Category Archives: Leren

Tweetalig opvoeden

Tweetalig opvoeden

In sommige gezinnen worden tenminste twee talen gesproken. Voor de opvoeding van de kinderen behoeft meertaligheid geen belemmering te vormen. Maar houd het taalgebruik wel overzichtelijk, bijvoorbeeld door thuis geen mengelmoesje van talen te spreken. Zo kunnen kinderen bijvoorbeeld naast het Nederlands ook de moedertaal van hun ouder(s) spreken. Spreek in dat geval goed af hoe je dat doet op een manier die bij je gezin past.

Een ouder een taal

Is je gezin meertalig, dan is de meest ideale situatie voor je kind als één van de ouders Nederlands praat en de andere ouder eventueel de tweede taal. Eén persoon, één taal! Zo leg je een goede basis voor de taalontwikkeling van je kind. Bovendien ontwikkel je daarmee ook het taalgevoel, dat bij het leren van andere talen nodig is. Dit systeem wordt ook wel de OPOL-systeem genoemd: “ One Parent One Language”.

Een andere mogelijkheid is dat je afspreekt in welke situatie je welke taal spreekt. Eén situatie, één taal! Je spreekt bijvoorbeeld af, dat er aan tafel altijd Nederlands gesproken wordt. Vooropgesteld uiteraard dat alle gezinsleden voldoende Nederlands kunnen spreken. Een andere mogelijkheid is dat het kind op de school Nederlands spreekt en thuis een andere taal.  Alleen als het niet anders kan!

Belemmeringen

In sommige gevallen is het extra moeilijk voor je kind om te leren twee talen te spreken. Bijvoorbeeld als het sowieso al moeite heeft met taal. Bijvoorbeeld doordat het niet goed hoort en daardoor laat is begonnen met praten. Maar ook wanneer je als ouders niet zoveel met je kinderen praat, geen boekjes voorleest of je kinderen niet betrekt in hun taal. Maar ook heeft je kind misschien niet zoveel aanleg om een taal te leren.

Het belang van goed Nederlands

Voor ouders die in Nederland wonen is het belangrijk om goed Nederlands te leren praten. Voor jezelf, maar beslist ook voor de ontwikkeling van je kind. Het heeft de Nederlandse taal nodig om het onderwijs op school te kunnen volgen en geen leerachterstand op te lopen. Bovendien kan je kind beter contact maken met andere kinderen als het de taal spreekt en begrijpt het wat er van hem/haar verwacht wordt.

Wat kunt je doen om jouw kind te helpen?

  1. Praat nooit twee talen door elkaar. Je kind snapt nog niet welke woorden bij het Nederlands horen en welke niet.
  2. Leer je kind al op jonge leeftijd Nederlands praten. Wanneer het dan naar school gaat, begrijpt het beter wat er wordt uitgelegd en wat er van hem/haar verwacht wordt.
  3. Laat je kind naar de peuterspeelzaal of kinderdagverblijf gaan.
  4. Probeer zelf ook goed Nederlands te praten. Kinderen leren een taal door te luisteren en na te doen. Als je zelf Nederlands praat met veel fouten, dan leert je kind het ook fout.
  5. Laat je kind zoveel mogelijk spelen met andere kinderen die goed Nederlands praten.
  6. Lees veel voor uit boeken en zing samen liedjes. Dit kun je doen in je eigen taal en ook in het Nederlands. Is je Nederlands niet goed genoeg, vraag dan iemand anders om de boekjes voor te lezen aan je kind.
  7. Kijk ook samen naar kinderfilms en tv-programma’s en praat met je kind over wat je ziet
  8. Lach niet als je kind fouten maakt. Niet in je eigen taal en ook niet in de tweede taal.
  9. Corrigeer de fouten van je kind. Maar vraag het niet om dan maar in de eigen taal verder te praten.
  10. Probeer geen moeilijke woorden te gebruiken of lange zinnen te maken. Spreek ook nooit in babytaal. Bijvoorbeeld: “daar komt een toet-toet aan”, of “ik zie een waf-waf”. Je kind leert dan niet om de juiste woorden te gebruiken en goede zinnen te maken.

Een goede leerkracht

  1. Neemt een positieve houding aan t.o.v. de andere taal.
  2. Eist niet teveel van het kind en accepteren ook non-verbale reacties.
  3. Verwoordt steeds wat hij/zij doet.
  4. Laat zien waar hij/zij over spreekt: door gebaren, plaatjes, foto’s.
  5. Gebruikt korte zinnen.
  6. Noemt bij zelfstandige naamwoorden steeds het lidwoord erbij. Bijv. het aapje, de banaan, een appel, etc.
  7. Geeft voldoende tijd om te reageren wanneer deze je kind iets vraagt.
  8. Corrigeert je kind op een goede manier. Wanneer je kind bijvoorbeeld zegt “Oma komen vandaag”, zegt de leerkracht: “O ja, komt oma vandaag?”
  9. Reageert goed als je kind iets niet begrijpt. Hij/zij vraagt dan door, of gaat bijvoorbeeld nader in op een woord dat niet goed was te verstaan.
  10. Voorkomt dat taalvaardige kinderen je kind het woord ontnemen als het een beurt krijgt.
  11. Betrekt jou als ouder bij dingen die enige uitleg behoeven. Bijvoorbeeld wanneer met thema’s gewerkt wordt. Ze kunnen dan bijvoorbeeld een prentenboek meegeven om thuis alvast te kunnen voorlezen.

Pas op voor vooroordelen

Een eerlijk oordeel

Mensen hebben vaak vooroordelen. Vage aannames, die feitelijk niet echt goed zijn onderbouwd. Eventuele vooroordelen van de leerkracht(en) kunnen een grotere rol spelen bij de beoordeling van je kind dan je wellicht zult denken. Probeer deze eventueel tijdig te signaleren en bespreekbaar te maken. Voordat je het weet kunnen vooroordelen een eigen leven gaan leiden en het gedrag en de keuzes van de school negatief beïnvloeden.

Soorten vooroordelen

Het kan voorkomen dat van een kind met anderstalige ouders ten onrechte wordt aangenomen dat het niet goed kan leren, vooral als het moeite heeft met de Nederlandse taal. Veel hoogbegaafde kinderen worden negatief beoordeeld, vanwege hun sociale gedrag. Bijvoorbeeld hun moeizame contact met de andere kinderen. Ook kunnen tijdelijk barrières, zoals doofheid of bijziendheid de oorzaak vormen voor een relatief lage beoordeling van de intelligentie van een kind of het vermogen om te leren.

