Category Archives: Leerstof

Sinterklaasfeest

Sinterklaasfeest

Ouders vinden het heerlijk om van het Sinterklaasfeest voor hun kinderen een heuse belevenis te maken. Begin liever niet te vroeg met de spanning op te bouwen, zodat het ook écht een feest is. Gun kinderen hun fantasie, bijvoorbeeld door Sint en Piet na te spelen. Maar gebruik Sint en Piet niet om je kind te straffen. Dat is beslist niet meer van deze tijd!

Reclame

De vroege reclames op tv, in kranten, folders en in de winkels geven kinderen de indruk dat het niet lang meer zal duren voor het feest er is. Eigenlijk duurt die tijd van spanning voor de kinderen veel te lang. Het is daarom verstandig om er nog niet te vroeg al veel over te vertellen. Dat kan eigenlijk pas vanaf de aankomst van de Sint met de stoomboot. Vanwege de spannende sinterklaastijd kunnen kinderen banger zijn dan anders. Zo kunnen zij bijvoorbeeld weer bang zijn in het donker, bang zijn om naar de wc te gaan, bang van de regen op het raam, etc.  Maar ook kunnen zij bang zijn van Sint en Piet. En dat is beslist niet nodig!

Bang

Er zijn verschillende manieren om ervoor te zorgen dat je kind niet bang hoeft te zijn voor de Sint. Op de eerst plaats kun je je kind geruststellen en het gezellig maken, bijvoorbeeld door liedjes te zingen en leuke verhaaltjes voor te lezen. Ook kun je je kind verkleedkleren geven, waarin het Sint en Piet kan naspelen. Die zijn voor weinig geld al te koop. En komt de Sint een keer thuis op bezoek, dwing je kind dan niet op z’n schoot te gaan zitten of om Piet persé een hand te geven. Blijf altijd bij je kind wanneer Sint of Piet er zijn en vertel je kind dat zij er zijn om cadeautjes geven. Dreig nooit met Sint die alles ziet en slechte dingen onthoudt. Nee, soms komt hij stiekem ‘s nachts iets lekkers, een briefje of een cadeautje in de schoen doen.
Vertel dat je een afspraak met Sint en Pieten maakt wanneer ze op bezoek kunnen komen. Sint weet zoveel van je kind, omdat jij dat hebt verteld. En dat alle goede dingen over je kind in het grote boek staan. Gebruik Sint nooit als boeman om je kind te corrigeren. En die zak…. gebruikt de Sint alleen voor de cadeautjes.

Sinterklaas bestaat (niet) ?

Het kan voorkomen dat kinderen “op straat” horen dat sinterklaas niet bestaat en dat ze  aan jou vragen of dat waar is. Kleuters maken nog geen onderscheid tussen fantasie en werkelijkheid. Bij zoiets spannends als Sinterklaas, wint de beleving het vaak van de werkelijkheid. Als je kind erg bang blijft, of blijft vragen of sinterklaas bestaat, dan kun je hem/haar vertellen dat sinterklaas vroeger echt heeft bestaan en dat hij een goede man was, die veel om andere mensen heeft gegeven.

Cadeaus

Kinderen hebben voor hun ontwikkeling na verloop van tijd ander speelgoed nodig. Het is daarom verstandig om te kiezen welk speelgoed voor de leeftijd van jouw kind het beste is. Daardoor bereik je dat er ook mee gespeeld wordt. Vaak is een klein cadeautje ook goed. Cadeautjes behoeven niet altijd groot en duur te zijn. Tussendoor een lief briefje van de Sint in de schoen is al voldoende. Belangrijk is dat het sinterklaasfeest voor jou en je kind een heel fijn feest wordt!!

Voorlezen

Voorlezen aan je kind

Vaak hoor je dat voorlezen aan je kind heel belangrijk is. Heel terecht, want daarmee kun je de taalontwikkeling stimuleren, de woordenschat vergroten en het luistergedrag verbeteren. Maar bij voorlezen komt meer kijken dan je misschien op het eerste gezicht denkt. De vraag is bijvoorbeeld of je kind het voorleesverhaal wel begrijpt. Kijk daarom op de eerste plaats of het boek dat je gaat voorlezen wel geschikt is voor je kind. Zoek daarom een boek uit, waarvan je mag verwachten dat je je kind zal interesseren. Een boek dat aansluit bij zijn of haar belevingswereld en dat niet te moeilijk is.

Interactief

Het beste kun je interactief voorlezen. Daarmee wordt bedoeld dat je je kind actief bij het voorlezen betrekt.  Je bekijkt samen het boek en tijdens het voorlezen stel je vragen aan je kind. Begrijpt je kind wat je vertelt? Heeft het wel goed geluisterd? Heeft je kind misschien weleens dezelfde ervaringen gehad als in het voorleesverhaal? Wat was toen zijn beleving? Hoe voelde het zich daarbij en wat vond het er zelf van?
Vraag bijvoorbeeld ook eens aan je kind hoe het denkt dat het verhaal zal aflopen. Verloopt het anders dan hij/zij zelf heeft meegemaakt, of juist hetzelfde?

