Category Archives: Vorderingen

Het verschil tussen leren en opvoeden

Er is een groot verschil tussen leren en opvoeden, ook al kunnen ze feitelijk niet zonder elkaar.
De verantwoordelijkheid voor het leren ligt primair bij de school en de verantwoordelijkheid voor het opvoeden ligt primair bij de ouders. Het leren op school gebeurt vooral doordat de kinderen luisteren naar wat de juf of meester hen uitlegt. Daarna mogen ze het zélf proberen. Het opvoeden is daarentegen een doorlopend proces, waarin kinderen vooral aanwijzingen krijgen over wat er van hen verwacht mag worden, maar ook steeds feedback op hun werkelijke gedrag. Voor alle duidelijkheid: het leren houdt niet op buiten de poorten van de school en de opvoeding niet buiten het ouderlijk huis. Kinderen kunnen altijd en overal leren, ook van hun ouders, grootouders, oppas, gewoon buurtkinderen of van hun eigen ervaringen, óók de fouten. Daarnaast heeft de school wel degelijk ook een taak bij de opvoeding. Bijvoorbeeld bij het bijbrengen van discipline en goed gedrag naar andere mensen et cetera.
Feitelijk kun je het onderstaande lezen als een voortzetting van dit artikel over discipline bijbrengen, maar voor de leesbaarheid is het maar losgekoppeld. Er zit dus een grote component van discipline en zelfredzaamheid in, maar zeker ook je kind leren positief om te gaan met alledaagse dingen op zijn of haar levenspad.

Kinderen zijn niet gebaat bij ouders die alles voor hen oplossen, als ze het ook zélf zouden kunnen.
Weet je kind nog even niet hoe het een jas moet dichtritsen, overziet het nog even niet hoe het z’n kamer kan opruimen of hoe het een ruzietje met een vriendje moet bijleggen? Laat het eerst eens proberen om het zelf op te lossen. Lukt dat niet dan kun je ze zélf nog even uit de nood helpen. Leg daarbij uit wat je doet en dat ze dat uiteindelijk best zelf kunnen. Zeg niet te gauw “dat kun jij nog niet”. Daarmee kweek je bepaald geen zelfvertrouwen.

Vooral peuters en kleuters vinden het leuk als je ze een beetje betrekt in alledaagse werkjes in het gezin, zoals tafeldekken. Vanaf een bepaalde leeftijd kun je hen ook een concrete taak in het huishouden geven. Hun eigen rol dus, met een heel klein stukje verantwoordelijkheid. En dat hoeft niet per se georganiseerd te verlopen en altijd over dezelfde taken te gaan.

Een heel aardige manier om aandacht aan je kind te schenken is het samen doen van spelletjes. Daarbij is het verleidelijk om je kind gelukkig te maken door het in een spel te laten winnen. Zelf geniet je dan van dat lachende gezichtje en die uitbundigheid bij het behaalde succes. Maar laat het kind ook eens omgaan met verlies. Waarom zou je hier immers een kans laten liggen om je kind ook voor te bereiden op het feit dat het “in het echte leven” ook niet altijd zal winnen? Zorg ervoor dat je kind vertrouwd raakt met beide ervaringen, zowel die van het winnen als die van het verliezen.

Een kind goed opvoeden is niet hetzelfde als een kind voortdurend entertainen. Het is geen enkel probleem als je kind eens even niets om handen heeft. Daardoor kan het zelfstandig de wereld om zich heen ontdekken. Kijk maar eens hoe actief een baby in een box vaak al uit zichzelf is. In zekere zin moedigt het zelfs de creativiteit aan.

Soms kost het kinderen moeite het gedrag van anderen te begrijpen. Bijvoorbeeld wanneer het lang moet wachten bij de kassa, bij de dokter of een pretpark. Leg uit waarom dat is, zodat je kind meer empathie aan de dag zal gaan leggen, en vriendelijker zal reageren, vooral in een moeilijke situatie. Vaak kennen kinderen maar één goede manier om iets te doen, en dat is hun manier! Leer hen dat er voor iets vaak meerdere oplossingen zijn en soms nog creatiever ook. Dat je een omgekeerde emmer bijvoorbeeld óók als stoeltje kunt gebruiken of dat je een fietsje niet van een ander kind moet afpakken, maar het gewoon kunt vragen. Leg uit dat anderen sommige dingen misschien op hún eigen manier aanpakken.

Kinderen die delen met anderen of iets doen voor een ander, leren dat geven loont.  Leer je kind dat iedereen op zijn manier een verschil kan maken: door oud speelgoed en kleren te helpen inzamelen, door de speelplaats te helpen opruimen en dergelijke. Als er een keer een vriendje of vriendinnetje komt spelen vind je kind het misschien nog moeilijk z’n speelgoed te moeten delen. In dat geval kan het handig zijn als het bezoekende kind speelgoed meebrengt, waarmee jouw kind voor deze gelegenheid kan spelen.

