Category Archives: Leren

samen boodschappen doen

Altijd goed voorbereiden

Als je met je kleuter boodschappen gaat doen kun je het beste een tijdstip uitkiezen waarop het in de winkel niet te druk is. Dat is voor jou en je kleuter het prettigst. Bereid hem of haar even goed voor.  Vertel dat jullie samen naar de winkel gaan om wat dingen te kopen, die nodig zijn. Ga vooraf na wat je nodig hebt en probeer je kind daar al bij te betrekken.  Misschien heeft het zélf ook dingen nodig. Maak een boodschappenlijstje en leg je kind uit waarom je alles opschrijft. Zo vergeet je geen dingen. (Tip: Maak eventueel ook voor je kind een boodschappenlijstje, maar dan met plaatjes, zodat je kind kan afstrepen wat al in de kar ligt.) Vertel van te voren dat het bijvoorbeeld koekjes mag uitkiezen of het toetje voor die avond. Voor je kind is het duidelijkst als je jezelf in de winkel ook aan het lijstje houdt. Toch kan het voorkomen dat je in de winkel artikelen ziet die je alsnog wilt kopen. Leg dan even uit waarom je dat doet.

Meedenken

Samen boodschappen doen betekent ook dat je je kind laat meedenken. Wat heb je nodig om boodschappen te doen? Natuurlijk een tas om de boodschappen in te doen en ook geld of een pasje om te betalen.  Misschien een speciale tas voor de diepvriesspulletjes? Je gaat samen naar de winkel. Maar vertel al vooraf dat als je in de winkel bent je je ook netjes moet gedragen. Alle mensen lopen, praten, en doen er de boodschappen gewoon! (zonder te schreeuwen, rennen en gillen).

Geef je kind ook een taakje en verantwoordelijkheid.  Je kind leert zo de winkel kennen en  boodschappen te doen.

– Geef het een eigen boodschappenwagentje

– Misschien kan het ook wat spulletjes gaan zoeken, zoals het brood, de melk, de hagelslag, etc.

– Laat het de groenten afwegen.

– Vertel dat je dingen koopt, die je op je boodschappenbriefje hebt geschreven. En dus niets anders.

– Laat je kind bij de kassa meehelpen de boodschappen op de band te zetten.

– Vergeet je kind niet te complimenteren als het goed gegaan is.

Wat als je kind toch gaat zeuren?

Mocht je kind tóch gaan zeuren maak het dan duidelijk dat het zich rustig dient te gedragen. In het  uiterste geval dat het eventueel gillend en schreeuwend zijn zin wil hebben,  neem je het zo gauw mogelijk mee naar buiten en worden er geen boodschappen meer gedaan. Ook de “leuke” dingen van het lijstje blijven in de winkel.  Jammer, dan. Kinderen leren dat als ze zich gedragen er meer mogelijk is dan wanneer ze zich misdragen.

Commercie

Vooral als je zélf artikelen koopt die niet op je lijstje staan kan je kind daarin een vrijbrief zien om bij ongeveer alles wat het in de winkel graag wil hebben te gaan zeuren om het in het karretje te leggen. Doorgaans doet de commercie er alles aan om je kind te “verleiden” met mooie logo’s, met kleurtjes en figuurtjes die ze bijvoorbeeld kennen van de TV of tablet. Misschien kun je eens een enkele keer een verrassingsaankoop doen om je kind te belonen als het zich goed heeft gedragen. Maar… maak daar liever geen gewoonte van!

 

Spelend leren in de zomervakantie

Spelend leren in de zomervakantie

De zomervakantie is een fijne rustpauze waarin je kind veel nieuwe dingen kan zien en beleven! Hoe maak je als ouders dat het er ook wat van leert? Het schooljaar loopt ten einde en de vakantie lonkt! Maar eerst wordt nog even teruggekeken op  het afgelopen schooljaar. Hebben de kinderen het naar hun zin gehad? Ze zijn groter geworden en zijn toe aan nieuwe uitdagingen! De meeste gezinnen gaan een paar weken in het binnen- of buitenland op vakantie, soms worden nog kleine uitstapjes gemaakt en een deel van de tijd vermaken de kinderen zich ook thuis.

Ideeën voor de vakantie

Het spelend leren gaat in de vakantie gewoon door. Als je op reis bent, maar ook gewoon thuis of tijdens korte uitstapjes.

Vakantie thuis.

Goed weer

Een dag of wat lekker thuis blijven is goed voor je kind. Afhankelijk van het weer kan het binnen of buiten spelen. Bij zonnig weer is het leuk om in een badje te spelen. Geef je kind(eren) wat spulletjes, waarmee ze kunnen ontdekken dat sommige dingen blijven drijven en andere zinken. Laat hen lekker spetteren, spatten of sproeien. Al spelend ontwikkelen ze hun motoriek. Maar ook ontwikkelen ze hun sociale vaardigheden, als je het extra gezellig maakt als ze ook vriendjes of vriendinnetjes mogen uitnodigen.

Naast waterpret zijn er bij redelijk weer voor je kind(eren) natuurlijk nog talloze andere mogelijkheden om zich te vermaken. Bijvoorbeeld door te steppen, fietsen, klauteren in een speeltuintje in de buurt en dergelijke. Soms kun je voor weinig geld iets kopen om de pret te vergroten. Geef bijvoorbeeld eens wat stoepkrijt. Dat is goed voor de creativiteit én de grove motoriek.

Slecht weer

Bij slecht weer kunnen kinderen gezellig binnen spelen. Laat hen zelf verzinnen  of ze met poppen of auto’s willen spelen of bijvoorbeeld kleuren of tekenen etc. Bedenk samen een leuk spel, of nodig een of meer vriend(innet)jes uit. Helemaal apart wordt het als je kind bijvoorbeeld eens mag meehelpen met koekjes bakken (goed voor het rekenvermogen) of als je samen met je kind(eren) naar een leuke kinderfilm kijkt.

