadelen voor de kinderen:

– Ze krijgen een open mondgedrag: de mond blijft openstaan als de duim eruit gaat.
Er wordt dan door de mond geademd, waardoor de mondspieren verslappen.

– Er ontstaat een verkeerde tongligging: de tong blijft vaak onder in de mond liggen
en perst tussen de tanden. Dit veroorzaakt slissen.
– Er ontstaat een verkeerde uitspraak: voornamelijk de s, t, z, d, l, n.
– Ze krijgen een afwijkende gebitstand: de boventanden gaan naar voren staan,
waardoor de mond niet goed kan sluiten.

Al deze nadelen staan een goede taal-/ spraakontwikkeling in de weg.

Wat kun je als ouders aan duimzuigen doen? 

Het is raadzaam om al vanaf het 3e jaar de zuiggewoontes af te leren. In ieder geval vóór het wisselen van de tanden. Bespreek samen met je kind hoe je dat doet.

Bijvoorbeeld:

  1. Praat samen over de gevolgen van het duimen.Bijvoorbeeld “Door het duimen, duw je je tanden naar voren”.
  2. Plak een pleister op de duim.Nog beter: laat je kind dat zelf doen.
  3. Maakof koop een vingerpopje voor de duim.
  4. Beloonje kind als het een paar uur niet heeft geduimd.
  5. Laat je kind iets met beide handen vasthouden als jij aan het voorlezen bent: een knuffeltje, het boekje.
  6. Spreek een woord of gebaar af om het te helpen herinneren aan de afspraak.
  7. Zoek samen een leuke afbeelding uit, om boven het bed of bij de tv op te hangen als herinnering.
  8. Laatje kind een knuffel uitzoeken als het wil gaan duimen.
  9. Vertel dat kinderen die naar de basisschool gaan niet meer (of op een speen zuigen)
  10. Haal ’s avonds als je kind slaapt, de duim uit de mond en doe de open mond dicht.
  11. Geef je kind een complimentje, als het probeert het zuigen af te leren.

Vraag eventueel advies aan de logopedist.

 

Je tweede kind

Veranderde rol voor ouders

De geboorte van je eerste kind is heel bijzonder. Je wereld ziet er opeens heel anders uit.  Alles is nieuw voor je! De ene ouder leeft op een roze wolk en voor de ander kan het juist beklemmend zijn. Gun jezelf daarom de tijd om aan je nieuwe rol als ouder te wennen.

Bij de geboorte van je tweede kindje is de nieuwigheid er al een beetje af. Je weet hoe je je kunt voelen en wat je te wachten staat. Feitelijk heeft je eerste kind al een beetje de weg gebaand voor het tweede. Het is overigens helemaal niet zeker dat het daardoor voor jou wat gemakkelijker wordt. Ieder kind is immers verschillend!

Bij je eerste kind bouw je ervaring op met o.a. de peuterspeelzaal, de basisschool en eventueel de dagopvang. Bij je tweede kind weet je dat allemaal al. Misschien ging je tweede kind al mee om je oudste naar school te brengen. Zo wende het al een beetje aan de school en de klas, waardoor de eerste dag op school misschien wat minder emoties oproept, zowel voor je kind als voor jou.

Maar houd er wel rekening mee, dat je tweede kindje qua karakter en gedrag niet een kopie is van je oudste. Gelukkig heeft ieder kind een eigen karakter, een eigen willetje, een eigen “persoonlijkheid”.

De plaats in het gezin

De plaats in het gezin kan ongemerkt van invloed zijn op de opvoeding en zelfs de persoonsvorming van een kind.
De komst van een broertje of zusje kan bij het oudste kind tot enige jaloezie leiden, doordat het de aandacht van de ouders en anderen voortaan moet delen. Ouders gaan vaak overdreven bezorgd om met hun eerste kind, terwijl ze hun tweede kind al gauw wat meer vertrouwen geven. Het eerste kind heeft voornamelijk de ouders als “rolmodel”, terwijl het tweede kind zich meer spiegelt aan de oudste. Wat het oudste kind vaak zélf moet ontdekken kijkt het tweede kind van zijn of haar broertje of zusje af.

De komst van een tweede kind vraagt opnieuw een andere organisatie van jouw leven als ouder. Als bijvoorbeeld je jongste kind ’s middags gaat slapen kun je wat meer aandacht schenken aan je oudste kind. Onderschat overigens nooit het verschil in karakter en aanleg van je kinderen. Dat blijkt vaak al bij het leren praten, kruipen of lopen. Ook later zal blijken dat ieder kind zich op geheel eigen wijze ontwikkelt.

Tweeling

Sommige ouders worden verrast door de komst van een tweeling. Tweelingen hebben het voordeel dat ze al vanaf hun geboorte aan elkaar kunnen wennen. Soms neemt daarbij al gauw een van de twee ‘n beetje de leiding op zich.

