Category Archives: Diverse

Wat is dyslexie?

Dyslexie 

De term dyslexie komt uit het Grieks en betekent letterlijk: niet kunnen lezen. Bij dyslexie heeft iemand met een gemiddelde intelligentie veel moeite met lezen, spellen en schrijven.

Het belangrijkste kenmerk van dyslexie is dat er een probleem ontstaat bij het aanleren en vlot toepassen van het lezen en spellen op woordniveau. Vooral vanaf groep 3, wanneer kinderen al écht gaan leren lezen en schrijven hebben kinderen met dyslexie veel extra oefening nodig om het (technisch) lezen aan te leren. Daarom is het van belang dat aanwijzingen voor eventuele dyslexie bij een kind zo vroeg mogelijk door de leerkracht worden ontdekt. Hoe eerder een gerichte aanpak van lees- en spellingproblemen kan starten, hoe groter de kans op succes. Voor kleuters blijft het meestal bij alert zijn van de leerkracht op eventuele dyslexie.

Bij allochtone kinderen die thuis hun moedertaal spreken, is herkenning van dyslexie op de basisschool extra moeilijk.
Als een kind bijvoorbeeld letterlijk “van huis uit” geen Nederlands heeft geleerd kan dat ten onrechte worden gezien als oorzaak voor problemen met het lezen en spellen.

Signalen bij kleuters

Op de kleuterleeftijd (groep 1 en 2) is dyslexie nog niet vast te stellen. Wel kunnen er signalen zijn die aanleiding geven om het kind extra in de gaten te houden. Bijvoorbeeld wanneer het kind:

  • een algemeen zwak taalniveau heeft
  • moeite heeft met het opnemen van basiskennis, zoals getallen en de namen de kleuren
  • minder precies werkt bij het knutselen, knippen en plakken
  • slecht versjes kan onthouden en slecht kan rijmen
  • moeite heeft met het aanleren van begrippen zoals ‘links’ en ‘rechts’.

Niet bij alle kinderen wijzen deze problemen op dyslexie. Maar komt er in de familie dyslexie voor, dan kan er eventueel wel sprake zijn van dyslexie bij een kind.

Leren lezen

Kinderen ontwikkelen hun taalbewustzijn bij het voorbereidend lezen, wanneer ze letters leren herkennen en naschrijven.

Als blijkt dat een kind daar moeite mee heeft kunnen de ouders een heel belangrijke rol spelen door veel met taal bezig te zijn. Bijvoorbeeld door veel voor te lezen en veel rijm- en taalspelletjes te doen. Tijdens die spelletjes kun je letten op eventuele signalen die op problemen kunnen wijzen.

Enkele van die signalen zijn:

  • Je kind heeft moeite met het opnemen van gesproken informatie.
  • Je kind heeft er moeite mee het verschil te horen tussen klanken als m en n, t en k, ba en
  • Je kind heeft er moeite mee het verschil te zien tussen bijvoorbeeld p en q, b en d, en met volgorde in woorden.
  • Je kind heeft moeite met het inprenten van reeksen (bijvoorbeeld het opzeggen van een kleurenreeks), met het onthouden van woordcombinaties, uitdrukkingen en gezegdes.

Nadrukkelijk moet gesteld worden dat bovenstaande signalen weliswaar aanwijzingen kunnen zijn voor dyslexie, maar het is aan professionals om dit vast te stellen. Zoals eerder aangegeven is de kleuterperiode daarvoor feitelijk nog wat te vroeg.

Engels leren

Kinderen pikken de Engelse taal snel op

Een vooralsnog beperkte groep basisscholen laat de kinderen al vanaf groep 1 kennismaken met de Engelse taal. Het ziet ernaar uit dat deze groep de komende jaren nog sterk zal groeien.

Het Platform Onderwijs 2032 bracht in 2016 op verzoek van het Ministerie van Onderwijs advies uit over het meer toekomstgericht inrichten van het onderwijs. Daarin pleitte men voor het toevoegen van vakken als ICT en Engels aan het verplichte curriculum voor het onderwijs.