Als je wilt dat je kind respect heeft voor anderen, dan zul jij dat in de eerste plaats zelf ook moeten hebben. Vertoon je respectvol gedrag naar je omgeving. Wacht je zélf soms fatsoenlijk op je beurt, houd je jezelf aan de (verkeers)regels en laat je in het bos of op het strand geen vuilnis achter.  Kinderen kopiëren je gedrag. Wat jij belangrijk vindt, zullen zij ook belangrijk vinden.

Het is belangrijk dat je kind het gezin als een prioriteit ervaart. Een probleem van werkende ouders is vaak dat ze weinig tijd hebben voor hun kinderen. Maar het is belangrijk om als gezin voldoende tijd samen door te brengen in dezelfde ruimte. In gezinnen waar het gezinsgevoel of het samen zijn een prioriteit is, zijn kinderen gemiddeld minder angstig en staan ze blijer in het leven. Voldoende ruimte scheppen voor echt samenzijn met het gezin kan een hele uitdaging zijn, vooral in deze tijd waar de afleiding door social media altijd op de loer ligt.

Een school kiezen voor je kind

Welke school je voor je kind kiest hangt sterk af van je persoonlijke situatie en voorkeuren.  Er is niet één standaard antwoord welke keuze de beste is. Daarom hieronder een aantal overwegingen die een rol kunnen spelen:

Voordat hun kind naar de basisschool gaat kiezen ouders meestal voor een kinderopvang of een peuterspeelzaal. Als je op zoek bent naar een fulltime opvang met een gevarieerd programma, dan is een kinderdagverblijf een goede keuze. Als je op zoek bent naar een parttime opvang die zich vooral richt op de sociale en emotionele ontwikkeling van je kind, dan is een peuterspeelzaal doorgaans een goede keuze.

De meeste ouders kiezen voor een kinderopvang of peuterspeelzaal in de buurt. Steeds vaker is dit een Integraal Kind Centrum (IKC) voor kinderen van nul tot dertien jaar, waar onderwijs, opvang en welzijnsactiviteiten zijn samengevoegd. School en kinderopvang vallen vaak onder één directie of bestuur en werken vanuit één pedagogische visie. Kinderen van de kinderopvang bij een IKC zijn doorgaans meteen verzekerd van een plek op de basisschool.

Het voorgaande komt er dus vaak op neer dat de keuze voor een kinderopvang of peuterspeelzaal tevens een keuze is voor de basisschool. Maar vaak zijn het praktische keuzes, ingegeven door bijvoorbeeld het gemak van de ouders of wat de meeste kinderen in de buurt doen. Meestal een veilige en praktische keuze dus, waar weinig nadelen aan kleven. Tóch zijn er veel ouders die zich zorgvuldig oriënteren, voordat ze een school voor hun kind kiezen.
Bijvoorbeeld door eerst eens een paar basisscholen in de buurt te bezoeken om een beetje een indruk op te doen over de sfeer daar. Het personeel, de omgang met de kinderen, het gebouw en eventueel zaken zoals de voor- en naschoolse opvang en dergelijke. Allemaal praktische zaken dus, die feitelijk nog niets te maken hebben met de onderwijskundige visie. Ga je deze aanpak volgen, bedenk dan wel dat je bezoek maar een momentopname is en je waarschijnlijk geen onderwijsdeskundige bent.

De hiervoor genoemde oriëntatie is feitelijk nog vrij oppervlakkig, maar kan wél goede informatie opleveren voor verder onderzoek. Iedere basisschool is verplicht een schoolgids op te stellen. Naast allerlei praktische zaken, zoals de schooltijden en vakanties staat daarin ook informatie over de inhoud en de aanpak van het onderwijs. Verder komen ook zaken aan de orde zoals kwaliteitszorg, passend onderwijs en dergelijke. Als ouders moet je er overigens maar op vertrouwen dat dit geen “dode letters” zijn, die niet door de feiten worden ondersteund.

Wil je meer weten over de onderwijsinhoudelijke kant van de school, dan kun je ook online bronnen raadplegen, met objectieve informatie over de school, zoals:
Onderwijsinspectie: Algemeen: https://www.onderwijsinspectie.nl/zoek-scholen
Onderwijsinspectie: Scholen op de kaart: https://scholenopdekaart.nl/
Onderwijsinspectie: Toezichtresultaten: https://toezichtresultaten.onderwijsinspectie.nl/
Alle cijfers:  https://allecijfers.nl/basisscholen-overzicht/

Elders op mijn weblog vind je meer informatie over de verschillende soorten basisscholen en hun specifieke betekenis. Bijvoorbeeld de verschillende “denominaties”, zoals katholieke, christelijke of openbare scholen, visies op het onderwijs, zoals Daltonschool, Jenaplanschool en dergelijke. De Vrijeschool en het Montessori onderwijs worden daarnaast nog wat uitgebreider beschreven.