Tijdens het voorlezen kom je vaak ook moeilijke woorden tegen, die je vaak op verschillende manieren kunt uitleggen. Soms kun je de betekenis duidelijk maken met behulp van afbeeldingen of door iets voor te doen, zoals bijvoorbeeld “rillen van de kou”. Ook kun je een ander woord met dezelfde betekenis (synoniem) gebruiken, waardoor je kind het wel zal begrijpen.

Prentenboek versus voorleesboek

Vooral voor kleuters is het prettig als er in een boek veel illustraties staan. Feitelijk spreken we dan van een prentenboek. Tijdens het voorlezen kun je dan de tekeningen aan je kind laten zien, er samen over praten en er misschien vragen over stellen. Een voorleesboek zonder plaatjes doet feitelijk een groter beroep op het voorstellingsvermogen van je kind. Bij volwassenen is dat overigens nauwelijks anders. Een film blijkt vaak heel anders dan je jezelf bij het lezen van het boek voorstelde.

Intonatie

Hoewel een boek vaak op zichzelf al spannend of meeslepend genoeg kan zijn kun je er bij het voorlezen soms nog een schepje bovenop doen, doormiddel van een goede intonatie.
Als je voorleest over de “gemene heks”, de “goedmoedige reus” of de “slimme kabouter” bijvoorbeeld. Probeer soms een beetje “toneel te spelen”.

Meedenken

Eventueel kun je je kind laten voorspellen wat er in het verhaal zal afspelen. Op de kaft van het prentenboek is te zien waar het over zal gaan. Kan je kind uitleggen waar het verhaal over gaat en waar het zich afspeelt, en wie er allemaal in het boek voorkomen? Zo laat je je kind meedenken in het verhaal en help je het beter te begrijpen.

Na het voorlezen kun je samen met je kind nog napraten over het verhaal. En kun je erachter komen of je kind het verhaal echt begrepen heeft.

Overigens vinden kinderen het helemaal niet erg als je voor de tweede keer hetzelfde verhaal voorleest. Vaak is dat juist leerzaam. Bij zo’n tweede keer ontdekt je kind vaak andere dingen dan bij de eerste keer. Daardoor zal je kind het boek, de verhaallijn, en de gebeurtenissen dan nog beter gaan begrijpen.

Ondersteuning aan huis

Ondersteuning aan huis!

Al werk ik niet meer als kleuterjuf op een school, toch vind ik het nog steeds erg leuk en belangrijk om kleuters (en iets oudere kinderen) te helpen bij hun ontwikkeling. Daarom bied ik bij de kinderen thuis een uurtje per week extra hulp aan, vooral voor dingen waar kinderen nog moeite mee hebben. Spelenderwijs werk ik hen bij op gebieden zoals taal, tellen, motoriek, etc.

Wanneer ik ergens kom, breng ik de kinderen eerst op hun gemak door een kort gesprekje aan te gaan bijv. over wat het kind die dag heeft meegemaakt. Daarna begin ik met een verhaaltje en daarop volgend de educatieve spelletjes!

Die spelletjes kunnen variëren al naargelang het kind moeite mee heeft. Bijv. een rijmspelletje of een telspelletje, moeite hebben met vasthouden van potlood, etc.

Wanneer ouders het graag willen, kunnen zij er gerust bij blijven om te kijken hoe er met hun kind wordt gewerkt. Eventueel kunnen zij dan diezelfde spelletjes met de kinderen nog eens oefenen. Herhalen is altijd goed. Want door veel malen te herhalen leert het kind, het raakt ermee vertrouwd, waardoor het zich vaak veel sterker en zekerder voelt.

Voorbeelden van spelletjes 

Het leren luisteren naar verhaaltjes:  het kunnen na vertellen, en eventuele plaatjes benoemen en op volgorde kunnen leggen.

Memory en domino: zowel op taal als op rekengebied.

Dobbelsteenspel:  zowel op taal als op rekengebied. Met verteldobbelstenen voor de de taal en de gewone dobbelstenen voor het rekenen.

Gezelschapsspelen:  op taalgebied: “Kwartetspel”, “Scrabble junior” ,“Wie is het” etc. Op rekengebied: “Ganzenbord” etc.

Spel en materiaal voor het oefenen van de kleuren en vormen: met spelletjes die in de handel zijn, of met eigen gemaakte spelletjes.

Spel en materiaal voor het oefenen van de fijne motoriek:  bijvoorbeeld met kleine kraaltjes iets maken, of puzzelen, plaatjes knippen en oppakken. Maar ook met een potlood of krijtje patronen leren namaken.