De keuze voor het Engels als tweede taal, naast de eigen moedertaal, ligt voor de hand. Het is de taal van de economie, de wereldhandel, de wetenschap en het internationale contact.

Tweede of derde taal

Sommigen vragen zich af of het niet beter is kinderen eerst één taal goed aan te leren en pas daarna een tweede taal. Het antwoord is eenvoudig dat kinderen nu eenmaal die mogelijkheid hebben. Onderzoek toont aan dat naarmate je later start met het aanleren van een vreemde taal het steeds moeilijker wordt, je deze goed eigen te maken. Kleuters kunnen heel goed verschillende talen tegelijk leren. Zij pikken een tweede (of derde) taal heel snel op zonder dat de andere taal (Nederlands) er onder lijdt. Kinderhersenen werken gewoon anders.

Het Nederlands krijgen de kinderen van thuis mee en ook een tweede taal als het Engels leer je niet via de grammatica, maar op een natuurlijke manier met gesprekjes. Met name Nederlandse kinderen horen veel Engels om zich heen. TV en films zijn niet nagesynchroniseerd en ook horen ze veel muziek en reclame in het Engels. We zijn eraan gewend. Het is een deel van onze cultuur geworden. En als je er vroeg mee begint, dan kun je het ook heel goed leren.

De lessen spreken de kinderen erg aan. Vanwege de leuke, aansprekende plaatjes en filmpjes en vooral ook omdat ze zelf uitgedaagd worden al een beetje Engels te spreken. Ook hier geldt dat de lessen voor de kleuters spelenderwijs worden aangeboden. Ze hebben eigenlijk nauwelijks in de gaten dat ze leren!

In de groepen 3 t/m 8 van de basisschool krijgen de kinderen ook Engelse les, zodat ze ook op dat punt prima zijn voorbereid op het vervolgonderwijs. Zó vroeg geleerd voelt het Engels ongeveer net zo vertrouwd als de eigen moedertaal!

Functies

Wie doet wát op de basisschool?

Directeur:                          

Heeft de leiding over een school en is met name verantwoordelijk voor het onderwijsbeleid, de kwaliteitsontwikkeling en de bedrijfsvoering.

Algemeen directeur:    

Als er meerdere scholen vallen onder bijvoorbeeld een gemeente of stichting dan staat boven de schooldirecteur vaak nog een bestuur en/of een bovenschoolse directie. Dit zogenaamde “bevoegd gezag” draagt zorg voor de beleidsontwikkeling en beleidsbepaling voor scholen en bewaakt de kwaliteit en de uitvoering.

Bestuur:                             

Het bestuur draagt de eindverantwoording over een of meerdere scholen. Het bepaalt het schoolbeleid en voert taken uit die door de overheid zijn opgelegd.

Groepsleerkracht:         

De groepsleerkracht (de juf of meester dus) geeft les en begeleidt leerlingen in een eigen groep. Hij of zij is de vraagbaak voor ouders en verzorgers over alles wat met het onderwijs van hun kind te maken heeft.

Vakleerkracht:                

Dit is een doorgaans gespecialiseerde leerkracht, die aan meerdere groepen lesgeeft in een specifiek vak. Bijvoorbeeld een gymdocent.

Remedial Teacher:        

Deze geeft extra ondersteuning aan leerlingen met leer- en gedragsproblemen. Meestal gaat het om ondersteuning in kernvakken, zoals taal en rekenen. Meer…

Intern begeleider

De intern begeleider is verantwoordelijk voor de ontwikkeling, coördinatie en uitvoering van het zorgbeleid van de school en, waar nodig, de begeleiding van leerkrachten. Meer…

Vertrouwenspersoon:

Is een aanspreekpunt voor klachten van ouders, leerlingen en personeel over nalatigheid, maatregelen en gedrag op school.

Teamleider / adjunct directeur: 

Vormt samen met de directeur de schooldirectie, en geeft mede leiding en sturing aan onderwijskundige zaken.