Te verwachten vervolgonderwijs

Niveauverschillen

De eerste “prestaties” van je kleuter zeggen uiteraard nog niets over het verdere verloop van zijn of haar schoolcarrière. Tóch bestaan er tussen jonge kinderen vaak al opmerkelijke niveauverschillen.
Het zou onverstandig zijn om als leerkracht van groep 1–2 al ver op de zaken vooruit te lopen, maar intuïtief voelt deze vaak wel aan welke kinderen mogelijk naar HAVO of VWO zullen doorstromen en welke naar het VMBO.

Geduld

Als ouder wil je graag dat je kind het goed gaat doen op school. Op de basisschool komen ze voor het eerst in een omgeving waar prestaties er langzaamaan toe gaan doen. Als je kind eenmaal een beetje gewend is in groep 1 wordt het uitgedaagd om zich spelenderwijs te ontwikkelen. Het uitdagen is in de kleutertijd véél belangrijker dan het toetsen. Dat komt allemaal later wel! Pas als beslist moet worden of een kind naar groep 2 of 3 kan wordt gekeken of het daaraan toe is. Daarbij spelen dan meestal niet alleen kennis en vaardigheden een rol, maar vooral ook de leeftijd, de zelfredzaamheid en de omgang met anderen. Bijvoorbeeld de andere kinderen en de leerkrachten. Het is prettig als je dan als ouder te horen krijgt dat je kind zich al goed aanpast, goed meedoet en misschien al wat slimheid laat zien. Voor echte conclusies is het dan nog veel te vroeg.

Achterstand

Nogal wat kinderen laten niet direct zien wat ze al in hun mars hebben. Misschien zijn ze verlegen of moeten ze wennen aan de andere kinderen. Soms kunnen fysieke beperkingen een rol spelen, zoals doofheid of bijziendheid. Het kan voorkomen dat die niet tijdig worden opgemerkt, en daardoor al tot een zekere achterstand kunnen leiden. Een kind dat bijvoorbeeld woorden niet goed verstaat zal die ook niet goed uitspreken. Soms ontdekt dan de logopedist dat het niet goed hoort. Vaak kan slecht horen gemakkelijk verholpen worden. Vanzelfsprekend kan ook bijvoorbeeld bijziendheid het leren in de weg staan. Een bril is dan meestal de oplossing. Ook kan een kind een taalachterstand hebben. Bijvoorbeeld als het in een andere taal dan het Nederlands zijn opgevoed. Misschien is het wel heel erg pienter, maar begrijpt het vragen of uitleg niet en kan het zich niet goed uitdrukken.
Dit soort belemmeringen kunnen het voor de leerkracht lastig maken om zicht te krijgen op de mogelijkheden van een kind en de mate waarin het zich ontwikkelt.

Voorlopers

Zoals eerder aangegeven krijgt de leerkracht soms al vroeg een redelijk beeld van de mogelijkheden van je kind. En – eerlijk is eerlijk – vaak valt de appel niet ver van de boom. Het opleidingsniveau van de ouders zegt vaak ook wel iets over het te verwachten niveau van hun kroost. Maar niets is zeker. Net zomin overigens als de vergelijking met een ouder broertje of zusje. Ieder kind is een zelfstandig individu, met een eigen karakter, aanleg en interesse. Geen twee kinderen zijn exact hetzelfde, zelf niet binnen een gezin. Bovendien kan een kind met een relatief hoge intelligentie door allerlei oorzaken achterblijven. Bijvoorbeeld door een gebrek aan voldoende uitdaging, of door gebrekkig sociaal gedrag. Onder andere daarom is het heel belangrijk dat een school voldoende aandacht heeft voor hoogbegaafde kinderen.

Remmende factoren

Sommige kinderen die uitstekend meekomen in de eerste klassen van het basisonderwijs kunnen later te maken krijgen met stagnaties. Bijvoorbeeld door problemen thuis, door een verhuizing, door gebrek aan motivatie of concentratie. Maar ook doordat ze bijvoorbeeld niet goed kunnen opschieten met een of meer kinderen uit de klas. Misschien worden ze gepest of anderszins in hun doen en laten belemmerd. Al deze zaken maken dat het weleens erg voorbarig kan zijn om te vroeg conclusies te trekken over het niveau van kinderen en over hun toekomstige schoolkeuze.