Seizoen herfst

Seizoen Herfst

Als de bladeren vallen en het vroeger donker wordt, begint een nieuw seizoen: de herfst! Voor de kleuters een fascinerende tijd, waarin buiten regen en wind soms regeren, maar het thuis knus, gezellig en warm is. En ook de natuur verandert weer: kastanjes, eikels, beukennootjes, dennenappels en nog veel meer liggen er dan voor het oprapen. Kleuters zijn er gek op om dingen te kunnen oprapen en mee te nemen naar huis.

Nieuwe garderobe

Maar wat verandert er nog meer. De kinderen krijgen in dit seizoen een nieuwe (winter) garderobe, want de warme zomer is voorbij. Korte broekjes en T-shirts met korte mouwen worden vervangen door lange broeken en truitjes en slippers of open schoenen maken plaats voor stevige stappers en soms zelfs rubberlaarsjes. Iedere dag met de jas aan naar school. Voor de meisjes komen de maillots en wollige jurkjes weer tevoorschijn, want de herfst kondigt kouder weer aan. Zo ervaren kleuters de veranderingen van de seizoenen. Ieder kind vindt het leuk om met iets nieuws aan op school te komen en vol trots de nieuwe kleren te kunnen laten zien. Ook als dat misschien al gedragen kleren zijn of budget-kleding. Kleuters maken meestal geen onderscheid. Bovendien groeien ze al erg snel uit hun kleding.

Herfst op school

Maar ook op de scholen en in de klas is de herfsttijd goed te merken. In iedere klas staat wel een herfsttafel, waar de kinderen hun meegebrachte spullen op kunnen leggen. Er worden herfstliedjes gezongen en er wordt weer volop geknutseld en verteld over de herfst. Ook hier ontbreekt het niet aan knusse gezelligheid. Er worden spelletjes gedaan en nieuwe begrippen aangeleerd rondom het thema herfst. Er wordt geteld met kastanjes en eikels, waar zijn er meer of minder van, veel of weinig. Ook worden verhalen verteld, vaak over kabouters en/of heksen, en daarna kunnen de kinderen het verhaal naspelen. Het rijmen wordt volop geoefend: oranje rijmt op kastanje, nootje-bootje, etc. Zo maken de kinderen op een speelse manier kennis met deze jaargetijde. Dankbaar past het onderwijs zich aan hun belevingswereld aan. 

Uitbreiding woordenschat

Wat gebeurt er eigenlijk allemaal in de herfst? Wat gebeurt er met de dieren in het bos; met de insecten? Wat betekent het als een dier de “winterslaap” doet? Sommige dieren houden een winterslaap of leggen een wintervoorraad aan. Waarom doen ze dat ? Sommige vogels trekken naar het zuiden. Weten de kinderen wat dat betekent en waarom? De kinderen leren bovendien woorden en begrippen die met dit seizoen te maken hebben, zoals de namen van de bosvruchten: kastanjes, beukennootjes, eikels, dennenappels, etc. Maar ook woorden als “donker”, “mist” en “mos”. En de verschillende dieren van het bos, zoals bijvoorbeeld “eekhoorn, vos, ree, egel”.

Ieder seizoen heeft zo zijn eigen bekoring. Vooral voor kleuters, die de wisseling van de seizoenen tot dusverre misschien nog niet zo bewust beleefden. De herfstmaanden kennen altijd ook wel wat droge en zonnige dagen. En wat is er dan mooier dan een wandeling in de natuur met prachtige herfstbladeren aan de bomen, met de paddenstoelen en het zonnetje dat zich gelukkig nog even laat zien.

Kinderboekenweek

Kinderboekenweek

De Kinderboekenweek, vroeg in het schooljaar, is een leerzame periode, waarin kinderen ongemerkt hun taalontwikkeling vergroten en vertrouwd raken met het lezen. Op een aardige en vermakelijke manier maken ze kennis met nieuwe boeken, door middel van liedjes en dansjes. De meeste scholen doen actief aan de Kinderboekenweek mee en koppelen er allerlei activiteiten aan.

Landelijk

Landelijk wordt de Kinderboekenweek sinds 1955 ieder jaar in oktober gehouden, ter promotie van het kinderboek. Net als bij de “grote” Boekenweek geven boekwinkels een week lang, bij besteding van een bepaald bedrag (€10,-), het kinderboekenweekgeschenk cadeau. Een uitgave van de stichting CPNB (Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek). Wat is er nou niet leuker dan samen met je kind een leuk boek uit te zoeken en er dan nog één gratis bij te krijgen.

Vanaf 1962 heeft de Kinderboekenweek ieder jaar een thema, om het voor de kinderen nog aantrekkelijker te maken. Vaak wordt het thema aangeduid met een motto. En sinds 2012 presenteert het koor “Kinderen voor Kinderen” ieder jaar een themanummer. Rond dat jaarthema worden boeken aangeprezen en kiest een kinderjury een boek uit, dat in aanmerking komt voor een gouden of zilveren griffel (tekst) en/of penseel (illustraties).