Een dagje naar het bos

Laat je kind eens meedenken over het voorbereiden van een uitstapje naar het bos. Wat neem je allemaal mee? Wat te denken van een gezellige picknick? Niet duur, maar enorm gezellig! Laat je kind(eren) eens meehelpen een mand met lekkers voor te breiden.
Het kiezen, het kopen, het inpakken, nadenken over warm of koud houden van de dranken etc. etc.

Eenmaal in het bos kunnen kinderen hun grove motoriek ontwikkelen door te wandelen, te rennen, in bomen te klimmen of zich erachter te verstoppen. Ze kunnen hun fantasie ontwikkelen door bijvoorbeeld materialen te verzamelen om er later thuis iets van te maken.

Takjes bijvoorbeeld, of veertjes en dergelijke. Vertel je kind eens over de natuur. Attendeer het bijvoorbeeld op de verschillende vogelgeluiden, maar ook op de grote verscheidenheid aan bomen, grassen, planten en dergelijke.

Lokale vakantieweek

Op veel plaatsen worden in de zomervakantie één of twee weken speciaal voor kinderen leuke activiteiten georganiseerd. Het kan voor je kind ook heel plezierig en leerzaam zijn om daar aan deel te nemen, vooropgesteld dat er een programma is voor de kleuters.

Logeren

Laat je kind in de vakantietijd eens een paar dagen logeren bij bijvoorbeeld opa/oma, een vriend(innet)je, nichtje of neefje…. Zo’n logeerpartijtje, eventueel samen met broertje/zusje, is natuurlijk een heel avontuur voor je kind. (zie uit logeren) Maak goede afspraken. Leg uit hoeveel nachtjes het mag blijven slapen en overleg welke spulletjes worden meegenomen? Zelf de koffer inpakken.

Naar het pretpark!

Bespreek wat je dan allemaal mee kunt nemen, wat je nodig hebt, hoelang het gaat duren en wat je er allemaal kunt doen. In een pretpark leren kinderen hun sociale vaardigheden ontwikkelen; op je beurt wachten, samen iets doen, goed uitkijken dat je niet kwijt loopt.

Naar het strand!

Laat je kind zijn/haar eigen tas inpakken, wat gaat en moet er allemaal mee? Maak voor op het strand afspraken t.a.v. herkenbaarheid van plaats, bijvoorbeeld door een bekende grote handdoek op te hangen, te zeggen dat ze nooit alleen in het water moeten gaan, laat zien waar ze naar toe moeten als ze toch kwijt lopen. Naar de strandwacht!  Tip:
Doe je kind een polsbandje om met je mobiele telefoonnummer, voor het geval het toch kwijt loopt.

Het strand is bij uitstek de plek waar kinderen zich kunnen vermaken met water en zand.

Met emmertjes, schepjes en vormpjes ontwikkelen zij al spelend hun rekenvermogen, motorische vaardigheden en creativiteit.

Op vakantie in binnen- of buitenland

Maak van de vakantiereis een feest

En dan is er tenslotte de vakantie met het gezin in binnen- of buitenland. Of je nu met het vliegtuig op vakantie gaat of bijvoorbeeld met de auto of de fiets erop uit trekt. Als jet het goed aanpakt wordt het voor de kinderen één groot feest, waar ze óók veel van kunnen leren.

Betrek je kind in de voorpret, bijvoorbeeld door het te laten meedenken over wat er allemaal geregeld moet worden vóór je op vakantie gaat.  Bijvoorbeeld naar een reisbureau gaan, een leuke bestemming uitzoeken, tickets kopen, maar ook zonnebrandolie, een zonnebril, standspulletjes en dergelijke.

 

  • Laat eens op een wereldbol of atlas zien waar je naar toe gaat. Is het ver of dichtbij?
  • Zou je bijvoorbeeld met de Auto naar Amerika kunnen? Zo nee, Waarom niet?
  • Als je met de auto gaat, hoelang duurt een reis? Duurt het lang of kort?
  • Kun je in 1 dag naar je vakantiebestemming rijden of heb je meerdere dagen nodig?
  • Leg uit wat er van je kind wordt verwacht als het zo lang in de auto moet zitten.
  • Gaat de reis naar het buitenland of is het verblijf in Nederland.(woordenschat verruimen)
  • Wordt er gekampeerd: wat heb je dan nodig?
  • Ga je in een hotel slapen? Wat heb je daar voor nodig?
  • Breng je de vakantie in een vakantiehuisje door? Wat gaat er dan allemaal mee?
  • Wat neem je mee als je uit logeren gaat? Welke dingen heb je iedere dag nodig?
  • Hoeveel kun je meenemen en past dat allemaal wel in de koffer?
  • Laat je kind vertellen wat het nodig heeft om te kunnen slapen, eten, spelen……
  • Zijn er dingen, die niet in de koffer kunnen, maar toch mee moeten? Bijvoorbeeld fietsen, bootjes, etc.

Betrek je kind erbij

Wanneer je je kind betrekt bij wat je doet en van plan bent, snapt je kind beter waarom iets gaat zoals het gaat. Als bijvoorbeeld een vliegreis of autorit lang duurt kun je dat uitleggen. Maak samen met je kind een plan wat het al die tijd kan doen: boekjes lezen, tekenen, met klein speelgoed spelen, knuffeltje erbij etc. Als het iets te doen heeft, lijkt de reis minder lang te duren. Ondertussen kun je ook wat van de omgeving zien.
Ben je met de auto laat je kind(eren) eens alle rode, groene, blauwe auto’s tellen of koeien of schapen. hoeveel zijn het er? Waar zijn er meer van of minder?  Ook kun je onderweg met je kind(eren) liedjes zingen, doe raadselspelletjes doen etc.