Tweetalig

Steeds meer kinderen groeien tweetalig op. Hier ligt een flinke uitdaging voor het onderwijs. Bijvoorbeeld als een kind in groep 1 van de basisschool geen enkel woordje Nederlands beheerst.  De ouders spreken thuis geen Nederlands en de zomervakantie brengen ze met hun kinderen door in hun land van herkomst. Hun goed recht, maar niet bepaald ideaal om hun kind Nederlands te leren spreken en vooral begrijpen! Als een kind desondanks, na verloop van tijd tóch goed mee kan op een school waar in het Nederlands wordt onderwezen is een geweldige prestatie!
Wanneer bijvoorbeeld in groep 3 en hoger zogenaamde “niveaugroepjes” worden gevormd bestaat het gevaar dat het kind in een relatief “zwak” groepje wordt geplaatst. En waarom zou het zich dan ook niet daarnaar gaan gedragen? Vooral als de ouders geen of gebrekkig Nederlands spreken loert hier het gevaar dat een kind ten onrechte als een “achterblijvertje” wordt gezien én behandeld.
Leerkrachten zijn doorgaans voldoende professioneel, maar ouders mogen gerust af en toe om een nadere uitleg vragen.

Lastig kind

Door allerlei oorzaken, zoals bezuinigingen en een groeiende bureaucratie, staan er steeds minder leerkrachten voor de klas. De groepen worden groter en de ondersteuning minder! Ook werken veel leerkrachten parttime. Dat kan ten koste gaan van de aandacht voor individuele verschillen tussen kinderen. Is een kind “lastig” van aard of ligt de oorzaak dieper? Ligt die bijvoorbeeld in de opvoeding of problemen thuis, of in de drukte in de klas of pestgedrag van medeleerlingen? Als de oorzaak niet wordt onderkend kan die ook niet worden aangepakt. Een goed gesprekje van de leerkracht met het kind kan vaak al heel verhelderend werken. Vooroordelen als zou het kind “dom” of “lastig” zijn kunnen daarmee eventueel worden weggenomen. Zo kunnen hoogbegaafde kinderen bijvoorbeeld ongeïnteresseerd lijken bij gebrek aan uitdagingen. Of ze gaan ze bewust onderpresteren om geen “uitslover” te lijken. Door hun hogere denkniveau hebben ze vaak geen klik met de andere kinderen en gaan ze gedrag vertonen dat door de leerkracht onterecht als “lastig” wordt gezien.

Oudergesprekken

Scholen houden de vorderingen van je kind bij in een leerlingvolgsysteem, dat onder andere wordt geraadpleegd bij de overdracht naar een nieuwe leerkracht. Meestal gaat deze in eerste instantie uit van zijn of haar eigen ervaringen, maar soms worden die getoetst aan het leerlingvolgsysteem. Het zou heel vervelend zijn als vooroordelen, zoals hiervoor genoemd, daardoor een eigen leven gaan leiden. Voor jou duurt het nog wel even voordat je een geschikt type vervolgonderwijs voor je kind moet kiezen, maar tóch is het verstandig om al vroeg te letten op mogelijke vooroordelen bij de leerkracht(en) van je kind. Praat er bijtijds over en aarzel niet de zaken bij de naam te noemen.
Vraag eventueel gerust eens of je het leerlingvolgsysteem mag inzien. Daar heb je als ouder recht op!

Vooral wanneer je kind al vroeg door vooroordelen wordt onderschat bestaat het gevaar dat de school onvoldoende zijn of haar competenties gaat aanspreken. Overdreven gesteld: “Och, daar zit toch niet meer in, dus waarom ons druk maken?” Vooral op scholen die veel kinderen afleveren op bijvoorbeeld HAVO en VMBO niveau is het verstandig als ouders zich afvragen of hun kind niet wordt onderschat en of het wel voldoende uitdagingen krijgt. Voel je altijd vrij om daar als ouders bijtijds met de leerkrachten over te praten. Het gaat tenslotte om jouw kind!

Je kleuter thuis helpen met taal

Een beetje hulp

Veel ouders vragen zich af hoe ze thuis hun kind kunnen helpen met wat ze op school leren.
Vooral in het begin hebben ouders vaak geen idee of de ontwikkeling van hun kind nou “voor” of “achter” loopt ten opzichte van leeftijdgenootjes. De leerkracht vertelt dan bijvoorbeeld bij een 10 minutengesprek “Uw kind heeft een kleine achterstand, maar met een beetje hulp is die wel in te halen”. Maar hoe moet je dat dan als ouders aanpakken?

Lesgeven is een vak

Als ouder zit je een beetje met de handen in het haar als de school zegt “oefen thuis maar met je kind de lettertjes” Vaak willen kinderen niet dat ze thuis nog eens extra schoolwerk moeten doen, vooral als je er ook nog eens een beetje dwingend voor gaat zitten.
Net als de school moet je je kind feitelijk min of meer verleiden om te leren. Maar lesgeven is een vak en als ouder schud je niet zomaar een oplossing uit je mouw. Vooral als je ook nog een beetje wilt aansluiten bij de aanpak van de school. Daarom enkele voorbeelden om je kind thuis op een eenvoudige, speelse manier te helpen met de Nederlandse taal.

Samen praten

Als je kind moeite heeft met praten kun je het stimuleren door veel met hem/haar te praten. Bijvoorbeeld door het te betrekken bij de dagelijkse bezigheden. Vertel bijvoorbeeld wat je doet bij het wassen, tandenpoetsen, kleren kiezen, aankleden en dergelijke en ook hoe en waarom je dat doet. Vertel ook wat je zelf doet, zoals koken, boodschappen doen en dergelijke. Laat je kind ook vertellen wat het doet, bijvoorbeeld bij het spelen. Luister ook naar je kind en reageer op wat het vertelt en hoe het op jou reageert. Als je met elkaar praat is het heel belangrijk dat je elkaar aankijkt. Laat elkaar uitpraten, want anders hoor je niet wat de ander zegt. Heel aardig is ook samen liedjes zingen of versjes opzeggen.

Voorlezen

Ook voorlezen is een hele goede manier om de taalontwikkeling bij je kind te stimuleren.  Ga samen naar de bieb om boekjes uit te zoeken en laat je kind kiezen. Wanneer je gaat voorlezen vraag je je kind om straks goed op te letten waar het boek over gaat. Laat je kind kijken naar de illustraties op de kaft en in het boek en laat het vertellen wat het ziet.