Ouderraad:

De ouderraad bestaat uit ouders die zich inzetten voor de organisatie van leuke schoolse activiteiten en voor (beleids) zaken in het belang voor ouders en leerlingen. Meer…

Medezeggenschapsraad:

Deze bestaat uit personeel en ouders die meedenken over het schoolbeleid en heeft vaak een adviserende, en ook een beslissende rol in beleidszaken.    Meer…

Onderwijsondersteunend personeel

Leerkrachten kunnen incidenteel bij hun werk in de klas worden bijgestaan door ouders, die bijvoorbeeld optreden als “leesmoeder”. Ook is het mogelijk dat de school speciaal opgeleide klassen- of onderwijsassistenten inzet of dat bijvoorbeeld enige tijd een stagiair van de PABO ervaring komt opdoen onder de hoede van een leerkracht.

Daarbij kan het voorkomen dat de stagiair eens zelfstandig een lesje voor de groep verzorgt. Meer…
Afhankelijk van het niveau van de stagiaire kan de leerkracht van de kinderen daar wel of niet bij aanwezig zijn.

Overig ondersteunend personeel:                        

Net zoals in de meeste organisaties hebben ook basisscholen doorgaans ondersteunend personeel in dienst voor niet onderwijs specifieke taken. Bijvoorbeeld een conciërge, administratief medewerker, schoonmakers et cetera.

Externe ondersteuning:

Ambulant begeleider

Deze geeft begeleiding aan kinderen met een taal-/spraakprobleem of kinderen met een stoornis en ondersteunt de leerkracht en eventueel de ouders.

Schoolbegeleidingsdienst:

De schoolbegeleidingsdienst verzorgt nascholingscursussen en begeleidt en ondersteunen scholen bij
problemen van schoolorganisaties en / of de begeleiding van kinderen.

GGD:

Voert periodiek gezondheidsonderzoek uit onder de kinderen. (Dit onderzoek is een beetje vergelijkbaar met dat van een consultatiebureau voor de jongste kinderen…)

Logopedist

Wanneer kinderen 5 jaar worden, screent de logopedist op taal- en spraakontwikkeling. Meer…

Stagiaires

Toekomstige collega’s

Op veel scholen zijn regelmatig stagiaires te vinden. Zij volgen op de Pedagogische academie voor het basisonderwijs (Pabo) een vierjarige opleiding tot leerkracht op de basisschool.

In het eerste jaar bestaat hun opdracht vooral uit het observeren in de klas en eventueel al eens les geven. De eigen groepsleerkracht van de kinderen blijft altijd in de klas aanwezig, als de stagiaire in zijn of haar klas lesgeeft. De leerkracht treedt dan op als begeleider en coach van de student.

Meestal wordt een stageplaats aangewezen door de Pabo en vaak dichtbij de woonplaats van de stagiaire. De begeleidende leerkracht stemt vooraf in met de komst van de stagiaire. De stageperiode kan variëren van enkele maanden tot een half jaar en vaak bezoekt de stagiaire zo in een studiejaar twee stagescholen.

Als een enkele student niet aan het gewenste niveau voldoet, wordt in overleg met de Pabo de stage beëindigd.

LIO-stagiaires

De studenten in het laatste jaar van de opleiding, volgen een stage “Leraar In Opleiding”. Deze LIO-stage duurt vaak één jaar. In het begin nog in het bijzijn van de groepsleerkracht en in de laatste periode zelfstandig, zonder dat de begeleidende groepsleerkracht altijd aanwezig is in het lokaal. Vaak wordt die ergens anders ingeroosterd, omdat basisscholen in deze tijd over zeer beperkte personeelsbudgetten beschikken.

Klassenassistent

Klassenassistent en Onderwijsassistent

Klassenassistent

In de onderbouw van het basisonderwijs (de groepen 1 t/m 4) wordt de leerkracht soms ondersteund door een klassenassistent. Voor deze functie bestaan 2 niveaus:

Niveau 3
Alleen verzorgende taken, zoals:
– het strikken van veters.
– het helpen bij de hygiënische verzorging, zoals handen wassen.
– het helpen van leerlingen bij de gym.
– het klaarzetten en opruimen van lesmateriaal.