Ook boekwinkels

Zowel in de bibliotheek als in de boekwinkels en de meeste scholen worden allerlei activiteiten georganiseerd, om kinderen te stimuleren boeken te bekijken en te lezen.

Soms wordt een bekende kinderboekenschrijver uitgenodigd om voor te lezen uit eigen werk en/of om boeken te signeren. Vaak worden kinderen ook uitgenodigd om voorstellingen bij te wonen in de bibliotheek of boekwinkel. Er worden voorleeswedstrijden gehouden (ook op school), vaak met nog wat extra feestelijke activiteiten. En voor kleuters wordt er weleens een bekend persoon, zoals een burgemeester, uitgenodigd om op school voor te lezen.

Lespakketten

Voor de scholen zijn lespakketten beschikbaar, die tijdens de Kinderboekenweek gebruikt kunnen worden. Deze zijn samengesteld door de Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek (CPNB).  De speciale lessen in dit pakket zijn voor alle groepen van de basisschool en sluiten aan bij het thema van de Kinderboekenweek. Ze bevatten allerlei onderwerpen, van knutselinstructies tot en met woordenschatlessen en schrijfopdrachten. Ze zijn niet alleen bruikbaar in de Kinderboekenweek, maar ook tijdens de rest van het jaar.

Bij de boekwinkel zijn diverse informatiegidsen over boeken verkrijgbaar, zoals bijvoorbeeld de voorleesgids. Deze gratis gidsen geven een overzicht van de diverse kinderboeken.

Het thema voor 2017 is: “Gruwelijk eng”! Vaak wordt de opening van de Kinderboekenweek gevierd met een lied en een dans. Ook wordt op veel scholen een ludieke afsluiting gehouden, met toneelstukjes, voordrachten en liedjes. Eventueel worden dan ook de ouders uitgenodigd voor een tentoonstelling om de resultaten te bekijken van de knutsel- en/of schrijfopdrachten van hun kinderen.

Kleuters

Vanzelfsprekend wordt voor de kleuters ieder jaar een eigen programma gepresenteerd, waarbij niet zozeer het lezen centraal staat, maar meer de kennismaking met (prenten)boeken, het luisteren naar verhalen en dergelijke. Geleidelijk worden zo ook de kleuters vertrouwd gemaakt met het idee, dat achter boeken een hele interessante, uitdagende wereld schuilgaat. Hopelijk kan daarmee een eerste interesse worden aangekweekt voor iets wat zo velen in de loop van hun leven zo enorm veel vreugde heeft bereid: het lezen!

Weer terug naar school

Vakantie voorbij……..weer naar school!

Na de lange zomervakantie gaan de kinderen weer met nieuwe energie naar school. Een spannende periode breekt aan, vaak bij een nieuwe juf of meester. Vooral voor de kleuters is het weer even wennen aan de discipline, die in de klas nu eenmaal noodzakelijk is, maar dat duurt meestal niet lang.

Voor het eerst….

Vooral voor kinderen die voor het eerst naar de basisschool gaan is de eerste schooldag een heel belangrijke stap in hun nog jonge leven. Voor het eerst weg uit de beschermende sfeer van thuis. Kennismaken met een nieuwe omgeving met veel andere kinderen in een klas. Een natuurlijk met een leerkracht. Meestal is dat 1 juf en vaak zelfs 2, want juffen werken vaak parttime.
Het valt voor een kind niet altijd mee aan dit nieuwe leven te wennen. Wennen aan een grote groep kinderen waarmee het soms speelgoed moet delen, wennen aan regeltjes in de klas, wennen aan hele dagen naar school. Heel anders dan op een peuterspeelzaal, waar het maar twee ochtenden per week verblijft.

Ieder kind is anders

Ieder kind beleeft zo’n beginperiode anders. Het ene kind is verlegen, het andere wat drukker en soms onhandelbaar, omdat het de situatie nog niet goed kan overzien. Weer een ander kind plast misschien ’s nachts weer in bed omdat het niet tegen de veranderingen kan. Zelfs het stoere kind met veel praatjes moet wennen met veel kinderen om zich heen. Het is daarom zaak om als ouders  hier goed mee om te gaan. Word niet te snel boos op je kind als het (nog) niet doet wat er gevraagd wordt, vooral nu alles nieuw voor hem/haar is.

Bereid je kind goed voor

Bereid je kind telkens goed voor wat het die dag te wachten staat. Begin ‘s morgens al bij het opstaan. Kies bijvoorbeeld samen kleren uit voor die dag. Vraag tijdens het ontbijt ook eens wat je kind die dag allemaal denkt te gaan doen op school. Zullen er liedjes gezongen worden, of zal er worden buiten gespeeld, en met wie zal het spelen?  Maak samen het schooltasje klaar> Wat gaat/mag er mee. Spreek tevoren even met je kind af dat het bijvoorbeeld zelf de jas kan ophangen en de tas kan wegzetten als je eenmaal op school bent aangekomen. Dat je samen de klas binnengaat en dat je heel even knuffelt of kust en dan weer weg gaat. Dus hou het afscheid altijd kort, want dat is het beste voor je kind. Zo hoeft het niet lang verdrietig te zijn. De juf vangt je kind wel op en zorgt ervoor dat het zich op zijn gemak gaat voelen. Stel eventuele vragen aan de juf liefst even uit tot na de schooltijd.