Voor ouders is het vaak vanzelfsprekend dat ze op school bij elkaar in de klas komen.
Maar veel scholen denken daar anders over en plaatsen tweelingen zo mogelijk in verschillende groepen. Ieder kind maakt daar eigen vriendjes en thuis aan tafel kunnen ze ieder hun eigen ervaringen vertellen. Ze leren ook wat meer onafhankelijk van elkaar te denken en handelen en hun eigen aanleg en voorkeuren te volgen. Bovendien treedt het meest volgzame kind van de tweeling een beetje uit de schaduw van het wat meer dominante broertje of zusje.

Enig kind

Kinderen zonder broertjes of zusjes zijn een beetje vergelijkbaar met een eerstgeborene. Van jongs af aan praten ze vooral met volwassenen. Net als een eerste kind kunnen ze niet vergeleken worden met broertjes of zusjes en behoeven ze ook niet met hen te wedijveren. Ze staan soms wat minder open voor nieuwe ervaringen. Die verschillen behoren tot de dynamiek in een gezin en het ontbreken daarvan behoeft geen probleem te vormen.

Overigens kunnen enige kinderen soms wat minder zelfredzaam zijn, omdat ze, meer dan andere kinderen, gewend zijn wat vaker voor hulp bij hun ouders aan te kloppen. Allemaal bepaald geen onomkeerbare verschillen, zodat ze ook geen nadeel behoeven te vormen in de verdere ontwikkeling van het kind.

De poppenkast

De poppenkast past in iedere tijd

Voor de komst van moderne communicatiemiddelen, zoals televisie en digibord hoorde de poppenkast standaard bij het kleuteronderwijs. Kleuters vinden het fantastisch om met een pop te praten en vooral als er ook nog een mooi of spannend verhaal bij hoort. Maar ook in deze tijd past minstens één keer per week poppenkastverhaal nog prima in het programma. Kinderen zelf praten namelijk ook tegen hun knuffels en laten de knuffels ook antwoorden.


Handpop als klasgenootje
Tegenwoordig wordt in de klas vooral gebruik gemaakt van een handpop, die een soort “klasgenootje” is. Meestal zit die in de huishoek, of zelfs op een aparte plek op een stoel in de klas. Zo’n pop kan een nieuw thema aankondigen of stelt vragen aan de kinderen of lokt kinderen uit om ervaringen te vertellen. Kinderen kunnen er op ieder moment van de dag hun verhaaltjes aan kwijt, wanneer ze daar behoefte aan hebben.


Poppen zijn overal
Poppen spreken kinderen erg aan. Sommige uitgevers voegen bij een prentenboek zelfs een pop van de hoofdpersoon. (Dikkie Dik, Rupsje Nooitgenoeg, etc).

Ook in poppenfilms (zoals Shrek), leerspelletjes op de PC (zoals Pompom), en de verschillende kinderprogramma’s op TV, (zoals Sesamstraat, Teletubbies, Kermit de Kikker, etc.), spelen poppen een hoofdrol. In pretparken zoals Disneyland, de Efteling of Movie World kunnen de kinderen op de foto met poppen die ze herkennen uit (teken)films. Verder worden ook in deze tijd nog steeds poppenkastvoorstellingen gegeven door professionele poppenspelers, onder andere in theaters.


Praten met een pop
Voor kinderen kan praten met een pop nuttig zijn.

  • Verlegen kinderen durven ineens via zo’n pop contact te maken met anderen.
  • Het vergroot de taalvaardigheid.
  • Kinderen krijgen meer zelfvertrouwen en durf.
  • Kinderen krijgen plezier in het spel.
  • Het sociaal emotionele aspect komt ook vaak aanbod via een pop (vaak worden met
    poppen pestgedrag besproken en nagespeeld).
  • Kinderen gaan beter luisteren naar een verhaal.


Kinderen leren van elkaar

Kinderen kun je leren om met een poppenkastpop of handpop om te gaan. De techniek van het vasthouden van een (poppenkast)pop is in het begin lastig voor kinderen. Het beste zou zijn om bijvoorbeeld met een vinger-, sok- of stokpop te beginnen. Door eerst gewoon in de kring met tweetallen een vraag en antwoordspel te doen via een pop, kom je al tot een rollenspel. Kinderen kun je leren om in de poppenkast een verhaal te spelen met een of twee poppen. Je kunt hen beurtelings naar elkaar laten kijken en luisteren. Zo leren ze ook van elkaar.

Verschillende poppen …

  • Handpoppen
  • stokpoppen
  • sokpoppen
  • vingerpoppen
  • marionetten
  • schimmen
  • zelfgemaakte poppen van flessen, dozen, wc-rolletjes, pollepels, etc.
« Oudere berichten Recent Entries »