Ook kun je je kind bij het voorlezen laten voorspellen wat er misschien gaat gebeuren, zodat het kan meedenken over het verhaal. Je kleuter ontdekt dat een verhaal ergens begint en dat er ook een eind aan zit. Dat er dus een opbouw zit in een verhaal. Leg ook de betekenis uit van eventuele moeilijke woorden in het verhaal. Vaak kun je die vervangen door andere begrijpelijke woorden. Of je kunt voordoen wat een woord betekent. Bijvoorbeeld bij een uitdrukking als ”rillen van de kou”.

Is het verhaaltje afgelopen, dan kun je er vragen over stellen. Heeft je kind het begrepen? Een andere keer kan je kind misschien het verhaal zelf vertellen. En kom nog eens terug op de moeilijke woorden (kent het die woorden nog?).

Oefeningen in taalbegrip

Om het taalbegrip van je kleuter te bevorderen kun je bijvoorbeeld vertellen dat een verhaal bestaat uit letters. En dat die letters samen woorden vormen. En dat een paar woorden achter elkaar weer zinnen zijn. Zo leert je kind ook deze begrippen kennen.  Laat je kind eens korte zinnetjes uit bijvoorbeeld een boek nazeggen. Lukt dat?

Letters, woorden, zinnen, klanken

Die letters kun je dus lezen. De naam van je kind bestaat ook uit letters. Schrijf ze maar eens op. En vertel hoe die letters heten. Benoem dan de klanken van die letters; dus bij de naam Noor zeg je niet “en-, -oo-, -er”, maar -nnnn-, -oo-, -rrrr-. En laat je kind die ook zo benoemen. (dus noem bij de N niet de letter (en), maar de klank (nnn). En bij de R niet de letter (er), maar de klank (rrr).
Je kunt ook een woord in letters hakken en aan je kind vragen wat je zegt. Bijvoorbeeld : n-eu-s,  p-a-n,  z-ou-t,  m-e-s,  b-o-s., etc.

Leg je kind uit dat sommige woorden met dezelfde letter beginnen of eindigen als andere woorden. Op school noemen ze die “beginklanken” (rook-roos) en “eindklanken” (rook-ruik). Er zijn ook woorden die in het midden hetzelfde klinken: de “middenklanken” (maan-taart).

Soms kun je een woord in lettergrepen hakken. Op school noemen ze dat hakken en plakken. Je vraagt aan je kind: “wat zeg ik: li – mo – na – de”. Je kind moet dan “limonade” zeggen. Kan zij/hij dat? Oefen met meerdere woorden; zoals: telefoneren, brievenbus, regenwolken, weerbericht, etc. Leer je kind ook eens rijmen. Er zijn woorden die op elkaar lijken (oom-boom). Er bestaan overigens ook speciale rijmboekjes voor kleuters, van bijvoorbeeld Dick Bruna.

Kan je kind horen welk woord lang of kort is? Je kind kan het woordje klappen. Bijvoorbeeld welk woord is lang? Winterjas of koud? Motregen of nat? Bezemsteel of heks? Etc. Zo kun je met je kind oefenen.

Houd het gezellig

Wanneer je met je kind gaat oefenen hoef je niet per sé samen aan tafel te zitten. Het moet niet voelen als “leren”. Pak het spelenderwijs aan, bijvoorbeeld wanneer je met je kind buiten loopt. Dan zeg je bijvoorbeeld “hé daar loopt een p-oe-s”. Je kind zegt wat je bedoelt. Of je doet boodschappen of je komt thuis en zegt “hang je j-a-s maar op”.  Zo kun je ook het rijmen oefenen. Je kind heeft het niet in de gaten dat het oefent en vindt het juist leuk.

En…. hoe leuk is het om samen een boodschappenlijstje te maken of een briefje te schrijven naar oma?

Gezelschapsspellen

Om thuis met je kleuter taal te oefenen zijn er ook allerlei leuke gezelschapsspellen. Kijk eens in de winkel of Informeer eens bij de juf of meester. Die kan u beslist wel adviseren. Hieronder enkele voorbeelden:

  1. Kwartetten: letter/woord kwartet
    2. Ganzenbord: letter/woord ganzenbord
    3. Memorie: letter/woord memorie
    4. Bingo: letter/woord bingo

Binnenkort hoop ik hier meer te schrijven over de vraag hoe je je kleuter kunt helpen bij zijn of haar taalontwikkeling als het Nederlands niet je eigen moedertaal is.

Gedragsproblemen

Ontwikkelingsstoornis

Kan je kind niet met de rest van de klas meekomen? Soms is er sprake van een ontwikkelingsstoornis, die al vroeg kan worden onderkend. Maar pas op voor te vroege conclusies en voor een etiket dat je kind misschien nog jarenlang met zich kan meedragen. Een verstandige leerkracht laat het stellen van diagnoses, zoals ADHD, ADD, PDD nos, dyslexie, dyscalculie, maar ook bijvoorbeeld hoogbegaafdheid aan specialisten over. Zeker bij jonge kinderen is het speculeren over dit soort afwijkingen doorgaans zinloos en verwarrend.

Afwijkend gedrag

Sommige kinderen zijn stil, andere druk en onrustig. Sommigen zijn wat dromerig en anderen juist heel alert. Ieder kind is dan ook anders in karakter en aanleg. Soms kost het veel moeite om een kind te laten wennen aan de vereiste discipline in de klas en soms “heb je er geen kind aan”. Meestal past een kind zich snel aan, maar in uitzonderlijke gevallen vertoont een kind zo’n afwijkend gedrag dat de leerkracht de hulp van een deskundige inroept. In dat geval wordt eerst intern binnen de school naar het kind gekeken. Externe deskundigen worden alleen in overleg met de ouders ingeschakeld. Daar gaat altijd het nodige overleg aan vooraf en niets gebeurt zonder toestemming van de verantwoordelijke ouder(s).

Mijn kind is “anders”

Vaak voelen ouders zélf al vrij vroeg aan als hun kind “anders” is. Soms ook gaan bijvoorbeeld de leidsters van de peuterspeelzaal of de kleuterleerkrachten van de basisschool hierover met hen in gesprek. Meestal is er dan vooralsnog geen enkele reden tot bezorgdheid. Het gedrag van vooral kleuters is vaak nog niet erg consistent, zodat er meestal niet veel conclusies aan verbonden kunnen worden. Wacht daarom liever het oordeel van deskundigen af. Dat geldt overigens ook voor bijvoorbeeld hoogbegaafdheid, waarop in dit artikel niet verder wordt ingegaan.