Ook voor ouders is het soms moeilijk

Ook voor jou als ouder is het begin van een nieuw schooljaar een spannende periode. Misschien vind je het best vervelend om je kind te moeten achterlaten op school. Laat dat dan niet teveel merken aan je kind, want dat maakt het misschien nog verdrietiger en angstiger, waardoor het naar school gaan associeert met iets vervelends. De school moet juist leuk zijn! Hoe eerder je kind zich immers veilig en fijn voelt op school, hoe beter het is voor zijn of haar ontwikkeling.

Praktische tips voor de eerste schooldag:

– Koop samen met je kind een leuke tas, een trommeltje en/of drinkbeker.
– Loop of fiets alvast eens langs de school.
– Praat over de school. Dat je kind nieuwe dingen gaat leren en nieuwe vriendjes kan maken.
– Vertel dat de juf er altijd zal zijn voor hem/haar; voor hulp, voor een knuffel, voor vragen
– Oefen voordat je kind naar school gaat alvast een beetje het “uit elkaar gaan”. Bijvoorbeeld door het eens bij een vriendje te laten spelen, te laten logeren, of aan een oppas toe te vertrouwen.
– Leer je kind ook om zelf naar de wc te gaan, zich zélf aan- en uit te kleden, speelgoed op te ruimen en iets met anderen te delen.
– Zorg dat je kind gewend is aan regelmaat. Dat het dus op tijd naar bed gaat, op tijd gaat eten etc.
– Laat merken dat je er altijd voor je kind bent; dat het met vragen bij je terecht kan. Op school neemt de juf je taak even over.
– Neem de tijd om samen met je kind eens over van alles en nog wat te praten. Stel het gerust als het ergens bang voor is of iets vervelends vindt.

Educatieve spelletjes

Educatieve spelletjes voor kleuters

Vooral tegen het einde van de zomervakanties vragen ouders zich vaak af hoe ze hun kind(eren) toch iedere dag weer nuttig en aangenaam bezig kunnen houden. Wat geef je je kind(eren) bijvoorbeeld te doen als ze dagenlang noodgedwongen binnen zitten? Educatieve spelletjes bieden uitkomst!

Ieder kind vindt het leuk om alleen of samen met anderen te spelen. Door het spelen ontwikkelen zij zich en ontdekken spelenderwijs steeds nieuwe dingen aan het spel. Vooral als je kind alleen speelt leert het zelf te “experimenteren”. Bij samenspel leren kinderen van elkaar. Bijvoorbeeld door dingen voor te doen en aan elkaar uit te leggen.

Er zijn veel educatieve spelletjes op de markt. Juist om kinderen te helpen bij hun ontwikkeling en ze tijdens een spel te leren en te laten nadenken. Maar ook om hen te leren iets te verwoorden, vragen te stellen en hun woordenschat uit te breiden. Met behulp van spelletje kunnen kleuters onder andere leren te tellen. Bijvoorbeeld door stapjes te maken met een pionnetje. Bovendien kunnen ze vaak kennis opdoen op verschillende gebieden. Ze leren bovendien om sámen te spelen en dat je bij een spel kunt winnen en maar óók verliezen. Ook kan het spelen van een spel het zelfvertrouwen en de zelfkennis van het kind versterken.

Spelletjes voor kleuters

Voor iedere leeftijdscategorie zijn er verschillende spellen in de handel. Hieronder enkele educatieve spelletjes, speciaal voor kleuters.

Gezelschapsspellen: Ganzenbord, Mens erger je niet junior (of Huisje-boompje-beestje), Rummikub junior etc. Doel is: leren samen spelen! Leren verliezen/winnen. Tellen met de dobbelsteen.

Electro: Een spel waarbij een lampje gaat branden als je kind een goed antwoord geeft.
Doel: kennis opdoen over verschillende onderwerpen. Bijvoorbeeld het leren van vormen & kleuren, letters, cijfers, de klok en nog veel meer thema’s die ook op de school aan de orde komen.

Wie is het?: Een spel om door samen vragen te stellen er achter te komen wie gezocht wordt.
Hiermee leert je kind zich mondeling uit te drukken en vragen te stellen.

Mini loco/Loco Bambino:  Een spel met kaartjes in doosje en een boekje, waarbij op verschillende gebieden (ook op taal- en reken gebied) kennis wordt opgedaan. D.v.m. oog-hand-coördinatie.

kwartetspelen: samenspel om te leren denken, verwoorden en “tactisch” te spelen.

knappe koppen: een bordspel voor ouders om samen met hun kinderen te spelen. Het bestaat uit kaarten met vragen. Wat weet/kent het kind  al? Het spel is vooral gericht op het sterker maken van het zelfvertrouwen van het kind.