Misschien is het een leuk idee om samen met je kinderen een boekje te maken van de reis. Laat ze daarin tekenen, voor iedere dag 1 bladzijde. Zijn ze thuis dan kunnen ze nog eens op hun vakantiereis terugkijken.

Loop bij een vliegreis eens met je kind door het vliegtuig en leg uit wat het allemaal ziet. Vertel bijvoorbeeld over de piloot en de stewardessen. Wat doen zij eigenlijk? Waar zit de piloot. Je kind ervan en zal de reis nog intenser beleven.

Na de vakantie

Je kind maakt veel mee in zo’n vakantie en steekt daar veel van op! En na de vakantie zet een deel van de kleuters de lang verwachte stap naar groep 3. Maar ook voor de andere kleuters gaan er dingen veranderen. De jongsten blijven nog een jaartje in groep 1, maar een deel van de kinderen gaat naar groep 2.

slecht horen of zien

Als je kind slecht kan horen of zien

Sommige kinderen kunnen niet goed horen of zien. Meestal is dit niet ernstig en goed te verhelpen. Wel is het erg belangrijk dat eventuele problemen tijdig worden ontdekt, vooral om de gevolgen voor de ontwikkeling van je kleuter te beperken.

Slechthorend

Slechthorendheid kan een negatief effect hebben op de taal- en spraakontwikkeling, doordat je kind zichzelf en anderen niet kan verstaan. Dat beperkt hem of haar bij het zelf vormen van klanken of het nabootsen van de klanken van anderen. Dit zijn heel belangrijke voorwaarden voor de ontwikkeling van een goed spraakvermogen, ook al bij het brabbelen in de baby- en peuterfase. In de kleuterfase kan slechthorendheid ook gevolgen hebben voor de leerprestaties en de levenskwaliteit van je kind. Vaak wordt slechthorendheid ontdekt doordat een kind bijvoorbeeld niet goed articuleert. De school biedt dan de hulp van een logopedist aan, waarna vaak het gehoorprobleem pas aan het licht komt. Laat je kind zo spoedig mogelijk door een huisarts of specialist onderzoeken als je de indruk hebt dat het slecht hoort. Vaak zijn gehoorproblemen van voorbijgaande aard, bijvoorbeeld bij verkoudheid of een oorontsteking. Soms zijn ze ernstiger en kunnen ze op den duur verergeren, waarna ze lastiger te behandelen zijn. Naast de hiervoor bedoelde fysieke problemen kan tijdig ingrijpen ook de eerder beschreven gevolgen voor de spraakontwikkeling beperken.

Leerprestaties

Kinderen die niet goed horen kunnen daardoor druk of prikkelbaar worden en hebben vaak moeite om zich te concentreren. Op school is dat doorgaans, naast de leerprestaties, ook te merken in de dagelijkse omgang met het kind. Vooral in een lawaaiige omgeving heeft een slechthorende moeite om anderen te verstaan en reageert niet als er iets zacht tegen hem of haar gezegd wordt.
Thuis zal je kind het geluid van bijvoorbeeld de tv steeds hard zetten. Maar ook kan het last hebben van vermoeidheid en hoofdpijn.

Buisjes

Bij kinderen tussen de 2 en 6 jaar komt het veelvuldig voor dat slecht horen wordt veroorzaakt door vochtafscheiding in het middenoor. Dit kan dit leiden een drukkend gevoel in het oor en soms tot een pijnlijke oorontsteking. Ook treedt gehoorverlies op, omdat de geluidstrillingen door het aanwezige vocht gedempt worden. De afwijking treedt bijna altijd bij beide oren op.

Vaak verdwijnt dit probleem binnen enkele weken tot maanden vanzelf en zonder blijvende schade. Maar als de afwijking langer blijft bestaan of vaak leidt tot oorontstekingen, hinderlijk gehoorverlies en dergelijke dan bieden trommelvliesbuisjes vaak een oplossing. Meestal verdwijnen de problemen daarmee direct.

Slecht ziend

Het spreekt voor zich dat ook slecht zien tot problemen kan leiden bij het leren, maar ook bij de lichamelijke en emotionele ontwikkeling van je kleuter. Iedereen begrijpt wat de gevolgen kunnen zijn als je kind niet goed het schoolbord kan zien, maar daardoor kan het ook wat geïsoleerd raken en zich onzeker gaan voelen. Bijvoorbeeld doordat het spelen met andere kinderen lastiger wordt als je kind een bal niet ziet aankomen of vriendjes en vriendinnetjes op een afstandje niet kan herkennen. Dit kan bijvoorbeeld tot faalangst en leerachterstand leiden, die voorkomen kan worden als slechtziendheid tijdig wordt ontdekt.

Ontdekken en hulp zoeken

Sommige afwijkingen, zoals scheel zien of een zogenaamd “lui oog” zijn direct waarneembaar. Andere problemen worden vaak al door het consultatiebureau ontdekt. Ouders en leerkrachten kunnen slecht zien ook ontdekken aan de hand van de gevolgen. Als een kind bijvoorbeeld de letters p en q of b en d door elkaar haalt of het hoofd meebeweegt tijdens het lezen. Of als een kind veel met de ogen knippert, gevoelig is voor fel licht, de ogen geregeld dicht knijpt en/of veel last van hoofd- of rugpijn.

Ook hier geldt dat het verstandig is om bij een vermoeden van slechtziendheid  je kind zo snel mogelijk daarop te laten onderzoeken door de huisarts. Zo nodig zal deze je doorverwijzen naar een specialist. Door tijdig te reageren kunnen ook de gevolgen van slechtziendheid over het algemeen gelukkig heel goed worden beperkt.