Etiket

Mocht bij je kind eventueel een leer- of ontwikkelingsstoornissen worden vastgesteld, dan vergaat de wereld niet! Menige volwassene van nu zou blij geweest als destijds zijn of haar onderwijzers hadden ingezien dat hij of zijn niet “lui” of “dom” was, maar bijvoorbeeld ADHD of een andere stoornis had. Toch is het belangrijk kinderen geen “etiket” op te plakken. Laat het feit dat je kind een leer- of ontwikkelingsstoornis heeft nooit een vrijbrief zijn om daarin te berusten. Laat de houding “ik kan dat niet en hoef het niet te proberen, want ik heb ADHD” nooit het gedrag van je kind gaan bepalen. Zo’n slachtofferrol zou de ontwikkeling van je kind dan weleens meer in de weg kunnen staan dan de stoornis zelf. Hoewel dit artikel niet is bedoeld om leerstoornissen of afwijkingen van kinderen te beschrijven, onderstaand toch een zeer summier overzicht.

ADHD

Vaak komt druk gedrag van een kind voort uit het karakter of de opvoeding. Slechts in uitzonderlijke gevallen heeft een kind bijvoorbeeld ADHD. Kinderen met ADHD zijn vaak impulsief, kunnen moeilijk blijven zitten of op hun beurt wachten en kunnen niet rustig spelen. Ze praten overdreven veel, vallen anderen in de rede en luisteren niet naar wat zij zeggen. Vaak hebben ze ook vaak geen oog voor gevaren en risico’s. Een variant op ADHD is ADD, waarbij kinderen juist dromerig, passief en teruggetrokken kunnen zijn. ADHD heeft overigens beslist niet alleen negatieve kanten.

Dyslexie en dyscalculie

Circa 4 procent van alle Nederlanders ondervindt de gevolgen van dyslexie, ook wel woordblindheid genoemd. Lezen, spellen en schrijven gaan dan moeizaam, terwijl men een gemiddelde intelligentie bezit. Deze stoornis is in grote mate erfelijk bepaald. Nauw verwant aan dyslexie is dyscalculie; een leerstoornis op het gebied van rekenen en ruimtelijk inzicht. Dyscalculie kan erfelijk zijn of een gevolg zijn van bijvoorbeeld een hersenbeschadiging.

Autisme

Een vrij ingrijpende ontwikkelingsstoornis is Autisme. Het kind heeft dan moeite met het houden van overzicht. Communiceren en sociaal contact verlopen moeizaam en vaak vervallen kinderen in een star patroon van steeds terugkerende bezigheden. Mensen bij wie autisme is vastgesteld zijn vaak meer of juist minder gevoelig voor bepaalde prikkels, zoals geluid of pijn. Autisme kent vele vormen. We spreken dan van “Autisme Spectrum Stoornis” (ASS).

Op internet kunt u meer informatie vinden over de diverse afwijkingen.

http://www.gedragsproblemen-kinderen.info/

https://www.samensterkzonderstigma.nl/

https://www.hersenstichting.nl/

http://www.dyslexieweb.nl

https://www.balansdigitaal.nl/

http://gedragsproblemenindeklas.nl/

http://www.autisme.nl/

Luizenmoeder

Hallo allemaal, wat fijn dat je er bent…

…en dat je kijkt naar “De Luizenmoeder”; een meesterlijke satire, die steeds nieuwe kijkcijferrecords boekt.  Een hilarische parodie op de basisschool met o.a. de compromisloze juf Ank, de overspannen hulpmoeder Nancy en de naïeve moeder Hannah, de kinderpsycholoog. Als laatstgenoemde voor het eerst haar kind naar school brengt gaat er een nieuwe wereld voor haar open. Een hilarische wereld vol overdrijving en pijnlijke momenten, met een knipoog naar de realiteit.

Ouders

In de serie staan niet de kinderen centraal, maar vooral de ouders en de leerkrachten. Sommige situaties zijn daarbij best herkenbaar. Zo komt het in werkelijkheid bijvoorbeeld voor dat leerkrachten prima kunnen omgaan met kinderen, maar moeite hebben met de omgang met hun ouders. Die ouders lieten zicht vroeger een enkele keer zien bij een rapportbespreking, maar tegenwoordig zijn ze onmisbaar als vrijwilligers in allerlei rollen. En… já, de luizenmoeder bestaat écht! Ze komt na de vakantie de kinderen controleren op de aanwezigheid van hoofdluis. Maar ook zijn er leesmoeders, hulpmoeders bij feestjes op school, bij schoolreisjes, theater- of museumbezoek etc. Ouders, uiteraard ook vaders, worden ondermeer ingeschakeld als chauffeur, toezichthouder en helpende hand. Van een carrière, waarin hulpouders zich opwerken van luizenmoeder via de ouderraad tot in het schoolbestuur is natuurlijk geen sprake!

Afscheid

De situatie waarbij ouders bij het brengen van vooral de kleuters lang doen over het afscheid nemen is heel herkenbaar. De juf moet met zwaaiende ouders wedijveren om de aandacht van de kinderen. Om maar te zwijgen over de drama’s als moeder haar kind voor het eerst bij de juf achterlaat. Juf weet er wel raad mee, maar mamma worstelt vaak met haar eigen emoties. Van leerkrachten wordt de nodige tact gevraagd om de kinderwagens en buggy’s uit het toch al volle klaslokaal te houden en te voorkomen dat meekomende broertjes en zusjes de boel op stelten zetten. Ook moet ze alert zijn op terloopse mededelingen over welke oppas het kind straks komt ophalen, ontvangt ze instructies over een hoestdrankje en moet ze een feestmuts hebben klaarliggen voor de jarige van die dag.

Spitsuur

Hulpmoeder Nancy zet haar huwelijk op het spel voor een goede relatie met de school en vooral de directeur. De taken die de “seizoenmoeders”, of de “groene vingers moeders” laten liggen neemt ze er eenvoudigweg bij. Kennelijk heeft ze meer tijd dan de meeste jonge ouders. Die plannen zich suf om, naast een drukke baan, te kunnen voldoen aan de vele verwachtingen uit hun omgeving. Als vrijwilliger bij de sportclub van hun kinderen bijvoorbeeld of als mantelzorger voor hun ouders. Ze moeten met hun kind naar de oorarts, naar de zwemles of sportclub en maken afspraken met andere ouders waar hun kind gaat spelen. Feitelijk bevinden ze zich in het spitsuur van het leven.