– Memory: Dit spel helpt kinderen om sámen hun denkvermogen te ontwikkelen.

Hide & seek: Dit is een logisch denkspel met 48 opdrachten van eenvoudig tot gecompliceerd.
Het bestaat uit een spelbord met afbeeldingen en 4 puzzelstukken. De puzzelstukken worden zo neergelegd dat er van elke afbeelding evenveel zichtbaar blijft als in de opdracht wordt gevraagd.

Lottospel: Bij dit groepsspel wordt gebruik gemaakt van grote en kleine kaartjes. De kleine kaartjes moeten op de grote kaart geplaatst worden. Wie het eerst zijn grote kaart vol heeft is winnaar.
Bij dit spel staat “geheugentraining” centraal, maar ook “tactisch” spelen.

Kleurentorentjes: Bij dit groepsspel leren kinderen met behulp van een kleurendobbelsteen kleuren te onderscheiden en herkennen.

Scrabble junior: Dit gezelschapsspel maakt gebruik van combinaties ven letters en woorden.

– Legpuzzels: Legpuzzels van 9 tot 64/100 stukjes bevorderen het ruimtelijk inzicht van je kind.

– Leesspelletjes: Deze zijn goed voor het oefenen van letters. Voorbeelden: magnetische letterdoos, ik leer lezen, etc.

– Tangram: (Samen)spel om te leren  van bepaalde vormen figuren te maken. Dit spel kan gebruikt worden om het ruimtelijk inzicht van je kind te bevorderen.

Bingo: Bij dit gezelschapsspel leert je kind te luisteren en te reageren .

Naast de hier globaal beschreven spellen zijn er nog veel meer spellen in de handel om je kind te helpen kennis op te doen, en zijn of haar ontwikkeling te bevorderen. Kijk bijvoorbeeld eens op de website www.bol.com

Bovendien zijn er online heel veel educatieve apps en spelletjes te vinden. Met name spelletjes die op een tablet of PC gespeeld kunnen worden. Kijk daarvoor o.a. eens op : www.kleutertabletportaal.nl  of www.squla.nl

Bijzonder onderwijs

Even toegankelijk als het openbaar onderwijs

Afhankelijk van de streek waar zij wonen kunnen ouders voor hun kinderen een school kiezen die zo veel mogelijk aansluit bij hun levensbeschouwing, bijvoorbeeld op grond van hun religie. We spreken dan van “bijzonder onderwijs”. Wat betekent dat voor jou en je kind?

Sinds ruim 100 jaar kent Nederland “bijzonder onderwijs”, dat in financiële zin gelijk is gesteld met het openbare onderwijs. Ook andere instituties, zoals verenigingen, politieke partijen, vakbonden, omroepen, kranten en ziekenhuizen werden op basis van levensbeschouwing georganiseerd. Deze “verzuiling” is weliswaar over haar hoogtepunt heen, maar is nog steeds zichtbaar door het bestaan van katholieke, protestantschristelijke, joodse, islamitische scholen etc.

Denominaties

Vooral in de steden kunnen de ouders vaak kiezen uit meerdere “denominaties”. Daarmee wordt de levensbeschouwelijke of religieuze visie van de school bedoeld, maar ook de visie op het onderwijs en de opvoeding. Bijvoorbeeld Montessori- en Jenaplanscholen. (Laten we hier buiten beschouwing)

De mate waarin vooral aan de religieuze identiteit van de school inhoud wordt gegeven kan per school, per religie en per regio vrij sterk verschillen. Sommige scholen doen nauwelijks nog iets aan religie en op andere scholen wordt bijvoorbeeld dagelijks uit de Bijbel of de Koran gelezen. Net als openbare scholen staan ook scholen voor bijzonder onderwijs doorgaans open voor alle kinderen, ongeacht de levensbeschouwelijke achtergrond van hun ouders. Weliswaar is de school bijvoorbeeld katholiek of christelijk, maar dat is geen voorwaarde voor toelating van de kinderen. Tegenwoordig zijn ook veel leerkrachten geen serieus belijdend gelovigen meer.

De vrees van sommige ouders, dat de school misschien pogingen zal doen om hun kinderen tot een bepaalde religie te “bekeren” is volkomen ongegrond. Hoogstens leren de kinderen wat meer over de gebruiken en de “cultuur” van een bepaalde religie. Maar de kinderen worden niet, zoals héél vroeger, met hun hele klas naar de kerk afgemarcheerd, om daar samen hun eerste communie te ontvangen of hun belijdenis te doen. Wél leren alle kinderen o.a. de betekenis van typisch christelijke feesten, zoals Kerstmis en Pasen. Maar dat geldt ook voor het religieus neutrale openbaar onderwijs.