Je kinderen vergelijken

Verschil moet er zijn…

Hoe leuk is het voor je kind als het steeds met zijn of haar broertje(s) of zusje(s) wordt vergeleken? Op zich is daar niets mis mee, maar heeft niet ieder kind het recht om als individu behandeld te worden? Ouders ontdekken bij hun tweede kind al gauw dat het zich wat anders ontwikkelt dan hun eerste kind. Het ene kind leert bijvoorbeeld wat eerder lopen, terwijl het andere eerder leert praten. Het ene kind is egocentrischer en in zichzelf gekeerd en het andere kind is wat socialer.

Waardeoordeel

Dit kan ertoe leiden dat ouders hun ene kind als voorbeeld gaan stellen voor hun andere kind(eren).  Helaas werkt zoiets eerder negatief dan positief. Vooral wanneer je kind regelmatig te horen krijgt dat het “achterblijft” kan het dit gaan opvatten als een verwijt en zeker niet als een aanmoediging om beter te presteren.
Dit soort vergelijkingen passen in het rijtje van foute opmerkingen, zoals: “Kom maar hier, dat kun jij toch niet…” of “Nee, doe maar niet, straks val je weer”. Feitelijk zeg je daarmee “doe maar niets, want bij jou gaat dat toch fout”. Op den duur gaat je kind zich daarnaar gedragen, met de gedachte “tsja, daar ben ik nu eenmaal niet goed in…”

Het is maar de vraag of jouw waardeoordeel terecht is. Misschien presteert het broertje of zusje waaraan je je kind spiegelt wel bovenmatig en presteert het andere kind normaal. Ook kan een kind de dingen waarin het wat achterblijft misschien ruimschoots compenseren met andere kwaliteiten. Uit de ontwikkeling van peuters en kleuters kun je nog niet veel conclusies trekken. Maar zélfs als een kind achterblijft ten opzichte van broertjes of zusjes, dan nog is dat geen bewuste keuze. Misschien zit er gewoon niet meer in, ook als je de indruk hebt dat het zich onvoldoende inspant. Accepteer dat en leer je kind met eventuele beperkingen omgaan.

Lastig kind 

Als je kind zich lastig gedraagt is het begrijpelijk dat je dat negatief beoordeelt. Tóch groeien veel lastige kinderen niet zelden uit tot mondige, intelligente volwassenen. Misschien wel juist omdat ze over “een eigen willetje” beschikken. Vaak bewijzen ze daarmee dat er pit in zit!

Dat betekent uiteraard niet dat je ongewenst gedrag hoeft te accepteren. Zie het liever als een uitdaging je kind te leren wat beter met zijn of haar emoties om te gaan. Dat is overigens ook het eerste wat een goede leerkracht zal doen als je kind zich op school onvoldoende aanpast.

Vergelijken in de klas

De leerkracht op school is doorgaans als geen ander in staat kinderen met elkaar te vergelijken. Het zou niet goed zijn als hij of zij kinderen zou verwijten als ze onderpresteren ten opzichte van hun klasgenootjes. Welnee, die diversiteit is heel gewoon. Het is juist een uitdaging om doorlopend zicht te houden op de ontwikkeling van ieder individueel kind. Zéker bij kleuters, die niet alleen qua aanleg verschillen, maar waar meestal ook nog de groepen 1 en 2 bij elkaar gevoegd worden. Bovendien komen er doorgaans ook nog het hele jaar door nieuwe kinderen bij in groep 1. Nét als thuis is het daarom ook op school belangrijk ieder kind als individu te behandelen. Daar hebben ze recht op!

Kindertekeningen

De ontwikkeling van kindertekeningen


Tekenen hoort bij de ontwikkeling van kinderen. Ze kunnen er hun creativiteit en gevoel in kwijt. Zij verrijken hun fantasie en leren waarnemen.

Geef je een peuter potlood en papier, dan gaat deze ongetwijfeld “tekenen”. Vooraf heeft het geen idee wat het gaat maken, maar gaat direct krassen en krabbels op het papier zetten. Kinderen van die leeftijd tekenen rechte en schuine strepen over en door elkaar. Sommigen maken rondjes of puntjes. In hun fantasie stellen die krassen dieren of mensen voor, maar dat kan zomaar weer veranderen in zonnetjes of regen.

Fasen

De ontwikkeling van het tekenen verloopt bij kinderen in fasen. Een goed voorbeeld daarvan is hoe kinderen telkens betere poppetjes tekenen.

Fase 0: het krassen

Het maken van rechte en schuine lijnen met nog geen voorstelling van wat het gaat worden.

Fase 1: krabbelen en gericht tekenen van (onherkenbare) figuurtjes.
Er is al iets te zien wat lijkt op benen en iets krasserig wat lijkt op een hoofd. (vanaf ± 2 ½ jaar)

Fase 2: de kopvoeter
Wanneer een kind net 4 jaar is en voor het eerst naar school gaat, tekent het vaak kopvoeters. Dit  bestaat 3 fases uit:

  1. Een eenvoudige kopvoeter; een rondje als hoofd en gelijk daaronder strepen als benen, en in het rondje ogen en een mond. (soms met recht opstaande strepen als haar)
  2. Een kopvoeter met meer details; aan de benen (strepen) zitten rondjes (de voeten), en aan de zijkant van het hoofd (het rondje) zitten ook strepen, de armen. Ook kunnen eventuele oren aan het hoofd getekend worden.
  3. Soms zit er een buik/romp in het hoofd getekend.

Fase 3: hoofd/romp tekening bestaande  uit ronde lijnen.