Niveau 4
Naast verzorgende taken, ook eenvoudige onderwijsinhoudelijke taken, zoals:
– het helpen van groepjes leerlingen met het uitvoeren van opdrachten.
– het ondersteunen van de leerkracht bij het maken van lesmateriaal
– het motiveren van leerlingen om zich te concentreren en om zich in te zetten om de lesstof op te nemen.
– het houden van toezicht tijdens de pauzes.
– het signaleren van eventuele problemen of achterstanden bij leerlingen en dit met de leerkracht bespreken.
– het bijwonen van besprekingen over leerlingen.

De verantwoordelijkheid blijft natuurlijk altijd bij de leerkracht.

Onderwijsassistent:

Een onderwijsassistent biedt assistentie in de klas aan de leerkracht van alle groepen in het basisonderwijs (groepen 1 t/m 8). Hij of zij kan taken overnemen van de leerkracht en meer aandacht geven aan de leerlingen, maar is niet bevoegd om klassikaal les te geven.

Taken van de onderwijsassistent zijn:
– Het ondersteunen en begeleiden van leerlingen.
– Het assisteren van de leerkracht.
– Het uitvoeren van administratieve en verzorgende taken.
– Het assisteren bij buitenschoolse activiteiten.

De verantwoordelijkheid voor deze activiteiten ligt overigens altijd bij de leerkracht!

Je kind leren te delen

Samen spelen is samen delen!

Het is belangrijk dat kinderen al vroeg leren met anderen te delen. Het beste kun je daar al op de peuterleeftijd mee beginnen. Rond het tweede of derde jaar dus! Om een kind alvast te leren dat het niet alleen op de wereld is, kan het verstandig zijn zo nu en dan eens een vriendje uit te nodigen. Zo kan je kind onbewust en op een speelse manier leren zijn of haar speelgoed te delen.

Je peuter begint op die leeftijd ook al te ontdekken, dat sommige dingen van hem/haar zijn en andere dingen niet. Zoals bijvoorbeeld “dat is mamma’s tas”,  of “die jas is van pappa”, “dat autootje is van mijn broertje” etc.

Wat leer je aan je kind?

  • Leer je kind om te vragen, als het iets wil hebben. Bijvoorbeeld “mag ik ook eens met je bal spelen?”
  • Prijs je kind als het uit zichzelf het speelgoed afgeeft.
  • Als ouders kun je ook aan je kind vragen “mag je vriendje ook even met je pop spelen?”
  • Laat eventueel je kind eens om de beurt met een ander kind met een bepaald stuk speelgoed spelen.
  • Laat het vriendje of vriendinnetje dat komt spelen, ook eens zijn of haar eigen speelgoed meenemen.

Wat moet je als ouder juist niet doen?

  • Je kind dwingen om iets af te geven. Zo raakt het van streek en zal het een volgende keer ook niet bereid zijn het te delen.
  • Ongeduldig worden. Soms heeft je kind even tijd nodig.
  • Steeds voor je kind uitmaken wie welk speelgoed mag hebben.
  • Je kind de kans ontnemen om het zelf te doen. Als het fout loopt kun je altijd nog ingrijpen.

In de speeltuin

De speeltuin is voor iedereen. Als je kind al een hele tijd op de schommel is geweest, zeg dan dat een ander kind er nu ook op mag. Zeg dat ze om de beurt kunnen schommelen. Maak er een spelletje van door bijvoorbeeld ieder 10 tellen te laten schommelen, of laat eens een belletje (kookwekker) afgaan als de tijd om is. Zo leren ze om de beurt te spelen.

Het delen van ouders

Naast het delen van speelgoed moeten kinderen ook weleens  hun pappa of mamma delen met andere mensen. Je kind moet  begrijpen dat het niet altijd in het middelpunt kan staan.