Ouders onderling

Soms is het fijn als de ouders van een vriendje of vriendinnetje je kind een keer van de school willen ophalen om te spelen of zelfs voor een kinderfeestje. Dat kan gemakkelijk zijn en biedt soms ook de gelegenheid om ervaringen uit te wisselen over bijvoorbeeld de omgang met de kinderen. Soms zitten er aan de omgang met ouders en kinderen ook wat haken en ogen. Bijvoorbeeld als je kind wat klasgenootjes mag uitnodigen voor een verjaardagsfeestje. Vooral kleuters hebben vaak nog geen duidelijke voorkeur voor bepaalde vriendjes of vriendinnetjes. Naarmate de tijd vordert wordt dat wel duidelijker, maar voor “grensgevallen” blijft dat soms moeilijk. Soms is een beetje tactische sturing door de ouders geen overbodige luxe.

Veranderingen

Op politiek incorrecte wijze zet “De Luizenmoeder” een aantal pijnlijke situaties met ouders neer. Bijvoorbeeld als een kind twee vaders blijkt te hebben. In de praktijk gaan maatschappelijke veranderingen dan ook niet aan de school voorbij. Zo zijn bijvoorbeeld kleurrijke spekkies een gangbare kindertraktatie, maar niet voor islamitische kinderen, omdat ze niet halal zijn. Veel scholen besteden aandacht aan islamitische feesten en de Ramadan. Als vroeger een kind in z’n ontwikkeling achterbleef werd het al gauw als “dom” bestempeld. Tegenwoordig wordt gezocht naar de oorzaak, zoals ADHD, pdd nos, dyslexie, dyscalculie en dergelijke. Soms wat te vroeg, maar vaak heel terecht. Ook op andere terreinen is de wereld veranderd. Wat de denken van “patchwork” gezinnen, waarin een kind te maken krijgt met meerdere vaders, moeders, opa’s en oma’s? Soms dringen geschillen tussen ouders ook de school binnen. Bijvoorbeeld als beide ouders op 10 minutengesprek willen komen, maar niet samen. “Nee, dat vinden we helemaal niet rraaarrr, maar wel heel bijzonder.”…

Het misverstand van de “tablet school”

Het misverstand van de “tablet school”

Computers en tablets zijn volkomen terecht niet meer weg te denken uit het basisonderwijs, ook aan kleuters. Maar hoe ver wil je gaan met ICT in de klas? Opiniepeiler Maurice de Hond introduceerde in Nederland de zogenaamde Steve Jobs scholen; basisscholen waar het gebruik van ICT centraal staat. De afgelopen 4 jaren zijn in Nederland circa 46 basisscholen op deze werkwijze overgestapt, waarvan er inmiddels 25 met de methode zijn gestopt. Al belangrijkste reden wijzen ze op de hoge kosten die met het concept gepaard gaan.

Er zijn echter ook berichten dat zowel bij de ontwikkelaars als de gebruikers van de “Steve Jobs methode” er nogal grote verschillen van mening bestaan over de ingeslagen weg. Sommige scholen zijn zeer tevreden, maar kennelijk geldt dat niet voor de bijna 50 procent afhakers.

Doorgeslagen

Er is alle reden voor wantrouwen als buitenstaanders zich gaan bemoeien met de aanpak en de inhoud van het onderwijs, ook als ze verstand hebben van ICT. Je laat toch ook niet je blindedarm verwijderen door een slager, hoe handig die ook het mes hanteert. Maurice de Hond zei tegen de Volkskrant “Onze methode werkt niet als je het half doet.” En dáár liggen nou precies de grootste bedenkingen tegen de scholen waar ICT centraal staat. Namelijk, het gevaar dat scholen doorslaan in hun geloof in de automatisering.

Geleidelijk

Het is heel positief als ook kleuters vertrouwd raken met bijvoorbeeld de PC en tablet. Mocht de school die mogelijkheid (nog) niet bieden, dan doen de ouders dat wel. De kinderen genieten van de kleurige spelletjes, muziekjes, filmpjes etc. Zonder menselijke hulp zijn ze interactief in de weer.
Wat is er meer geschikt voor onderwijs dan een spelletje waarbij een kind 1 op 1 met de PC of tablet zijn grenzen kan verleggen? Vooral als dat spelletje ook nog de resultaten vastlegt en analyseert. Wanneer het de sterktes en zwaktes beoordeelt en nog eens een filmpje met uitleg laat zien, gevolgd door nieuwe “uitdagingen”. Dit is nog maar een kleine greep uit de mogelijkheden. Heel belangrijk is dat ze geleidelijk in het onderwijs worden ingepast in de bestaande werkwijze.

Revolutionair

Telkens dienen zich nieuwe onderwijsstromingen aan die ongeveer alle gangbare normen overboord zetten. Nieuwe inzichten worden dan opeens zo rigoureus doorgevoerd dat de consequenties niet of nauwelijks te overzien zijn. Vaak verdwijnen ze nog sneller dan ze gekomen zijn, omdat ze volkomen voorbijgaan aan de kennis en ervaring die het onderwijsveld in vele generaties heeft opgebouwd.

Het leidt geen enkele twijfel dat de informatie- en communicatietechnologie de komend decennia een verdere revolutie teweeg zullen brengen, óók binnen het basisonderwijs! Maar hardlopers zijn doodlopers. Van de ene dag op de andere overschakelen op een fundamenteel andere aanpak heeft (ook) binnen het onderwijs nog nooit tot iets goeds geleid.

Vaardigheden zoals schrijven, (hoofd)rekenen, ontwikkeling van de grove en fijne motoriek, sociale vaardigheden etc. zijn en blijven onontbeerlijk, ook in een maatschappij met de meest geavanceerde technologie. Wie denkt het onderwijs van de ene op de andere dag revolutionair te gaan veranderen zal bedrogen uitkomen. Vernieuwingen zéker! Maar wél geleidelijk en met voldoende draagvlak bij alle betrokkenen. Feitelijk heeft zich onder de basisscholen de afgelopen jaren al een geleidelijke “digitale revolutie” voltrokken. Moderne communicatiemiddelen als een website, Facebook, E-mail en dergelijke deden hun intrede, maar ook bijvoorbeeld leerlingvolgsystemen en dergelijke.
Uitzonderingen daargelaten lopen de basisscholen daardoor, qua organisatie en onderwijsaanbod prima in de pas met de ICT-ontwikkelingen van deze tijd. Er is vooralsnog geen enkele reden om te vrezen dat de kinderen die vandaag de basisscholen bevolken onvoldoende worden voorbereid op de maatschappij van morgen.