  1. Een eenvoudige hoofd/romp tekening; het hoofd is een rondje en de romp is ook een rondje, maar zit nog niet vast aan elkaar. Ook armen en benen worden nog als strepen getekend. (halverwege groep 1)
  2. Hoofd/romp tekening met meer details; meer haren, een neus erbij, en rondjes als handen.
    (bijna eind groep 1)

Fase 4: hoofd/romptekening met gevulde vlakken;

  1. een roze gezicht (eind groep 1)
  2. De contouren worden getekend en daarna worden de vlakken ingevuld. Het begint al te lijken op een poppetje met hoofd, hals, romp, armen en benen met handen en voeten eraan. Aan het hoofd zijn ogen, oren, neus en mond getekend (begin groep 2)

Potloodhouding

Wanneer peuters gaan tekenen, houden zij hun potlood in eerste instantie meestal in hun vuist vast, voor een stevige grip. Dat is niet de juiste manier, maar als ouder kun je je kind alvast de goede potloodhouding aanleren. Zorg ervoor dat je kind het potlood tussen duim en wijsvinger vastpakt, en de middelvinger onder het potlood houdt. Dit is in het begin niet gemakkelijk en vraagt daarom wat oefening.

Een goede potloodhouding is belangrijk om later goed te leren schrijven. Peuters beschikken nog niet over een verfijnde motoriek, zodat hun beweging bij het tekenen nog vanuit de schouder wordt gestuurd.  Daarom is het raadzaam met grote vellen papier te beginnen, om het kind voldoende bewegingsruimte te geven. Na een tijdje zal het meer controle krijgen, zowel in het vasthouden van het potlood als met de beweging en gaat het kind meer vanuit de elleboog en pols bewegen.

Het is voor peuters ook fijn om met krijtjes, verfkwasten of dikke potloden te oefenen. Hoe meer het oefent hoe fijner de bewegingen worden. (Zie ook bij fijne motoriek).  Soms hebben peuters nog niet echt een voorkeurshand. De ene keer tekenen ze met hun linker en dan weer met hun rechter hand.

Beter herkenbaar 

De figuren die kleuters tekenen worden geleidelijk steeds meer herkenbaar. Mensen krijgen een lijf, bomen een stam met blaadjes. Kleuters  tekenen iets wat ze al weten, maar niet wat ze waarnemen. Ze tekenen een doorzichtig huis met wat meubels of poppetjes erin. Ze tekenen bijvoorbeeld groot wat ze belangrijk vinden. Bijvoorbeeld een poppetje met een grote neus, of een grote vader en een klein kindje of juist andersom. Ook kijken ze wat andere kinderen tekenen en doen dat na. Vaak wordt er op het midden van het blad getekend.

Oudere kleuters maken al een indeling van het papier. Bovenaan wordt de lucht getekend en onderaan de grond. Daartussen tekenen ze een huis, boom, poppetjes en dergelijke.

Ook tekenen ze meer gedetailleerd. Bijvoorbeeld  wimpers en wenkbrauwen, lippen, een mond met tanden, vingers met nagels etc. Zij beginnen wat meer details waar te nemen, beheersen steeds beter de fijne motoriek en raken meer vertrouwd met het tekenen. Naarmate ze ouder worden, zullen zij zich telkens weer gaan  verbeteren.

Het ene kind is het andere niet, dus zullen niet alle kinderen hetzelfde presteren. Bovendien zal het ene kind meer plezier aan het tekenen beleven dan het andere kind. Ook zijn er kinderen die fases overslaan. Zoals ook op andere gebieden ontwikkelt ook hier iedere kleuter zich in zijn of haar eigen tempo.

Bijzonder onderwijs

Even toegankelijk als het openbaar onderwijs

Afhankelijk van de streek waar zij wonen kunnen ouders voor hun kinderen een school kiezen die zo veel mogelijk aansluit bij hun levensbeschouwing, bijvoorbeeld op grond van hun religie. We spreken dan van “bijzonder onderwijs”. Wat betekent dat voor jou en je kind?

Sinds ruim 100 jaar kent Nederland “bijzonder onderwijs”, dat in financiële zin gelijk is gesteld met het openbare onderwijs. Ook andere instituties, zoals verenigingen, politieke partijen, vakbonden, omroepen, kranten en ziekenhuizen werden op basis van levensbeschouwing georganiseerd. Deze “verzuiling” is weliswaar over haar hoogtepunt heen, maar is nog steeds zichtbaar door het bestaan van katholieke, protestantschristelijke, joodse, islamitische scholen etc.

Denominaties

Vooral in de steden kunnen de ouders vaak kiezen uit meerdere “denominaties”. Daarmee wordt de levensbeschouwelijke of religieuze visie van de school bedoeld, maar ook de visie op het onderwijs en de opvoeding. Bijvoorbeeld Montessori- en Jenaplanscholen. (Laten we hier buiten beschouwing)

De mate waarin vooral aan de religieuze identiteit van de school inhoud wordt gegeven kan per school, per religie en per regio vrij sterk verschillen. Sommige scholen doen nauwelijks nog iets aan religie en op andere scholen wordt bijvoorbeeld dagelijks uit de Bijbel of de Koran gelezen. Net als openbare scholen staan ook scholen voor bijzonder onderwijs doorgaans open voor alle kinderen, ongeacht de levensbeschouwelijke achtergrond van hun ouders. Weliswaar is de school bijvoorbeeld katholiek of christelijk, maar dat is geen voorwaarde voor toelating van de kinderen. Tegenwoordig zijn ook veel leerkrachten geen serieus belijdend gelovigen meer.

De vrees van sommige ouders, dat de school misschien pogingen zal doen om hun kinderen tot een bepaalde religie te “bekeren” is volkomen ongegrond. Hoogstens leren de kinderen wat meer over de gebruiken en de “cultuur” van een bepaalde religie. Maar de kinderen worden niet, zoals héél vroeger, met hun hele klas naar de kerk afgemarcheerd, om daar samen hun eerste communie te ontvangen of hun belijdenis te doen. Wél leren alle kinderen o.a. de betekenis van typisch christelijke feesten, zoals Kerstmis en Pasen. Maar dat geldt ook voor het religieus neutrale openbaar onderwijs.

