Category Archives: Leren

Continurooster of overblijven

Continurooster 

Steeds meer scholen hanteren een continurooster, waarbij de kinderen tussen de middag op de school blijven lunchen.

De kinderen gaan dan niet meer naar huis en de ouders behoeven zich geen zorgen te maken over de opvang op het middaguur. Dat is eigenlijk wel prettig, omdat de kinderen dan rustig in hun eigen klas kunnen lunchen. Het gehaast om snel thuis te gaan eten en weer op tijd terug op school te zijn leidt vaak tot onnodige hectiek. De kinderen eten en drinken op een vaste tijd op school hun meegebrachte lunch, waarna ze gelegenheid hebben om even tot rust te komen.

Als iedereen klaar is gaan ze,  meestal onder begeleiding van hulpouders, buiten of binnen spelen, afhankelijk van het weer. Overall genomen vinden zowel de ouders als de kinderen dit een prettige werkwijze. De kinderen voelen zich doorgaans erg op hun gemak.

Sommige scholen hanteren een zogenaamd “5 gelijke dagen model”, waarbij de school iedere dag op dezelfde tijd begint en eindigt. Andere scholen werken op maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag een beetje langer door, zodat de kinderen op woensdagmiddag eerder vrij zijn. De meeste scholen kennen afwijkende schooltijden voor de kinderen van groep 1. Die gaan bijvoorbeeld een halve dag minder naar school dan de andere groepen. Andere scholen hanteren voor de gehele onderbouw (groepen 1 t/m 4) afwijkende schooltijden.

Alle kinderen zijn vanaf de leeftijd van 5 jaar leerplichtig, maar voor de laagste groepen in het basisonderwijs is het verplichte aantal lesuren per jaar wat lager.

Overblijven

Bij scholen zonder continurooster gaan de kinderen tussen de middag in principe een uurtje naar huis voor de lunch. Desgewenst kunnen de kinderen dan wél overblijven. Onder begeleiding van overblijfkrachten worden de kinderen dan opgevangen om in bijvoorbeeld de aula of een klaslokaal hun lunchpakketje te nuttigen. Meestal zitten de kinderen met hun eigen groep of met alle groepen bij elkaar. Soms hebben kinderen wat moeite met de omschakeling van de leerkracht naar de overblijfkracht en verloopt het overblijven een beetje onrustig. Kinderen die de hele ochtend al moeten stilzitten, luisteren etc. willen soms even uit de band springen. Daarom wordt er doorgaans gelukkig voldoende tijd ingepland om te spelen.

Begin van de schooldag

Een goede start

Geef als ouder het goede voorbeeld door tijdig naar school te gaan en zo mee te werken een goede start van de schooldag in de klas. Daarom enkele praktische tips over hoe je bijdraagt aan de noodzakelijke discipline en rust.

  1. Het is gezond om lopend of op de fiets naar school te gaan.
  2. Zorg dat je op tijd bent. Je kind kan dan in alle rust zijn ding doen.
  3. Laat je kind z’n jas zelf ophangen en de tas wegzetten.
  4. Laat je kind zelf z’n stoel zoeken. Vaak heeft ieder kind een “eigen” stoel met naam.
  5. Ga niet op een stoeltje zitten van een ander kind of op een tafel. (slecht voorbeeld!)
  6. Uitgebreid “bijpraten” met andere ouders doe je niet in de klas. Dat zorgt voor onnodige onrust.
  7. Mededelingen kun je doorgeven aan de leerkracht, liefst op een briefje.
  8. Het is soms best druk op de ochtend.

Probeer het afscheid altijd zo kort mogelijk te houden. Dat is beter voor het kind, vooral als het hier veel moeite mee heeft. Het went zo eerder aan de nieuwe situatie. De juf weet het kind meestal snel te bedaren.

  1. Probeer ook niet nog eens bij een raam te zwaaien, ook dat veroorzaakt onrust in de klas.
  2. Eigen speelgoed is voor thuis. Neem het niet mee naar school. Dat kan strijd veroorzaken, maar ook kan het kwijt raken of stuk gaan.

Vooral bij scholen in de buurt van drukke wegen of gevaarlijke verkeerssituaties is het vaak raadzaam te kiezen voor het te voet of op de fiets naar school brengen van je kind. Daarmee draag je bij aan het verminderen van de verkeersdrukte. Zo bevorder je de verkeersveiligheid en help je eventuele parkeerproblemen in de buurt van de school te beperken.