Nieuwjaar en de tijd

De tijd

Als er ook maar één moment in het hele jaar is waarop de tijd centraal staat is het wel op oudejaarsavond, als de klok 12.00u slaat. Een prima gelegenheid dus om eens met je kleuter te praten over “de tijd” en alles wat daarmee te maken heeft. Dus niet alleen het leren klokkijken (analoog en digitaal…) maar ook begrippen leren zoals “straks”, “morgen”, “het begin van de week” “in de lente” en dergelijke.

Begrip

Voor kleuters is het begrip “tijd” nog erg moeilijk. Zo zeggen kleuters vaak “morgen” als ze bijvoorbeeld gisteren of zelfs een vorige keer bedoelen. Soms zeggen we “even wachten”, maar hoelang duurt dan “even”? Straks gaan we naar oma, maar wanneer is “straks”? Voor een kleuter zijn die begrippen vaak nog heel lastig. Het is voor je kind duidelijker als je zegt: “straks, als je je brood op hebt, gaan we naar oma.” Je kunt gerust de begrippen gebruiken, maar geef er dan wel een goede uitleg bij. “Morgen, nadat het donker is geweest en we allemaal geslapen hebben, dan gaan we naar het bos”. Zo leert je kind bijvoorbeeld dat “morgen” eigenlijk verder weg is dan “straks”.

Dagritme

In de kleuterklas hangen daarom ook de zogenaamde “dagritmekaartjes”. Daarop kunnen de kinderen zien wat er die dag (ochtend en middag) voor hen op het programma staat.  Zo leren ze spelenderwijs om die tijdsaanduidingen te begrijpen. Ze ervaren feitelijk in de praktijk de tijd om in de kring te zitten, samen te werken, te eten en te drinken, buiten te spelen etc. In sommige klassen wordt gebruikt gemaakt van planningsborden voor ieder kind apart, zodat ieder kind voor zich kan zien wat hij/zij die dag moet doen: bijvoorbeeld in de bouwhoek spelen of aan de tafel een werkje doen.

Weekdagen

Vaak is in het kleuteronderwijs het opdreunen van de dagen van de week onderdeel van een ochtendritueel. Maak vaak kunnen de kinderen de dagen al opzeggen of zingen, maar weten dan nog niet wanneer het welke dag is. Daarom worden de dagen op een weekschema met een kleurtje aangeduid en leren de kinderen dat zo’n dag bestaat uit een ochtend- en een middag. Ook leren ze langzaamaan dat na een dag weer een nieuwe dag komt. Ook leren ze dat maandag altijd het “begin” (eerste dag) van de week is en vrijdag het “einde” (laatste dag van de schoolweek). Ook wordt uitgelegd wat bedoeld wordt met het weekend.
Vaak wordt ook gekeken hoe het weer is op een dag, en of het klopt met het seizoen. Ook worden de begrippen “vroeger” en “later” gebruikt in thema’s over baby-zijn of thema’s over opa’s en oma’s of in kringgesprekjes wat ze later willen worden als ze groot zijn.

Seizoenen

De seizoenen komen ook uitgebreid aan de orde en worden vaak in thema’s verwerkt. Een herfsttafel in de herfst bijvoorbeeld en alles wat met de herfst te maken heeft. Zo ook het maken van sneeuwpoppen in de winter, het tekenen van lentebloemen in de lente en leuke verhalen over het strand en de vakantie in de zomer.

Tijdsbeleving en tijdsbesef

Ook thuis wordt de tijd beleefd. Er is een tijd om te eten, een tijd om naar bed te gaan, een tijd om tv te kijken, een tijd om op visite te gaan, etc. Het tijdsbesef is voor het kind dus nog wel erg gekoppeld aan een activiteit. Zo betekent bijvoorbeeld dat naar voetbal gaan dat het vrijdag is, als papa je van school komt halen dan is het maandag, niet naar school gaan betekent het is weekend.

Ook wordt het tijdsbesef ontwikkeld door samen met je kind te praten over gebeurtenissen die op een vast tijdstip plaatsvinden, zoals naar school gaan, naar zwemles, op een bepaalde tijd eten, slapen, tv kijken, aankleden, nog één nachtje slapen, dan…etc. En misschien is het voor kinderen een houvast als er thuis ook dagritmekaartjes gebruikt worden, natuurlijk speciaal gericht op thuissituaties.

Houd als ouder altijd in gedachten dat je kind niet iedere tijdsaanduiding zomaar begrijpt. Dat bijvoorbeeld “straks” vaak om een nadere aanduiding vraagt. Je zult zien dat je kind dan geleidelijk een steeds beter begrip van de tijd ontwikkelt.

Woorden die met tijd te maken hebben.

Straks, even, later, vroeger, zo dadelijk, onmiddellijk, nu, binnenkort, daarna, eerst, laatst, beginnen,
vandaag, (over) morgen, (eer)gisteren, vorige (week), volgende (week), verleden (jaar), ’s morgens, middag, ’s avonds, ‘s nachts, tenslotte., eindigen.

Seizoen winter

Seizoen winter

Het winterseizoen biedt tal van mogelijkheden om de kinderen iets te leren over de winter. De bomen zijn inmiddels kaal en het is koud, nat en guur. Een prima tijd om je kleuter tegenstellingen te leren. Het is vroeger donker en later licht. Binnen is het lekker warm en buiten is het koud. De kinderen hebben geen dunne kleren meer aan, maar dikke. Een gezellige tijd dus om leuke activiteiten te doen met je kleuter. Zowel binnenshuis als buiten.