Normen en waarden

Mocht binnen het bijzonder onderwijs de opvatting leven dat men een soort patent heeft op het onderwijs in bijvoorbeeld naastenliefde, barmhartigheid en dergelijke dan is dat onterecht. Onze westerse normen en waarden zijn weliswaar geïnspireerd door de Joods- christelijke traditie, maar zijn feitelijk door de gehele samenleving omarmd. Bovendien leren kinderen feitelijk in elke cultuur bijvoorbeeld het verschil tussen goed en kwaad.

Als het ene kind het andere kind lastig valt is er geen katholieke of islamitische oplossing om hun gedrag te verbeteren. Pestgedrag bijvoorbeeld komt op iedere school voor. Het is aan de alertheid en de betrokkenheid van de leerkracht hoe er vervolgens mee wordt omgegaan.

Orthodox

Het voorgaande is een algemeen beeld, waarop uiteraard uitzonderingen mogelijk zijn. Zo zal een school in bijvoorbeeld een conservatief christelijk dorp de religie wat nadrukkelijker uitdragen dan in de meer geseculariseerde grote stad. Maar hoe dat zit bij de school in jouw woonplaats ontdek je gauw genoeg als je eens met andere ouders praat. Typisch orthodoxe scholen bestaan niet of nauwelijks meer. En anders…. herken je ze onmiddellijk.

Onderpresteren

Onderpresteren

Kleuters willen niet in een uitzonderingspositie zitten. Daardoor komt het vaak voor dat ze een eventuele ontwikkelingsvoorsprong niet in de groep laten zien. Ze doen liever het gedrag van de andere kinderen na.

Een bekend voorbeeld hiervan is het kind dat thuis al heel gedetailleerd tekent, maar na een paar weken op school weer terugvalt op het tekenen van “kopvoeters”. Primitieve peutertekeningen dus, waarbij de benen van een mens direct onder het hoofd worden getekend. Het kind ziet niets anders en denkt dat het dus zo hoort. Dit “onderpresteren” komt regelmatig bij kleuters voor.

Onderpresteren komt ook voor wanneer een leerkracht nadrukkelijk beslist wat er moet gebeuren, zonder rekening te houden met het niveau van het kind. Als het kind dan te eenvoudige opdrachten krijgt raakt het zijn motivatie kwijt, bij gebrek aan uitdaging. Zo’n kind gaat zich vervelen en dat uit zich vaak in het gedrag.  Het mist iedere prikkel om goed te werken, goed na te denken en om te gaan met eventueel falen. Ja, ook dat laatste is belangrijk. Immers, ook door falen leert je kind.

Signalen

Signalen die kunnen duiden op onderpresteren:
– Onaangepast gedrag.
– Een slechte werkhouding; (Werkt traag en kan zich niet goed concentreren).
– Chaotische aanpak (Mist het overzicht in wat het moet doen).
– Negatief zelfbeeld.
– Slordig werken
– Tegendraads gedrag

Om onderpresteren te voorkomen, is het dus van belang om de ontwikkelingsvoorprong zo vroeg mogelijk te ontdekken en de kleuters op de juiste manier aan spreken op hun ontwikkelingsniveau.

Ontwikkelingsvoorsprong

Voorsprong herkennen

De ontwikkeling van kleuters verloopt sprongsgewijs en niet rechtlijnig, zoals bij oudere kinderen. Daarom zijn ze nog te jong om al direct te kunnen vaststellen dat ze hoogbegaafd zijn. Hun ontwikkeling kan immers nog alle kanten op.

Soms kunnen en kennen kleuters ineens al veel, maar een andere keer weer niet. Vaak is dat afhankelijk van de vraag waar hun interesse op een bepaald moment ligt. De ene keer zijn ze erg geïnteresseerd in fietsen of klimmen en klauteren, de andere keer gaan ze helemaal op in rijmen of woordjes klappen. Daarom is het belangrijk te letten op een aantal kenmerken die kunnen duiden op een voorsprong. Wanneer je kleuter een eventuele voorsprong vasthoudt, spreken we van een “ontwikkelingsvoorsprong”.  De omgeving van de kleuter, zoals het gezin en de school, helpt mee aan die ontwikkeling.

Kenmerken om een ontwikkelingsvoorsprong bij kleuters te herkennen zijn bijvoorbeeld:

  1. Het kind is erg taalvaardig en spreekt in goed opgebouwde zinnen. Het kan duidelijk maken wat het wil of wat er in hem of haar omgaat.
    2. Het kind heeft een grote belangstelling voor allerlei onderwerpen en stelt daar gerichte vragen over.
    3. Het kind is al zelfstandig, ondernemend en taakgericht. Het werkt vaak geconcentreerd en wil dingen perfect doen.
    4. Het kind heeft een goed geheugen.
    5. Het kind heeft een empathisch vermogen en kan zich inleven in een situatie van de ander.
    6. Het kind kan al vroeg tellen, terugtellen.
    7. Het kind past zich snel aan in een groep.
    8. Het kind kan met veel dingen tegelijk bezig zijn.
    9. Het kind is al vroeg geïnteresseerd in letters en cijfers.
    10. Het kind kan creatief oplossingen bedenken.

Op school

Op school kan de leerkracht een kind met ontwikkelingsvoorsprong signaleren, door:

1. Het kind te observeren en de kenmerken op te sporen.
2. In gesprek te gaan met de ouders. Zij merken vaak dat hun kind thuis meer laat zien.
3. Vervroegd toetsen af te nemen zoals de begrippen- en ordeningstoets.
4. De woordenschat en zinsbouw te testen doormiddel van het vertellen in de kring en/of het in de goede volgorde navertellen van een verhaal. Maar ook bijvoorbeeld het kunnen vertellen aan de hand van een “praatplaat”.
5. Opdrachten te geven om met bijvoorbeeld mozaïek, de kralenplank of bouwblokken, figuren en bouwvoorbeelden na te kunnen leggen of zelf te maken.
6. Door relatief moeilijke opdrachten te geven met de verschillende constructiematerialen zoals bijvoorbeeld Lego, K’nex of Vertifix.
7. Het kind uitdagender opdrachten te geven om zelf hun vaardigheden te verrijken in het werken met verschillende materialen, zoals:
mozaïek met z’n tweeën; Het ene kind maakt een figuur, en het de andere maakt daarvan het spiegelbeeld.
–  Telwel; Maak de opdracht moeilijker door er telkens 2 bij op te tellen, dus 3 wordt 5.
Hamertje tik; Het kind moet iets maken met een bepaald aantal vormen. (bijvoorbeeld een poppetje van alleen vierkanten, of driehoeken)
8. Het aanbieden van bepaalde denkspellen.