  • Leg aan je kind uit, dat het even moet wachten als mamma met iemand aan het praten is.
  • Leg uit dat het maar even zelf iets moet / kan doen.
  • Leg uit dat pappa of mamma ook hun eigen dingen moeten doen, zoals huishoudelijk werk, administratie, een boek lezen etc.
  • Leer je kind om zelf te spelen en zich te vermaken. Geef het bijvoorbeeld een kleurplaat om die zelf in te kleuren, terwijl jij met andere dingen bezig bent.
  • Leg uit wanneer je weer wel samen kunt spelen. “Als ik hiermee klaar ben gaan we een puzzeltje doen.”
  • Betrek je kind ook eens in een activiteit. Laat het bijvoorbeeld meehelpen met wasgoed uitzoeken, de berging opruimen, of geef ze een taakje. “Doe jij maar alles in een doos, dan ga ik vegen.”

Speelgoed delen:

Zelfs op de peuterspeelzaal wordt je kind, bij het contact met andere kinderen, begeleid en geleerd om het speelgoed te delen. De kinderen leren van elkaar en ook daar ontdekken ze al spelend dat ze weleens op hun beurt moeten wachten.

Soorten basisscholen

Kies met zorg

Afhankelijk van de regio waar je woont is het mogelijk voor je kinderen een school te kiezen, die zoveel mogelijk aansluit bij jouw levensbeschouwing of andere voorkeuren.

Verreweg de meeste ouders kiezen voor hun kinderen een school in of dichtbij de wijk waar ze wonen. Eventueel kiezen ze dan een school die aansluit bij hun religie of andere levensbeschouwing. Vaak bestaat daarnaast de mogelijkheid te kiezen voor verschillende onderwijskundige richtingen. Voor sommige ouders zijn deze keuzes zo belangrijk dat ze bereid zijn een school te kiezen buiten de eigen wijk of zelfs buiten de stad of het dorp waar ze wonen.

  • Bijzondere scholen richten het onderwijs in volgens een klassiek model en werken met een specifieke levensovertuiging (bijvoorbeeld Rooms Katholiek, Christelijk od Islamitisch).
  • Openbare scholen richten het onderwijs eveneens in volgens een klassiek model en werken zonder een specifieke levensovertuiging.

Naast de hiervoor genoemde categorie van “bijzonder onderwijs” of “openbaar onderwijs” is het vaak mogelijk te kiezen voor een school, waarvan het onderwijs nadrukkelijk is ingericht volgens bepaalde onderwijskundige grondprincipes.
De belangrijkste voorbeelden hiervan zijn:

  • De Montessorischool  is gebaseerd op een door Maria Montessori ontwikkelde onderwijsmethode waarin de zelfstandige ontwikkeling voorop staat. Er wordt veel in niveaugroepen gewerkt.
  • Het Daltononderwijs gaat ervan uit dat elk mens in staat is verantwoordelijkheid te dragen voor zichzelf en zijn omgeving. De onderwijsmethode is er dan ook op gericht dat een kind vrijheid kan hanteren en eigen keuzes kan maken.
  • De Jenaplanschool werkt met niveaugroepen. Leerlingen die in leeftijd één tot drie jaar van elkaar verschillen, zitten samen in de zogenoemde stamgroepen. Jenaplan is geen systeem met vaste vormen en maakt onder meer gebruik van ervaringsgericht onderwijs.
  • De vrije School geeft onderwijs vanuit de antroposofie. Dit is een levensovertuiging (ontwikkeld door Rudolf Steiner), waarin men zich bewust wil worden wat “het mens zijn” betekent. In deze vorm van onderwijs wordt grote waarde gehecht aan de ontwikkeling van sociale vaardigheden en creativiteit. Leerkrachten kijken daarom extra gericht naar de mogelijkheden die elk kind in zich draagt.

Naast de hiervoor genoemde varianten op de klassieke basisschool zijn er nog diverse andere, meestal minder bekende varianten, zoals bijvoorbeeld de “Nutsschool”, de “Iederwijs school”, “de Freinetschool”, de “Steve Jobs (I-pad) school”, de “flexibele school” en dergelijke. Ik laat deze hier vooralsnog buiten beschouwing.