Normen en waarden

Mocht binnen het bijzonder onderwijs de opvatting leven dat men een soort patent heeft op het onderwijs in bijvoorbeeld naastenliefde, barmhartigheid en dergelijke dan is dat onterecht. Onze westerse normen en waarden zijn weliswaar geïnspireerd door de Joods- christelijke traditie, maar zijn feitelijk door de gehele samenleving omarmd. Bovendien leren kinderen feitelijk in elke cultuur bijvoorbeeld het verschil tussen goed en kwaad.

Als het ene kind het andere kind lastig valt is er geen katholieke of islamitische oplossing om hun gedrag te verbeteren. Pestgedrag bijvoorbeeld komt op iedere school voor. Het is aan de alertheid en de betrokkenheid van de leerkracht hoe er vervolgens mee wordt omgegaan.

Orthodox

Het voorgaande is een algemeen beeld, waarop uiteraard uitzonderingen mogelijk zijn. Zo zal een school in bijvoorbeeld een conservatief christelijk dorp de religie wat nadrukkelijker uitdragen dan in de meer geseculariseerde grote stad. Maar hoe dat zit bij de school in jouw woonplaats ontdek je gauw genoeg als je eens met andere ouders praat. Typisch orthodoxe scholen bestaan niet of nauwelijks meer. En anders…. herken je ze onmiddellijk.

Ontwikkelingsvoorsprong

Voorsprong herkennen

De ontwikkeling van kleuters verloopt sprongsgewijs en niet rechtlijnig, zoals bij oudere kinderen. Daarom zijn ze nog te jong om al direct te kunnen vaststellen dat ze hoogbegaafd zijn. Hun ontwikkeling kan immers nog alle kanten op.

Soms kunnen en kennen kleuters ineens al veel, maar een andere keer weer niet. Vaak is dat afhankelijk van de vraag waar hun interesse op een bepaald moment ligt. De ene keer zijn ze erg geïnteresseerd in fietsen of klimmen en klauteren, de andere keer gaan ze helemaal op in rijmen of woordjes klappen. Daarom is het belangrijk te letten op een aantal kenmerken die kunnen duiden op een voorsprong. Wanneer je kleuter een eventuele voorsprong vasthoudt, spreken we van een “ontwikkelingsvoorsprong”.  De omgeving van de kleuter, zoals het gezin en de school, helpt mee aan die ontwikkeling.

Kenmerken om een ontwikkelingsvoorsprong bij kleuters te herkennen zijn bijvoorbeeld:

  1. Het kind is erg taalvaardig en spreekt in goed opgebouwde zinnen. Het kan duidelijk maken wat het wil of wat er in hem of haar omgaat.
    2. Het kind heeft een grote belangstelling voor allerlei onderwerpen en stelt daar gerichte vragen over.
    3. Het kind is al zelfstandig, ondernemend en taakgericht. Het werkt vaak geconcentreerd en wil dingen perfect doen.
    4. Het kind heeft een goed geheugen.
    5. Het kind heeft een empathisch vermogen en kan zich inleven in een situatie van de ander.
    6. Het kind kan al vroeg tellen, terugtellen.
    7. Het kind past zich snel aan in een groep.
    8. Het kind kan met veel dingen tegelijk bezig zijn.
    9. Het kind is al vroeg geïnteresseerd in letters en cijfers.
    10. Het kind kan creatief oplossingen bedenken.

Op school

Op school kan de leerkracht een kind met ontwikkelingsvoorsprong signaleren, door:

1. Het kind te observeren en de kenmerken op te sporen.
2. In gesprek te gaan met de ouders. Zij merken vaak dat hun kind thuis meer laat zien.
3. Vervroegd toetsen af te nemen zoals de begrippen- en ordeningstoets.
4. De woordenschat en zinsbouw te testen doormiddel van het vertellen in de kring en/of het in de goede volgorde navertellen van een verhaal. Maar ook bijvoorbeeld het kunnen vertellen aan de hand van een “praatplaat”.
5. Opdrachten te geven om met bijvoorbeeld mozaïek, de kralenplank of bouwblokken, figuren en bouwvoorbeelden na te kunnen leggen of zelf te maken.
6. Door relatief moeilijke opdrachten te geven met de verschillende constructiematerialen zoals bijvoorbeeld Lego, K’nex of Vertifix.
7. Het kind uitdagender opdrachten te geven om zelf hun vaardigheden te verrijken in het werken met verschillende materialen, zoals:
mozaïek met z’n tweeën; Het ene kind maakt een figuur, en het de andere maakt daarvan het spiegelbeeld.
–  Telwel; Maak de opdracht moeilijker door er telkens 2 bij op te tellen, dus 3 wordt 5.
Hamertje tik; Het kind moet iets maken met een bepaald aantal vormen. (bijvoorbeeld een poppetje van alleen vierkanten, of driehoeken)
8. Het aanbieden van bepaalde denkspellen.