Thuis helpen met rekenen

Eerst besef ontwikkelen

Kleuters krijgen in de groepen 1 en 2 nog geen rekenonderwijs zoals in de groepen 3 t/m 8. Daarvoor wordt al wél een basis gelegd, door het besef te ontwikkelen van tijd, ruimte, getallen en dergelijke. Als je begrijpt waar de school van je kind mee bezig is kun je daar misschien thuis op inspelen.

Ontdekken

Het begint eigenlijk al in de peuterleeftijd van 2 – 3 jaar, als je kind langzaamaan de wereld om zich heen begint te ontdekken. Zo ontdekt het vaak het verschil al tussen 1 of 2 dingetjes en heel veel. Geleidelijk aan kan het ook al zeggen hoe oud het is en steekt soms met trots een paar vingers in de lucht. Het kan al dingetjes ordenen, alle grote auto’s bij elkaar zetten en alle kleine. Het beseft dat getallen iets betekenen. Dit wordt ook wel “ontluikende gecijferdheid” genoemd.

Tellen

Een kind van 4 jaar kan vaak al de telrij opnoemen (het akoestisch tellen) zonder echte kennis van het getalbegrip. Daarom wordt in groep 1 en 2 geoefend met telliedjes, -versjes en -bewegingen. Ook het tellen van hoeveelheden in allerlei situaties is van belang bij het aanvankelijk rekenen, net als het herkennen van begrippen zoals veel/weinig of meer/minder.

In de kleutergroepen leert je kind voorwerpen tellen, terwijl het deze aanwijst. Dit wordt ook wel aangeduid als “synchroon tellen” en is een belangrijke schakel in het rekenproces. Een voorwerp mag niet twee keer worden benoemd, maar ook niet worden overgeslagen.

Ook leert je kind verschillende functies van getallen. Bijvoorbeeld:

  • Aantallen kunnen benoemen: zoals 5 potloden, maar ook 5 kraaltjes of 5 poppen
  • Getallen kunnen benoemen: dat is de 3, dat de 4, en daarna komt 5, 6, etc.
  • Naamgetallen: bijvoorbeeld ik woon op huisnummer 7
  • Meetgetallen: mijn zusje is 4 jaar
  • Rekengetallen: 1 en nog 1 erbij is bij elkaar 2

Zo ontwikkelt Je kind geleidelijk steeds meer inzicht in de verschillende betekenissen en functies van getallen en de relaties ertussen. Deze ontwikkeling heet ‘beginnende gecijferdheid’.

Soms zegt een leerkracht: “kinderen moeten tot 10 kunnen tellen”. Daarmee wordt bedoeld dat een kind niet alleen de telrij tot 10 kan opzeggen, maar ook het begrip heeft van de getallen tot tien.
Het kind moet ermee kunnen ordenen, vergelijken, hoeveelheden bepalen en zelfs eenvoudige erbij/eraf sommen kunnen oplossen.
Bijvoorbeeld:

  • Ordenen: waar zie je allemaal 2 of 5 dingen bij elkaar, etc.
  • Vergelijken: waar zie je evenveel, meer of minder.
  • Hoeveelheden bepalen: in één keer kunnen zien dat er bijv. 5 kralen liggen.
  • Eenvoudige erbij/eraf sommen: ik heb 2 blokjes, ik doe er 1 bij, hoeveel samen? Ik heb 5 dopjes, ik doe er 2 weg, hoeveel blijft erover?

 Als je kind moeite heeft met tellen.

  • Oefen vaak de telrij van 1 tot 10
  • Gebruik prentenboekjes! Bij de bieb of boekenwinkels zijn er veel telboekjes.
  • Oefen veel met telliedjes: zie onderaan de verschillende liedjes/versjes.
  • Overgooien met de bal en tellen.
  • Tel de vingers. Vijf vingers aan iedere hand.
  • Tel de tenen. Vijf tenen aan ieder voet.
  • Tel de armen en benen van de pop. Dan van het kind.
  • Hoeveel wielen heeft de auto?
  • Verschillende telspelletjes zijn in de winkel te koop. (Zie hieronder enkele spellen)

Thuis rekenen met je kleuter:

  • Laat je kind eens tellen hoeveel knuffels het heeft.
    – Leg de grote knuffels bij elkaar en de kleine.
    – Waar zijn er meer van?
    – Waar minder?
    – Of zijn er evenveel? (Zo ook met autootjes, potloden, etc.)
  • Loop de trap op of af en laat je kind tellen hoeveel treden de trap heeft.
  • Laat je kind helpen bij het tafeldekken. Stel tijdens het tafeldekken vragen als:
    – Hoeveel borden hebben we nodig?
    – Hoeveel vorken hebben we nodig?
    – Hoeveel lepels liggen er?
    – Zet ook eens vier bekers op tafel, terwijl er vijf nodig zijn. Vraag dan: zijn er genoeg?
    Hoeveel moeten er nog bij?
  • Spelletjes met de zandloper/ keukenwekker!
    – Hoelang doe ik over een puzzeltje?
    – Hoe snel kan ik de trap oplopen?
  • Laat je kind bepaalde dingen sorteren op grootte, op kleur, op soort: bijv. met knopen, ballen, knikkers, etc.
  • Maak een spelletje: wie heeft er meer knikkers, wie minder, of hebben we evenveel?
  • Oefen met een dobbelsteen; rol of gooi de dobbelsteen. Hoeveel heb je gegooid, hoeveel stappen moet je maken?
  • Oefen met snoepjes, ballen, poppen, etc.: je hebt 2 snoepjes en je krijgt er 1 bij hoeveel heb je er dan samen?
  • Leg een aantal voorwerpen op de tafel (ca 7 stuks) laat je kind er goed naar kijken. Doe er dan een doek overheen. Hoeveel dingetjes kan het nog opnoemen? (Geheugenspel)
  • Variant: Je kind heeft de ogen dicht, je haalt er 1 voorwerp uit. Wat is er weg?
    Dit kan ook met 2 dingen, etc.

Voorbeelden van gezelschapsspellen met rekenen

  • Ganzenbord
  • Cijferkwartet
  • Mens erger je niet
  • Huisje boompje beestje
  • Vier op een rij
  • Jumbolino
  • Memory
  • Verschillende lottospelletjes

  

Telliedjes en versjes

Hoedje van papier

Een, twee, drie, vier, hoedje van, hoedje van,
een, twee, drie, vier, hoedje van papier.
En als het hoedje dan niet past, zetten we ‘m in een glazen kast.
Een, twee, drie, vier, hoedje van papier.

Berend Botje

Berend botje ging uit varen
met zijn scheepje naar Zuid Laren
de weg was recht, de weg was krom,
nooit kwam Berend Botje weerom

Een, twee, drie, vier, vijf zes, zeven,
waar is Berend Botje gebleven?
Hij is niet hier, hij is niet daar,
Amerika, Amerika,”
Driemaal in de rondte van je hopsasa.

Een twee kopje thee

Eén, twee, kopje thee
drie, vier, glaasje bier
vijf, zes, kurk op de fles
zeven, acht, soldaat op wacht
negen, tien, ik heb een dief gezien
tien, elf, je bent ‘m zelf.

Eén hoofd, één romp, twee benen,
twee voeten, maar wel tien tenen.
Eén arm aan iedere kant, vijf vingers aan iedere hand,
twee ogen van voren, opzij zitten je oren,
een neus, twee lippen een mond
tenslotte, twee billen en een kont.

 

Tweetalig opvoeden

Tweetalig opvoeden

In sommige gezinnen worden tenminste twee talen gesproken. Voor de opvoeding van de kinderen behoeft meertaligheid geen belemmering te vormen. Maar houd het taalgebruik wel overzichtelijk, bijvoorbeeld door thuis geen mengelmoesje van talen te spreken. Zo kunnen kinderen bijvoorbeeld naast het Nederlands ook de moedertaal van hun ouder(s) spreken. Spreek in dat geval goed af hoe je dat doet op een manier die bij je gezin past.

Een ouder een taal

Is je gezin meertalig, dan is de meest ideale situatie voor je kind als één van de ouders Nederlands praat en de andere ouder eventueel de tweede taal. Eén persoon, één taal! Zo leg je een goede basis voor de taalontwikkeling van je kind. Bovendien ontwikkel je daarmee ook het taalgevoel, dat bij het leren van andere talen nodig is. Dit systeem wordt ook wel de OPOL-systeem genoemd: “ One Parent One Language”.

Een andere mogelijkheid is dat je afspreekt in welke situatie je welke taal spreekt. Eén situatie, één taal! Je spreekt bijvoorbeeld af, dat er aan tafel altijd Nederlands gesproken wordt. Vooropgesteld uiteraard dat alle gezinsleden voldoende Nederlands kunnen spreken. Een andere mogelijkheid is dat het kind op de school Nederlands spreekt en thuis een andere taal.  Alleen als het niet anders kan!