Controle

De kwaliteit van een basisschool wordt gecontroleerd door de Onderwijsinspectie. Naast de Cito-scores, het aantal zittenblijvers en het lesmateriaal kijkt deze ook naar de sfeer op school en naar de manier van lesgeven. Soms wordt een school als zwak beoordeeld en komt onder toezicht van de inspectie te staan. 

De inspectierapporten van alle scholen staan op het internet (www.owinsp.nl). Zeker ouders die nog een school voor hun kinderen gaan kiezen raad ik beslist een bezoekje aan deze website aan.

Schoolkeuze

De beste school bestaat niet

Een basisschool kiezen voor je kind is niet gemakkelijk. Want hoe weet je wat het beste past bij je kind, waar moet je op letten en hoe kom je aan de juiste informatie? De beste school bestaat niet! Het gaat erom welke school het best past bij jouw kind en jou als ouder en opvoeder. Welke school dat is, hangt af van jouw persoonlijke criteria en welke verwachtingen jij hebt ten aanzien van de basisschooltijd en de ontwikkeling van je kind(eren).

Waar moet je op letten als je een school voor je kind gaat kiezen?
De volgende vragen kunnen je hierbij misschien helpen.

  1. Is het een bijzondere of openbare school?
  2. Hoe is de sfeer op de school?
  3. Ziet de school er netjes uit?
  4. Hoe groot zijn de groepen?
  5. Zijn er voldoende leerkrachten?
  6. Is er extra zorg op school en hoe is die geregeld?
  7. Gaan de kleuters meteen hele dagen naar school?
  8. Zijn er wen-ochtenden voor de kleuters?
  9. Hoe is de communicatie met de ouders over problemen en vorderingen?
  10. Hoe worden de leerlingen beoordeeld?
  11. Wat verwacht de school van ouders?
  12. Welke onderwijsmethode wordt er gebruikt?
  13. Is er een leerlingvolgsysteem?
  14. Doet de school mee aan de Cito-eindtoets?
  15. Beschikt de school over een pestprotocol?
  16. Krijgen de leerlingen huiswerk en zo ja, vanaf welke groep?
  17. Wat doet de school aan kunst en cultuur?
  18. Heeft de school goede afspraken met een naschoolse opvang?
  19. Hoe is de kwaliteit van de school volgens de Onderwijsinspectie?

Aarzel niet om bij scholen in de buurt hun schoolgids en schoolplan op te vragen. Daarin staan allerlei nuttige gegevens, die je doorgaans een goed beeld geven van de school. Dat geldt zeker als je deze informatie bij meerdere scholen opvraagt.

Thuis oefenen

Het leren staat nooit stil

Een kleuter leert al spelend! Ouders kunnen daar thuis op inspelen. Bijvoorbeeld tijdens het eten, het aan- en uitkleden, TV kijken, het naar bed brengen, etc. Tijdens het tafeldekken bijvoorbeeld kun je het reken- en denkvermogen van je kind vergroten. “Hoeveel borden moeten er op tafel?” Tijdens een gezellig gesprek leert het te luisteren naar anderen en kan het zelf ook iets vertellen. Ook bijvoorbeeld het beleven van de seizoenen daagt je kind uit om te leren. In de herfst kun je samen in het bos spullen verzamelen, zoals eikeltjes, kastanjes of noten (ordenen). In de winter kan je kind leren van tegenstellingen (warm en koud, licht en donker, vriezen en smelten). In de zomer kun je met je kind(eren) tikkertje spelen (sociaal), in de lente bloemennamen leren (taal) etc. Hieronder enkele mogelijkheden om je kind thuis te helpen:

Puzzelen

Ieder kind heeft wel een puzzeltje. Probeer eens met een keukenwekker een puzzeltje te laten leggen. Hoe snel zijn ze? Hoe geconcentreerd zijn ze? Of laat ze twee puzzeltjes tegelijk maken.