Omgaan met koppig gedrag

Het hoort er allemaal bij…

Ieder jong kind maakt een koppigheidsfase door. Op zich is dat normaal, maar het stelt ouders soms wel voor de nodige uitdagingen. Rond het tweede jaar komt een peuter in de zogenaamde “koppigheidsfase”. Dat is een moeilijke fase voor zowel de ouders als het kind. De peuter is veel aan het ontdekken, wil alles zelf doen en zegt vaak “nee”. Hij of zij is dwars en gaat tegen de regels van de ouders in. Deze fase wordt ook wel de “peuterpuberteit” genoemd.

Deze fase is een noodzakelijk onderdeel van de ontwikkeling van het kind. Het is de eerste stap naar individualisering en zelfstandigheid. Je kind ontdekt wie hij of zij is, met een eigen wil en een eigen mening. Het ene kind kan veel koppiger zijn dan het andere, waarbij het karaktertje ook een belangrijke rol speelt. Ook jouw reactie beïnvloedt het gedrag van je kind.

Maakt het kind deze koopigheidsfase niet door dan kan het later moeilijkheden krijgen met het stellen van grenzen. Het vertoont dan juist bazig gedrag en heeft vaak moeite met de omgang met leeftijdgenoten. Zo’n kind heeft er vaak moeite mee rekening te houden met de wensen van anderen. 

Hoe omgaan met koppig gedrag?

Het omgaan met dergelijk koppig gedrag vraagt het nodige geduld en begrip. Geef dus duidelijke grenzen aan en wees consequent (“nee” blijft “nee”). Probeer als ouder zo min mogelijk boos te worden en leer je kind dat het met huilen of een driftbui niet z’n zin kan doordrijven.

Het is belangrijk:

  • dat de peuter de ruimte krijgt om dingen op zijn of haar eigen manier te doen.
  • dat de peuter voelt dat hij een eigen mening mag hebben en ook weleens “nee” mag zeggen.
  • dat de peuter ook leert dat niet alles kan gaan zoals hij of zij dat wil.
  • dat de peuter rekening moet houden met de wensen van anderen.

Afleiden kan soms heel goed helpen bij het bijsturen van het koppige gedrag van je kind. Geef je peuter het gevoel dat je juist meewerkt. Met wat humor, veel geduld en begrip kunnen ouders en kind prima door deze fase heen komen.

Wat moet je kleuter al kunnen?

Praktische vaardigheden

Als je kind voor het eerst naar de basisschool gaat wordt min of meer verwacht dat het al een paar praktische vaardigheden beheerst. Dat het bijvoorbeeld in staat is om zelf een jas aan- en uit te trekken. Zélf al bepaalde dingen kunnen is belangrijk voor je kind. Het geeft hem of haar veel voldoening en draagt bij aan het zelfvertrouwen.

  • Allereerst wordt er van je kind verwacht dat hij/zij zindelijk is. Dat wil zeggen dat hij/zij alleen naar de wc kan gaan en eventueel ook de billetjes kan afvegen. Ook is het fijn als het kind de wc goed en netjes gebruikt; dus niet naast de pot of op de bril gaat plassen, doortrekt als het klaar is en zelf de handen kan wassen.
  • Het is fijn als een kind zelf z’n jas en schoenen aan en uit kan doen. Dat is met name belangrijk voor de gymles. De juf heeft beslist geen tijd om van alle kinderen de kleren en schoenen aan en uit  te doen.
  • Ook is het belangrijk dat kleuters op hun beurt kunnen wachten. Er zitten in een kleuterklas meestal veel kinderen, waardoor het niet mogelijk is om doorlopend aandacht te geven aan ieder individueel kind.
Tip:
  • Begin bijtijds met het zindelijk maken.
  • Geef een jas die gemakkelijk aan en uit kan.
  • Geef schoenen met klittenband (geen veters, als het nog niet zelf kan strikken)
  • Leer je kind thuis de wc goed te gebruiken. In de pot plassen en doortrekken.
  • Oefen thuis met het uitstellen van aandacht. Maak eerst je eigen dingen af of rond je gesprek af, en geef pas daarna aandacht aan je kind.
Recent Entries »