Je kind en de seizoenen

Spelen en ontwikkelen tijdens de seizoenen

Het wisselen van de seizoenen mag dan voor volwassenen normaal en overzichtelijk zijn, voor kleuters ligt dat anders. Ze overzien nog niet helemaal wanneer er telkens wel wat verandert en waarom dat gebeurt.  De ene keer regent het, dan weer valt er sneeuw. Opeens komen er bloemetjes uit de grond en een andere keer is het erg warm. Soms is het koud en moeten ze een dikke jas aan en dan weer is het een hele tijd zo warm dat er helemaal geen jas nodig is. Het hoe en waarom van die veranderingen is voor een kleuter erg leerzaam. Daarom besteden de scholen ook veel aandacht aan de gebeurtenissen rondom de seizoenen. Thuis kun je op allerlei manieren daarop inspelen. Daarom enkele tips wat je met je kind kunt doen.

 

In de lente

De winter is voorbij, er komen weer blaadjes aan de bomen. De eerste bloemen beginnen te groeien en te bloeien. De dagen worden langer en ook de dieren in het bos ontwaken uit hun winterslaap. Vogeltjes bouwen hun nestje, om straks hun eitjes uit te broeden.

  1. Ga erop uit!
    – Maak een wandeling en kijk naar de veranderingen in de natuur:
    – Er komen weer knopjes aan de takken van de bomen. Leg uit hoe dat komt.
    – Bloemen beginnen weer te bloeien; krokus, narcis, hyacint, tulp, etc.
    Benoem vooral de namen van de bloemen. Dat is goed voor hun woordenschat.
    – Maak samen met je kind een mooi boeketje bloemen voor in een vaasje.
    – Op de boerderij zijn er weer lammetjes, biggen, veulens, kuikentjes, etc.
    Benoem vooral de namen van de dieren. Wie is de moeder? Hoe heet het kindje?
    Maak er een spelletje van: hoe heet de moeder van een lammetje?
    – Vogels leggen weer eitjes. Leg uit dat vogels in de lente nestjes gaan bouwen.
    Hoe, waar en waarom doen ze dat?
  1. Geef uitleg
    – Praat met je kind over zaadjes en bolletjes;
    – zaai eens een zaadje en kijk samen hoe het plantje groeit.
    Of pak een bloembol, plant die in een pot of bak, leg het verschil uit tussen zaadje en een bol.
    – doe in een potje/bakje watten en maak die nat, strooi er wat tuinkers op.
    Na enkele dagen zie je al resultaat! Leuk is om van ‘t potje een gezicht te maken, de tuinkers worden dan de
    haren.
  1. Interessant en leuk:
    – Ga eens naar een sloot!
    – Vertel over de ontwikkeling van een kikkervisje tot een kikker.
    Laat een kikkervisje zien als dat mogelijk is.
    (Een mooi boek over dit onderwerp is: “Het kleine kikkervisje” van Sheridan Cain en Jack Tickle.)
  1. Knutselen om de lente in huis te halen!
    – Maak leuke bloemen van (crêpe) papier.
    – Maak een nestkastje voor de vogels voor in de tuin.
    – Verf van grote stenen grappige dieren/insecten-.
    – Eventuele kleurplaten. (zie onderaan deze pagina)
    – Geef bloempotjes een leuke kleur.
  1. Pasen is ook lente:
    – Maak samen mooie paastakken, laat je kind die versieren met eitjes/figuurtjes.
    – Maak een paasmandje/-bakje voor de eitjes.
    – Ga echte eieren verven ( zie onderaan deze pagina).
    – Maak zelf eierdopjes van wc-rolletjes, eierdozen, karton, etc.
    – Laat je kind meehelpen met het maken van een broodhaantje (recept onderaan deze pagina).
    (eventueel voor op de palmpaasstok: Palmpasen is één week voor Pasen)
  1. Lekkere lente hapjes maken met je kind:
    gevulde eitjes:
    Pel de gekookte eieren, snijd ze doormidden. Eigeel eruit en doe ze in een kom.
    Roer mayonaise erdoorheen en zout en peper en meng alles goed door.
    Schep het mengsel terug in de halve eieren en strooi er peterselie over.
    lente spiesjes:
     Snij fruit in plakjes/blokjes en rijg ze aan een stokje. Alles in lente kleuren.
    meer leuke lente hapjes: Zoek via Google “lente hapjes voor kinderen”!
  2. Lees leuke boekjes voor over de lente, en praat erover met je kind: (kopen/lenen bij bieb)

 

Interessante links:

Kleurplaten:

http://www.kleurprentjes.be/69/Seizoen/Kleurplaten-Lente.html#


Leuke oefeningen taal /rekenen:

https://leukleren.squla.nl/demo/groep-1/dem-missions

https://leukleren.squla.nl/demo/g-2/spelletjes

Knutselvoorbeelden:

http://members.ho.nl/knutsel2/lente.html

Recept broodhaantje:
Benodigdheden: Een pak broodmix, deegkom, water bakplaat en bakpapier.
– Maak het deeg volgens recept
– Laat het rijzen en verdeel het in 8 stukken ( 8 haantjes)
– Maak van elk stuk deeg een rol (± 18 cm) niet te dik deeg gaat nog rijzen
– Leg de rol in een gebogen vorm op de bakplaat
– Kneed een snavel , hanenkam en staart
– Stop in de kop een krent voor het oog
– Bak het haantje in de oven. (lees hiervoor de aanwijzingen op de verpakking.