Opdrachtjes 

Geef je kind af en toe eens eenvoudige opdrachtjes, zoals: “Pak je schoenen, je jas, je tas”, “Zet je beker op het aanrecht”, “Trek je pyjama aan”, “Leg de lepels in de la”, etc. (begrijpen en kennen ze de opdrachten?) Probeer ook eens twee opdrachten tegelijk te geven: ‘pak de schaar en doe daarna de deur dicht’.
Laat je kind bijvoorbeeld ook eens meehelpen met het tafel dekken: “Hoeveel vorken, messen, borden moeten er op tafel komen?” Laat ze maar eens tellen. Zo leren kinderen al spelend. óók thuis!!

Zelfredzaamheid

  • Leer je kind zichzelf eens aan- en uit te kleden.
  • Probeer eens of je kind zelf een boterham kan smeren.
  • Laat je kind zelf fiets zijn of haar fiets pakken uit de berging.
  • Laat je kind zelf fietsen.
  • Laat je kind zelf naar de wc gaan en billen afvegen.
  • Laat je kind zelf dingen bij elkaar zoeken, zodat het leert sorteren!

Zelf lezen

Wanneer je kind zelf wil lezen en het is eraan toe, dan kun je het helpen door de letters spellend uit te spreken zoals je die hoort. Bijvoorbeeld het woordje “maan”, de m (is m, geen em), aa (is aa ), n (is n geen en). Je gebruikt de klanken. Dus alle letters spreek je uit zoals je die zegt in een woord. Zo leren kinderen dat ook op school. Het is handig als ouders dit ook zo doen. De lettercombinaties zoals: aa, oo, ee, uu, oe, eu ui, au en ou spreek je ook zo uit. Bij de bibliotheek zijn boekjes te leen voor beginnende lezertjes; de z.g. de maan-roos-vis-boekjes.

Rekenen

  • Laat je kind meehelpen met het opruimen van het speelgoed.
    • “Hoeveel auto’s of poppen kunnen er in een bak?” (Tellen)
    • “Leg je knuffels eens van groot naar klein op je bed?”
  • Laat je kind voorwerpen in huis tellen en vergelijken.
    • “Hoeveel schoenen er zijn?”
    • “Zijn alle schoenen even groot?”
  • “Hoeveel stappen is je slaapkamer, de keuken, de gang?” (Meten)
  • “Hoeveel treden heeft de trap?”
  • “Ik zie, ik zie wat jij niet ziet en het is van hout of rond of je kunt het opeten, of is het van jou” (ordenen en vergelijken)
  • Geef je kind een doos met knopen en laat het deze sorteren op kleur, grootte, vorm. (Ordenen)
  • Met gezelschapsspelen kun je tellen. “Hoe lang moet ik op mijn beurt wachten?” (Tijd)
  • Laat je kind eens meehelpen pannenkoeken te maken. Meel wegen, eieren tellen, melk afmeten.
  • Hoeveel pannenkoeken zijn er gemaakt? Hoeveel van de pannenkoeken denk je op te kunnen eten? Zijn er nog pannenkoeken over? (Wegen, meten, getal besef)