Een goed oudergesprek

Een goed oudergesprek

Tijdens diverse contactmomenten wordt informatie uitgewisseld tussen ouders en leerkrachten. Maar waaraan dient goede communicatie tussen ouders en school te voldoen? Vraag je je, als ouder, weleens af of de leerkracht je kind wel voldoende kent en of deze wel een goed beeld heeft van zijn of haar ontwikkeling? Als antwoorden onduidelijk of te oppervlakkig zijn is het raadzaam eens goed door te vragen.

Onduidelijk

Begrijp je eigenlijk wel wat de juf of meester bedoelt? Schaam je nooit als je graag wat nadere uitleg wilt. Domme vragen bestaan niet! Een onderwerp dat in oudergesprekken tot verwarring kan leiden is bijvoorbeeld de rol van “toetsen”. Ouders vragen zich soms terecht af waarom hun kind zo laag “scoort”.  Bijvoorbeeld als de leerkracht die “score” gebruikt als een soort rapportcijfer. Daarvoor zijn de toetsen namelijk niet bedoeld. Kleuters hoeven helemaal niet te “scoren”. Een goede leerkracht heeft al gauw een beeld van de sterktes of de zwaktes van een kind en gebruikt een toets hoogstens voor een objectieve bevestiging voor zichzelf. Vraag daarom gerust waar de leerkracht zijn of haar beoordeling op baseert. Waar kijkt de juf of meester naar? Kijkt deze naar het gedrag van je kind of naar wat het nog niet kan of kent? Kijkt deze naar een goed resultaat of naar wat het kind juist nodig heeft? Wat zou het kind volgens de leerkracht al moeten kunnen of kennen?

Als teveel naar de resultaten van toetsen gekeken wordt dan bestaat het gevaar dat de beoordeling teveel afhangt van het moment waarop de toets wordt afgenomen. Een kind dat bijvoorbeeld in september in groep 1 komt en in februari wordt getoetst zal in principe een beter resultaat bereiken dan een kind dat pas in december in groep 1 is aangeschoven. Vaak speelt daarbij naast kennen, kunnen en begrijpen ook de sociaal emotionele ontwikkeling van het kind nog een rol.

Oppervlakkig

Door kritisch naar de leerkracht te luisteren kun je als ouders al heel snel beoordelen in hoeverre hij of zij jouw kind écht kent en begrijpt. Herken je in datgene wat gezegd wordt je eigen kind of beperkt de juf of meester zich tot algemene opmerkingen, zoals “… Het is nog een jong kind hè, dus heeft het nog wel moeite met sommige dingen….”? Vraag dan eens naar concrete voorbeelden en leg daar gerust je eigen ervaringen of indrukken naast. Uiteindelijk is de leerkracht nog altijd de professional en zal zo’n gelegenheid aangrijpen om zijn of haar visie te geven.

Vraag als ouder ook eens naar de sterke punten van je kind. Uiteindelijk is ook datgene wat goed is vaak nog voor verbetering vatbaar. Het gesprek behoeft ook niet altijd alleen over het rapport te gaan. Het is juist ook goed om te horen of je kind zich prettig voelt op school. Vraag daarom eens “Hoe is mijn kind in de klas?” “Wat doet het graag op school?” “Hoe ligt mijn kind in de groep?” etc.

In het algemeen mag gesteld worden dat je als ouder geen genoegen hoeft te nemen met oppervlakkige opmerkingen, waarin je weinig van je kind herkent. Als de leerkracht bijvoorbeeld zegt “Je kind is wel wat stil”, vraag dan bijvoorbeeld eens: “Onder welke omstandigheden is het stil?” Wat is daarvan mogelijk de oorzaak? Speelt mijn kind voldoende met andere kinderen? Is het voldoende geconcentreerd, snel afgeleid of dromerig misschien?

Individuele kinderen

Vooral bij de tegenwoordige volle klassen lijkt het een hele opgave voor de leerkracht om voldoende zicht te houden op de ontwikkeling van ieder individueel kind. Een extra complicatie is daarbij vaak dat veel leerkrachten slechts parttime werken. Tóch krijgt iedere leerkracht al snel een goed beeld van de individuele kinderen, al was het maar door observaties in de klas tijdens het werken, bij kringgesprekken etc. Maar ook op het schoolplein, bij het overblijven en dergelijke.

Als je kind eventueel laag beoordeelt wordt, vraag dan gerust aan de leerkracht wat daarvan mogelijk de oorzaak is en wat daar eventueel aan gedaan kan worden. Wat kan de school doen en wat kunnen de ouders doen? Probeer goed door te vragen, zodat het beeld voldoende duidelijk is.

Als ouder is het ook goed om nuttige informatie te geven over hoe je kind thuis is. Hoe het zich thuis gedraagt, wat het van de school vertelt, welke dingen het thuis graag doet etc. Allemaal nuttige informatie waar de leerkracht rekening mee kan houden bij de benadering van je kind op school. Een goed oudergesprek bestaat uit tweerichtingsverkeer!

« Oudere berichten Recent Entries »