Belemmeringen

In sommige gevallen is het extra moeilijk voor je kind om te leren twee talen te spreken. Bijvoorbeeld als het sowieso al moeite heeft met taal. Bijvoorbeeld doordat het niet goed hoort en daardoor laat is begonnen met praten. Maar ook wanneer je als ouders niet zoveel met je kinderen praat, geen boekjes voorleest of je kinderen niet betrekt in hun taal. Maar ook heeft je kind misschien niet zoveel aanleg om een taal te leren.

Het belang van goed Nederlands

Voor ouders die in Nederland wonen is het belangrijk om goed Nederlands te leren praten. Voor jezelf, maar beslist ook voor de ontwikkeling van je kind. Het heeft de Nederlandse taal nodig om het onderwijs op school te kunnen volgen en geen leerachterstand op te lopen. Bovendien kan je kind beter contact maken met andere kinderen als het de taal spreekt en begrijpt het wat er van hem/haar verwacht wordt.

Wat kunt je doen om jouw kind te helpen?

  1. Praat nooit twee talen door elkaar. Je kind snapt nog niet welke woorden bij het Nederlands horen en welke niet.
  2. Leer je kind al op jonge leeftijd Nederlands praten. Wanneer het dan naar school gaat, begrijpt het beter wat er wordt uitgelegd en wat er van hem/haar verwacht wordt.
  3. Laat je kind naar de peuterspeelzaal of kinderdagverblijf gaan.
  4. Probeer zelf ook goed Nederlands te praten. Kinderen leren een taal door te luisteren en na te doen. Als je zelf Nederlands praat met veel fouten, dan leert je kind het ook fout.
  5. Laat je kind zoveel mogelijk spelen met andere kinderen die goed Nederlands praten.
  6. Lees veel voor uit boeken en zing samen liedjes. Dit kun je doen in je eigen taal en ook in het Nederlands. Is je Nederlands niet goed genoeg, vraag dan iemand anders om de boekjes voor te lezen aan je kind.
  7. Kijk ook samen naar kinderfilms en tv-programma’s en praat met je kind over wat je ziet
  8. Lach niet als je kind fouten maakt. Niet in je eigen taal en ook niet in de tweede taal.
  9. Corrigeer de fouten van je kind. Maar vraag het niet om dan maar in de eigen taal verder te praten.
  10. Probeer geen moeilijke woorden te gebruiken of lange zinnen te maken. Spreek ook nooit in babytaal. Bijvoorbeeld: “daar komt een toet-toet aan”, of “ik zie een waf-waf”. Je kind leert dan niet om de juiste woorden te gebruiken en goede zinnen te maken.

Een goede leerkracht

  1. Neemt een positieve houding aan t.o.v. de andere taal.
  2. Eist niet teveel van het kind en accepteren ook non-verbale reacties.
  3. Verwoordt steeds wat hij/zij doet.
  4. Laat zien waar hij/zij over spreekt: door gebaren, plaatjes, foto’s.
  5. Gebruikt korte zinnen.
  6. Noemt bij zelfstandige naamwoorden steeds het lidwoord erbij. Bijv. het aapje, de banaan, een appel, etc.
  7. Geeft voldoende tijd om te reageren wanneer deze je kind iets vraagt.
  8. Corrigeert je kind op een goede manier. Wanneer je kind bijvoorbeeld zegt “Oma komen vandaag”, zegt de leerkracht: “O ja, komt oma vandaag?”
  9. Reageert goed als je kind iets niet begrijpt. Hij/zij vraagt dan door, of gaat bijvoorbeeld nader in op een woord dat niet goed was te verstaan.
  10. Voorkomt dat taalvaardige kinderen je kind het woord ontnemen als het een beurt krijgt.
  11. Betrekt jou als ouder bij dingen die enige uitleg behoeven. Bijvoorbeeld wanneer met thema’s gewerkt wordt. Ze kunnen dan bijvoorbeeld een prentenboek meegeven om thuis alvast te kunnen voorlezen.

Pas op voor vooroordelen

Een eerlijk oordeel

Mensen hebben vaak vooroordelen. Vage aannames, die feitelijk niet echt goed zijn onderbouwd. Eventuele vooroordelen van de leerkracht(en) kunnen een grotere rol spelen bij de beoordeling van je kind dan je wellicht zult denken. Probeer deze eventueel tijdig te signaleren en bespreekbaar te maken. Voordat je het weet kunnen vooroordelen een eigen leven gaan leiden en het gedrag en de keuzes van de school negatief beïnvloeden.

Soorten vooroordelen

Het kan voorkomen dat van een kind met anderstalige ouders ten onrechte wordt aangenomen dat het niet goed kan leren, vooral als het moeite heeft met de Nederlandse taal. Veel hoogbegaafde kinderen worden negatief beoordeeld, vanwege hun sociale gedrag. Bijvoorbeeld hun moeizame contact met de andere kinderen. Ook kunnen tijdelijk barrières, zoals doofheid of bijziendheid de oorzaak vormen voor een relatief lage beoordeling van de intelligentie van een kind of het vermogen om te leren.