Buiten spelen

Als er sneeuw ligt is het natuurlijk heerlijk om met je kleuter buiten te zijn. Sneeuwballen maken en gooien, een sneeuwpop maken, sleetje rijden etc. Maar ook gewoon door de sneeuw lopen is voor je kleuter al een hele ervaring. De sneeuw kraakt onder je schoenen, je moet uitkijken dat je niet wegglijdt, er moeten grote stappen gemaakt worden, want je zakt weg in de sneeuw. Je staat er zelf niet bij stil, maar stiekem zijn het allemaal goede oefeningen voor de fijne maar ook de grove motoriek. Helemaal leuk wordt het als de voor de kinderen een sleetje kunt kopen en / of samen met hen sneeuw gaat ruimen. Laat de kinderen de koude tinteling van sneeuw maar eens aan hun handen voelen en laat ze zichzelf of een ander eens met sneeuw “inzepen”. Maak samen lol. Laat ze de sneeuw eens in een potje doen en meenemen naar binnen. Wat gebeurt er dan met de sneeuw? Of zet een potje met water een nachtje buiten, als het vriest. Wat gebeurt er met het water? Smelten en dooien zijn niet alleen tegenstellingen, maar voor je kind zijn het ook nieuwe woorden.

Als het vriest en de sloot is bevroren, kun je gaan schaatsen. Er zijn speciale schaatsen met 2 bladen, die je onder de laarzen/schoenen kunt binden. Zo kunnen de kinderen leren om op het ijs te “schaatsen” en hun vaardigheden verbeteren. Eerst eventueel met gebruikmaking van een krukje of stoel. Later kun je eventueel speciale kinderschaatsjes kopen in de winkel of misschien overnemen van andere ouders met ouders kinderen. Je kind moet dan al wel een beetje kunnen schaatsen. Is het nog te vroeg om al te schaatsen, gebruik dan eens een sleetje, maar grijp beslist de kans aan om je kind met sneeuw en ijs kennis te laten maken. Dat lukt immers toch al niet zo vaak!

Maak met je kind ook eens een voederketting voor vogels, met behulp van naald en draad, pinda’s en een prikpen en mat. Rijg de draad aan de naald. Leg een pinda op de prikmat en prik de naald door de pinda. Haal het touw erdoorheen en doe dit net zolang totdat de ketting vol zit met pinda’s. Zoek een mooi plekje buiten om de voederketting op te hangen.

Binnen spelen

Ook voorlezen of zelf met je kleuter boekjes bekijken, is een leuke bezigheid. Enkele suggesties voor winterboeken:
’t is winter – Jolanda Dijkmeijer
Het grote voorleesboek van de winter  – Saskia Noort en Tineke van der Stelt
Het vrolijk voorleesboek – Marianne Busser en Ron Schroder
Wat een winter (kijk en zoekboek) – Rotraut Susannne Berner
Wauw het is winter – Vivian den Hollander

Knutselactiviteiten

Tekenen en kleuren met potloden of krijtjes, knippen en plakken, schilderen, prikken, etc. Laat de kinderen leuke voorstellingen maken van de winter.
Lekker puzzelen of gewoon spelen met het speelgoed is ook leuk bezig zijn. Laat je kind dan ook eens alleen spelen, zonder dat jij het moet bezighouden.
Verzin leuke opdrachten; bijv.
– Maak die puzzel eens in tien minuten af, en zet de keukenklok op tien minuten. Lukt het niet in 10 minuten, doe je er dan 10 erbij. Lukt het wel, laat een moeilijkere puzzel doen in die tijd.
– Maak een tekening met drie sneeuwmannen met ieder drie knopen op z’n buik, een wortelneus, ogen en mond en een hoedje op z’n hoofd. (Kan ook met knippen en plakken) Hang het resultaat op.
– Kleed je poppen ook eens dik aan.
– Maak een zelf bedachte autobaan en laat je auto’s rijden.
– Bekijk een prentenboek en verzin een eigen verhaaltje. Vertel het onder het eten.
– Zoek in een prentenboek alle letters met een -m- (of andere letter die het al kent). Hoeveel zijn er dat?

Samen in de keuken iets bakken

Bijvoorbeeld smeltende sneeuwmannen. Daarvoor gebruik je kleine cakejes, wit glazuur marsepein (verschillende kleuren), een een cake decoratie food pen.
Doe op de cakejes wat wit glazuur. Maak van de marsepein een sjaal, hoed, wantjes, het hoofdje en de neus. Het gezicht kun je tekenen met een cake decoratie food pen. De cakejes kun je of zelf maken of kant en klaar kopen.

Natuurlijk kun je ook naar de bioscoop of theater gaan. Allemaal manieren om gezellig met je kleuter de winter door te komen!

Kerstmis

Kerstmis: gezellig, maar ook leerzaam

Heerlijk die sfeervolle decembermaand! Eerst het Sinterklaasfeest en direct daarna de fantastische kersttijd op school en thuis. Een prima tijd ook, om je kind te helpen zich (verder) te ontwikkelen. Het sprookje, met fraai verlichte winkels en straten, begint al bij het sinterklaasfeest voor de kleuters. En de gehele familie geniet mee! Zodra de Goedheiligman is vertrokken breekt de knusse kersttijd aan.

Wennen

Voor kleuters zijn deze drukke weken extra gezellig. Ze leren veel op school in deze periode. Bijvoorbeeld hoe ze beter en socialer met elkaar om kunnen gaan en zelfstandig dingen kunnen doen. De kinderen wennen al een beetje aan de school en hebben meestal geen moeite meer met het “afscheid nemen” van hun ouders. De meesten gaan graag iedere dag naar school, waar hen een voorspelbaar, overzichtelijk en veilig programma wacht.

Tóch zit iedere dag voor het kind weer vol nieuwe dingen. Omdat ze handiger en “mondiger” worden gaan ze daar steeds beter mee om. Ze wennen bovendien aan de groep, doormiddel van kringgesprekken, het kiezen van vriendjes en/of vriendinnetjes en het samen doen van werkjes.

Voorbereidingen

In december zijn de voorbereidingen voor het kerstfeest in volle gang, zowel op school als thuis. Voor je kleuter ook spannend, want in en om het huis wordt alles in kerstsfeer gebracht met lichtjes, kaarsjes, belletjes, kersttakken en kerststukken. En ook de kerstboom mag natuurlijk niet ontbreken. Het kerstfeest is immers het feest van het licht, zoals de religieuze betekenis aangeeft. Het licht symboliseert daarbij de geboorte van Jezus. Daarom wordt ook in vele huizen een kerststal geplaatst.