Spelen en leren in de vakantie

  • Geef je kind eens een bak met water, een emmertje zand of wat wasknijpers. Daarmee kun je prima hun creativiteit, motorische vaardigheden of rekenvermogen stimuleren.
  • Ook het gewone buitenspelen met kinderen uit de buurt is al leuk. Zo leren ze om met elkaar om te gaan, te delen en te communiceren.
  • Ze kunnen in een bos rennen, een hut bouwen van takken, of verstoppertje spelen achter de bomen.
  • Een bezoekje brengen aan een kinderboerderij, een dierentuin? Zo leren kinderen de dieren kennen. Bijvoorbeeld zijn het grote dieren? Wat doen ze? Wat eten ze? Hoe lopen ze? etc.
  • Een bezoekje aan de speeltuin, zo kunnen ze hun energie kwijt. Ook hier leren ze van!
  • Tijdens uw reis met de auto kunnen de kinderen bijv. alle rode auto’s tellen, of paarden of caravans.
  • In een zwembad of op het strand doen kinderen weer andere ervaringen op. In en uit het water rennen, lekker poedelen met of zonder zwembandjes, in het zand naar hartenlust graven en bouwen.
  • Geef je kind tijdens het spelen met zand eens verschillende vormpjes, bakjes of bekers. Ook schelpen en knopen zijn erg leuk om de zandtaartjes te versieren.
  • Met stoepkrijt kunnen de kinderen leuke tekeningen maken of een hinkelbaan. Laat ze cijfers of letters erbij tekenen. Laat ze hinkelen, springen, vooruit of achteruit, of op één been.
  • Tijdens het hinkelen kan je kind de cijfers, letters of de tekeningen benoemen.
  • Ook dichter bij huis zijn er allerlei spelletjes te bedenken. Bijvoorbeeld het gooien en vangen van een bal. Goed voor de oog-handcoördinatie van je kind.
  • Laat de kinderen eens tegen open waterflessen voetballen, het kost niets en het water is goed voor het gras.
  • Met springtouwen en elastieken oefenen de kinderen hun behendigheid.
  • Ook spelen in een nabij gelegen parkje of speeltuintje is fijn.
  • Bij slecht weer kunnen kinderen lekker knutselen met schaartjes lijm, karton, lege wc-rollen en natuurlijk met verf, stiften en potloden.

Het mag duidelijk zijn: Je kind behoeft zich in de vakantieperiode écht niet te vervelen!

Jarig zijn op school

Je kind in het middelpunt

Jarig zijn op school is voor kleuters erg spannend. Ze zijn het middelpunt van de dag, ze mogen trakteren en worden toegezongen. Soms mag je kind een rondje langs de klassen maken en de andere juffen mee laten feesten door hen ook een traktatie aan te bieden.

Best leuk!

Het ene kind vindt het erg leuk, terwijl het andere kind het nog een beetje eng vindt. De juffen weten dan precies hoe ze het moeten aanpakken en zorgen ervoor dat ook deze kinderen het leuk gaan vinden. De verjaardag wordt vaak aan het begin van de dag gevierd. Op veel scholen mogen de ouders er gezellig even bij blijven. Vraag eventueel even aan de leerkracht of je de verjaardag in de klas mag vastleggen op foto of video. Leuk voor Facebook of het familiealbum!

Feestmuts

De jarige krijgt natuurlijk een feestmuts op en mag vertellen wat voor cadeautjes hij of zij gekregen heeft. Er worden feestliedjes gezongen met of zonder instrumentjes en het hoogtepunt is natuurlijk het trakteren. Door hun ervaring slagen juffen of meesters er doorgaans prima in van een kleuterverjaardag een leuk feestje maken.

Na afloop van het feestje gaan de ouders weer naar huis en kan het programma in de klas doorgaan. De jarige blijft in het middelpunt, want die mag meestal kiezen welk verhaaltje de juf gaat vertellen, welke spelletjes er gedaan worden, welke kinderen er mee mogen om een rondje langs de klassen te gaan etc. Zo wordt zo’n dag extra feestelijk gemaakt voor de jarige.

Traktatie

Er zijn erg leuke traktaties te bedenken. Het liefst natuurlijk gezond!

Enkele voorbeelden:

  • kleine zakjes chips
  • stukjes kaas of worst op prikkers
  • worstjes in bladerdeeg
  • doosjes met krenten
  • stukjes fruit aan spiesjes
  • leuke kleine verrassinkjes in de vorm van potloodjes, grappige gummetjes of puntenslijpers, ballonnetjes, leuke bekers, etc.

Sommige ouders maken het zelfs nog feestelijker door alles in een gezellige met ballonnen versierde feestmand of doos aan de klas te presenteren. Eventueel kan er een leuk verrassingspakketje worden geknutseld. Zo is iedere verjaardag voor een kleuter altijd één groot feest!!

« Oudere berichten Recent Entries »