Tweetalig

Steeds meer kinderen groeien tweetalig op. Hier ligt een flinke uitdaging voor het onderwijs. Bijvoorbeeld als een kind in groep 1 van de basisschool geen enkel woordje Nederlands beheerst.  De ouders spreken thuis geen Nederlands en de zomervakantie brengen ze met hun kinderen door in hun land van herkomst. Hun goed recht, maar niet bepaald ideaal om hun kind Nederlands te leren spreken en vooral begrijpen! Als een kind desondanks, na verloop van tijd tóch goed mee kan op een school waar in het Nederlands wordt onderwezen is een geweldige prestatie!
Wanneer bijvoorbeeld in groep 3 en hoger zogenaamde “niveaugroepjes” worden gevormd bestaat het gevaar dat het kind in een relatief “zwak” groepje wordt geplaatst. En waarom zou het zich dan ook niet daarnaar gaan gedragen? Vooral als de ouders geen of gebrekkig Nederlands spreken loert hier het gevaar dat een kind ten onrechte als een “achterblijvertje” wordt gezien én behandeld.
Leerkrachten zijn doorgaans voldoende professioneel, maar ouders mogen gerust af en toe om een nadere uitleg vragen.

Lastig kind

Door allerlei oorzaken, zoals bezuinigingen en een groeiende bureaucratie, staan er steeds minder leerkrachten voor de klas. De groepen worden groter en de ondersteuning minder! Ook werken veel leerkrachten parttime. Dat kan ten koste gaan van de aandacht voor individuele verschillen tussen kinderen. Is een kind “lastig” van aard of ligt de oorzaak dieper? Ligt die bijvoorbeeld in de opvoeding of problemen thuis, of in de drukte in de klas of pestgedrag van medeleerlingen? Als de oorzaak niet wordt onderkend kan die ook niet worden aangepakt. Een goed gesprekje van de leerkracht met het kind kan vaak al heel verhelderend werken. Vooroordelen als zou het kind “dom” of “lastig” zijn kunnen daarmee eventueel worden weggenomen. Zo kunnen hoogbegaafde kinderen bijvoorbeeld ongeïnteresseerd lijken bij gebrek aan uitdagingen. Of ze gaan ze bewust onderpresteren om geen “uitslover” te lijken. Door hun hogere denkniveau hebben ze vaak geen klik met de andere kinderen en gaan ze gedrag vertonen dat door de leerkracht onterecht als “lastig” wordt gezien.

Oudergesprekken

Scholen houden de vorderingen van je kind bij in een leerlingvolgsysteem, dat onder andere wordt geraadpleegd bij de overdracht naar een nieuwe leerkracht. Meestal gaat deze in eerste instantie uit van zijn of haar eigen ervaringen, maar soms worden die getoetst aan het leerlingvolgsysteem. Het zou heel vervelend zijn als vooroordelen, zoals hiervoor genoemd, daardoor een eigen leven gaan leiden. Voor jou duurt het nog wel even voordat je een geschikt type vervolgonderwijs voor je kind moet kiezen, maar tóch is het verstandig om al vroeg te letten op mogelijke vooroordelen bij de leerkracht(en) van je kind. Praat er bijtijds over en aarzel niet de zaken bij de naam te noemen.
Vraag eventueel gerust eens of je het leerlingvolgsysteem mag inzien. Daar heb je als ouder recht op!

Vooral wanneer je kind al vroeg door vooroordelen wordt onderschat bestaat het gevaar dat de school onvoldoende zijn of haar competenties gaat aanspreken. Overdreven gesteld: “Och, daar zit toch niet meer in, dus waarom ons druk maken?” Vooral op scholen die veel kinderen afleveren op bijvoorbeeld HAVO en VMBO niveau is het verstandig als ouders zich afvragen of hun kind niet wordt onderschat en of het wel voldoende uitdagingen krijgt. Voel je altijd vrij om daar als ouders bijtijds met de leerkrachten over te praten. Het gaat tenslotte om jouw kind!

Gedragsproblemen

Ontwikkelingsstoornis

Kan je kind niet met de rest van de klas meekomen? Soms is er sprake van een ontwikkelingsstoornis, die al vroeg kan worden onderkend. Maar pas op voor te vroege conclusies en voor een etiket dat je kind misschien nog jarenlang met zich kan meedragen. Een verstandige leerkracht laat het stellen van diagnoses, zoals ADHD, ADD, PDD nos, dyslexie, dyscalculie, maar ook bijvoorbeeld hoogbegaafdheid aan specialisten over. Zeker bij jonge kinderen is het speculeren over dit soort afwijkingen doorgaans zinloos en verwarrend.