Gekookte eieren kleuren:

Benodigdheden:  witte eieren, pan, azijn en natuurlijke verfstoffen.
Kook de eieren tien minuten in heet water.
Laat ze afkoelen in gekleurd (met natuurlijke verfstoffen) water met azijn:
– voor een geel ei: 6 lepels uienschillen.
– Voor een groen ei: 250 gr spinazie
– Voor een blauw ei: rode kool
– Voor een rood ei: bietje
– Voor een geel ei: kurkuma
– Voor een oranje ei: wortelen

Smeer de eieren eventueel daarna in met warme olie om ze te laten glimmen.

Een goed oudergesprek

Een goed oudergesprek

Tijdens diverse contactmomenten wordt informatie uitgewisseld tussen ouders en leerkrachten. Maar waaraan dient goede communicatie tussen ouders en school te voldoen? Vraag je je, als ouder, weleens af of de leerkracht je kind wel voldoende kent en of deze wel een goed beeld heeft van zijn of haar ontwikkeling? Als antwoorden onduidelijk of te oppervlakkig zijn is het raadzaam eens goed door te vragen.

Onduidelijk

Begrijp je eigenlijk wel wat de juf of meester bedoelt? Schaam je nooit als je graag wat nadere uitleg wilt. Domme vragen bestaan niet! Een onderwerp dat in oudergesprekken tot verwarring kan leiden is bijvoorbeeld de rol van “toetsen”. Ouders vragen zich soms terecht af waarom hun kind zo laag “scoort”.  Bijvoorbeeld als de leerkracht die “score” gebruikt als een soort rapportcijfer. Daarvoor zijn de toetsen namelijk niet bedoeld. Kleuters hoeven helemaal niet te “scoren”. Een goede leerkracht heeft al gauw een beeld van de sterktes of de zwaktes van een kind en gebruikt een toets hoogstens voor een objectieve bevestiging voor zichzelf. Vraag daarom gerust waar de leerkracht zijn of haar beoordeling op baseert. Waar kijkt de juf of meester naar? Kijkt deze naar het gedrag van je kind of naar wat het nog niet kan of kent? Kijkt deze naar een goed resultaat of naar wat het kind juist nodig heeft? Wat zou het kind volgens de leerkracht al moeten kunnen of kennen?

Als teveel naar de resultaten van toetsen gekeken wordt dan bestaat het gevaar dat de beoordeling teveel afhangt van het moment waarop de toets wordt afgenomen. Een kind dat bijvoorbeeld in september in groep 1 komt en in februari wordt getoetst zal in principe een beter resultaat bereiken dan een kind dat pas in december in groep 1 is aangeschoven. Vaak speelt daarbij naast kennen, kunnen en begrijpen ook de sociaal emotionele ontwikkeling van het kind nog een rol.

Oppervlakkig

Door kritisch naar de leerkracht te luisteren kun je als ouders al heel snel beoordelen in hoeverre hij of zij jouw kind écht kent en begrijpt. Herken je in datgene wat gezegd wordt je eigen kind of beperkt de juf of meester zich tot algemene opmerkingen, zoals “… Het is nog een jong kind hè, dus heeft het nog wel moeite met sommige dingen….”? Vraag dan eens naar concrete voorbeelden en leg daar gerust je eigen ervaringen of indrukken naast. Uiteindelijk is de leerkracht nog altijd de professional en zal zo’n gelegenheid aangrijpen om zijn of haar visie te geven.

Vraag als ouder ook eens naar de sterke punten van je kind. Uiteindelijk is ook datgene wat goed is vaak nog voor verbetering vatbaar. Het gesprek behoeft ook niet altijd alleen over het rapport te gaan. Het is juist ook goed om te horen of je kind zich prettig voelt op school. Vraag daarom eens “Hoe is mijn kind in de klas?” “Wat doet het graag op school?” “Hoe ligt mijn kind in de groep?” etc.

In het algemeen mag gesteld worden dat je als ouder geen genoegen hoeft te nemen met oppervlakkige opmerkingen, waarin je weinig van je kind herkent. Als de leerkracht bijvoorbeeld zegt “Je kind is wel wat stil”, vraag dan bijvoorbeeld eens: “Onder welke omstandigheden is het stil?” Wat is daarvan mogelijk de oorzaak? Speelt mijn kind voldoende met andere kinderen? Is het voldoende geconcentreerd, snel afgeleid of dromerig misschien?

Individuele kinderen

Vooral bij de tegenwoordige volle klassen lijkt het een hele opgave voor de leerkracht om voldoende zicht te houden op de ontwikkeling van ieder individueel kind. Een extra complicatie is daarbij vaak dat veel leerkrachten slechts parttime werken. Tóch krijgt iedere leerkracht al snel een goed beeld van de individuele kinderen, al was het maar door observaties in de klas tijdens het werken, bij kringgesprekken etc. Maar ook op het schoolplein, bij het overblijven en dergelijke.

Als je kind eventueel laag beoordeelt wordt, vraag dan gerust aan de leerkracht wat daarvan mogelijk de oorzaak is en wat daar eventueel aan gedaan kan worden. Wat kan de school doen en wat kunnen de ouders doen? Probeer goed door te vragen, zodat het beeld voldoende duidelijk is.

Als ouder is het ook goed om nuttige informatie te geven over hoe je kind thuis is. Hoe het zich thuis gedraagt, wat het van de school vertelt, welke dingen het thuis graag doet etc. Allemaal nuttige informatie waar de leerkracht rekening mee kan houden bij de benadering van je kind op school. Een goed oudergesprek bestaat uit tweerichtingsverkeer!

« Oudere berichten Recent Entries »