Op vrijwel alle scholen wordt volop aandacht besteed aan het kerstfeest. In de hal en vaak ook in iedere klas wordt een boom gezet. Kerstliedjes worden aangeleerd, het kerstverhaal verteld en kerstversieringen gemaakt. De school wordt fraai versierd, vaak ook met dingen die de kinderen zélf mogen maken. De meeste scholen organiseren een speciale kerstviering. Vaak in de vorm van een kerstmusicals, of het naspelen van het kerstverhaal door kinderen en/of leerkrachten. En op bijna iedere school mogen de kinderen ‘s avonds terugkomen om het kerstfeest samen met de klas te vieren. Er wordt dan stilgestaan bij het kerstverhaal en de ouders verzorgen een “kerstdiner”. Een gezellig samenzijn in een sfeervol versierde klas, dat beslist een van de hoogtepunten vormt in het schooljaar.

Zelfredzaamheid en sociale vorming

Het samen versieren, luisteren, knutselen, zingen, voorbereiden en vieren draagt bij aan de zelfredzaamheid en sociale vorming van de kleuter. Zo gebruikt de school deze tijd ook om te blijven werken aan het bijvoorbeeld het rekenen, de taalontwikkeling en de ontwikkeling van bijvoorbeeld de fijne en grove motoriek.
Als ouder kun je daar thuis gemakkelijk op inspelen door bijvoorbeeld de lampjes te tellen of de ballen in de boom, de sterren en dergelijke. Maar ook waar zijn er meer of minder van? Ook wordt de woordenschat van je kind verrijkt met nieuwe woorden zoals kun je de woorden zoals piek, kerstbal, kerststukje, engeltje, dennenboom, kerststal, kribbe, herder, versiering, kerstklokje, etc. Dus het leren staat niet stil! Ook kun je je kind vragen te helpen bij het bakken van koekjes; bijvoorbeeld het aantal lepels suiker of meel tellen, het kneden en vormen etc.

Boeken

En vergeet vooral niet je kind in deze tijd eens te verblijven met een prentenboek, passend bij de leeftijd. Overleg eventueel eens met de leerkracht, maar hieronder geven we u alvast een paar suggesties:

– Kerstmis                                         Dick Bruna
– Karel viert Kerstmis                          Liesbeth Sleger
– Kerstmis met muis                           Lucy Cousins
– Het is Kerstmis                                Betty Sluyzer
– Op weg naar kerst                           Susie Poole
– Het vrolijke kerstvoorleesboek          Marianne Busser en Rond Schröder

Allemaal leuke en mooie boeken speciaal geschreven voor kleuters.

Bij deze wensen we u alvast hele fijne kerstdagen toe!

Kringloopwinkel

De kringloopwinkel

Het meeste baby-, peuter- en kleuterspeelgoed wordt maar korte tijd gebruikt, vaak door meerdere kinderen uit het gezin. Jonge ouders geven uiteraard het liefst nieuw, ongebruikt speelgoed, maar dat is niet altijd mogelijk en bovendien niet altijd nodig! Breng eens een bezoekje aan een ruilbeurs voor kinderspeelgoed of -kleding en/of ga eens naar de kringloopwinkel. Dat scheelt vaak veel geld en is bovendien beter voor het milieu.

Sociale functie

Kringloopwinkels zijn niet alleen bedoeld om afgedankte goederen die nog niet versleten zijn een “tweede leven” te geven. Ze bieden meestal ook werkgelegenheid aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Mensen dus, die moeite hebben om in het reguliere bedrijfsleven een baan te vinden. Kringloopwinkels hebben doorgaans een sociale functie en zijn niet primair gericht op het maken van winst.

Kwaliteit

Soms heb je artikelen die nog best goed bruikbaar zijn, maar om een of andere reden overbodig zijn geworden. Je vervangt je tv door een Smart tv, gaat kleiner wonen of erft een complete inventaris. Als je die goederen naar de kringloopwinkel brengt kunnen zij er anderen er heel vaak een groot plezier mee doen. Speelgoed en kinderkleding raken al gauw overbodig en gelukkig kennen steeds meer ouders de weg naar de kringloopwinkel. Een paar dagen later liggen ze fraai uitgestald te wachten op een koper. Artikelen van goede kwaliteit, die vaak behoorlijk prijzig waren gaan voor een appel en een ei van de hand.  Blijven artikelen te lang in de schappen liggen dan worden ze vaak nog eens extra afgeprijsd en soms houdt zo’n winkel een actie om ruimte te scheppen voor nieuwe aanvoer.

Leren

Wie de tijd neemt om af en toe eens de kringloopwinkel binnen te stappen vindt daar vaak heel leuk en leerzaam speelgoed. Opvallend vaak ook educatief speelgoed, zoals puzzeltjes, memoryspellen, allerlei varianten van domino en ganzenbord, kwartetspellen en soms zelfs specifieke educatieve spellen, zoals mini loco en dergelijke. Deze spelletjes worden vaak ook op school gebruikt om je kind spelenderwijs vertrouwd te maken met tellen, spellen, het herkennen van vormen, woordjes en dergelijke. Kijk maar eens in de klas van je kind rond en je ziet talloze voorbeelden. Of vraag er eens naar bij de leerkracht.

Ook kleding

Door af en toe een kringloopwinkel binnen te lopen kun je vaak aantrekkelijke koopjes “scoren” en je kind(eren) een boel leerzaam plezier bieden. Denk niet dat de kringloopwinkel alleen bedoeld is voor mensen met een minimuminkomen. Het is een uitstekende plek om kwalitatief prima artikelen te kopen, die in heel goede staat verkeren en nog heel lang mee kunnen gaan. Niets om je voor te generen dus! Naast speelgoed wordt ook kinderkleding vaak overbodig als die nog lang niet versleten is. Heel goede, eigentijdse kleding vaak waar je kind veel plezier aan kan beleven.

Ruilbeurs en Speel-o-theek

Overigens zijn er naast de kringloopwinkel nog wel meer manieren om goedkoop aan zaken zoals speelgoed en kleding te komen. Bijvoorbeeld bij kleding ruilbeurzen. Maar ook bijvoorbeeld bij de speel-o-theek, waar je speelgoed voor een gering bedrag een tijdje kunt huren. De mogelijkheden variëren per regio en per seizoen. En is er niets te vinden in uw buurt? Kijk dan eens op Marktplaats of organiseer eens met een paar mensen zélf een ruilbeurs voor speelgoed of kleding. Bijvoorbeeld, samen met de school van je kinderen.

« Oudere berichten Recent Entries »