Afwijkend gedrag

Sommige kinderen zijn stil, andere druk en onrustig. Sommigen zijn wat dromerig en anderen juist heel alert. Ieder kind is dan ook anders in karakter en aanleg. Soms kost het veel moeite om een kind te laten wennen aan de vereiste discipline in de klas en soms “heb je er geen kind aan”. Meestal past een kind zich snel aan, maar in uitzonderlijke gevallen vertoont een kind zo’n afwijkend gedrag dat de leerkracht de hulp van een deskundige inroept. In dat geval wordt eerst intern binnen de school naar het kind gekeken. Externe deskundigen worden alleen in overleg met de ouders ingeschakeld. Daar gaat altijd het nodige overleg aan vooraf en niets gebeurt zonder toestemming van de verantwoordelijke ouder(s).

Mijn kind is “anders”

Vaak voelen ouders zélf al vrij vroeg aan als hun kind “anders” is. Soms ook gaan bijvoorbeeld de leidsters van de peuterspeelzaal of de kleuterleerkrachten van de basisschool hierover met hen in gesprek. Meestal is er dan vooralsnog geen enkele reden tot bezorgdheid. Het gedrag van vooral kleuters is vaak nog niet erg consistent, zodat er meestal niet veel conclusies aan verbonden kunnen worden. Wacht daarom liever het oordeel van deskundigen af. Dat geldt overigens ook voor bijvoorbeeld hoogbegaafdheid, waarop in dit artikel niet verder wordt ingegaan.

Etiket

Mocht bij je kind eventueel een leer- of ontwikkelingsstoornissen worden vastgesteld, dan vergaat de wereld niet! Menige volwassene van nu zou blij geweest als destijds zijn of haar onderwijzers hadden ingezien dat hij of zijn niet “lui” of “dom” was, maar bijvoorbeeld ADHD of een andere stoornis had. Toch is het belangrijk kinderen geen “etiket” op te plakken. Laat het feit dat je kind een leer- of ontwikkelingsstoornis heeft nooit een vrijbrief zijn om daarin te berusten. Laat de houding “ik kan dat niet en hoef het niet te proberen, want ik heb ADHD” nooit het gedrag van je kind gaan bepalen. Zo’n slachtofferrol zou de ontwikkeling van je kind dan weleens meer in de weg kunnen staan dan de stoornis zelf. Hoewel dit artikel niet is bedoeld om leerstoornissen of afwijkingen van kinderen te beschrijven, onderstaand toch een zeer summier overzicht.

ADHD

Vaak komt druk gedrag van een kind voort uit het karakter of de opvoeding. Slechts in uitzonderlijke gevallen heeft een kind bijvoorbeeld ADHD. Kinderen met ADHD zijn vaak impulsief, kunnen moeilijk blijven zitten of op hun beurt wachten en kunnen niet rustig spelen. Ze praten overdreven veel, vallen anderen in de rede en luisteren niet naar wat zij zeggen. Vaak hebben ze ook vaak geen oog voor gevaren en risico’s. Een variant op ADHD is ADD, waarbij kinderen juist dromerig, passief en teruggetrokken kunnen zijn. ADHD heeft overigens beslist niet alleen negatieve kanten.

Dyslexie en dyscalculie

Circa 4 procent van alle Nederlanders ondervindt de gevolgen van dyslexie, ook wel woordblindheid genoemd. Lezen, spellen en schrijven gaan dan moeizaam, terwijl men een gemiddelde intelligentie bezit. Deze stoornis is in grote mate erfelijk bepaald. Nauw verwant aan dyslexie is dyscalculie; een leerstoornis op het gebied van rekenen en ruimtelijk inzicht. Dyscalculie kan erfelijk zijn of een gevolg zijn van bijvoorbeeld een hersenbeschadiging.

Autisme

Een vrij ingrijpende ontwikkelingsstoornis is Autisme. Het kind heeft dan moeite met het houden van overzicht. Communiceren en sociaal contact verlopen moeizaam en vaak vervallen kinderen in een star patroon van steeds terugkerende bezigheden. Mensen bij wie autisme is vastgesteld zijn vaak meer of juist minder gevoelig voor bepaalde prikkels, zoals geluid of pijn. Autisme kent vele vormen. We spreken dan van “Autisme Spectrum Stoornis” (ASS).

Op internet kunt u meer informatie vinden over de diverse afwijkingen.

http://www.gedragsproblemen-kinderen.info/

https://www.samensterkzonderstigma.nl/

https://www.hersenstichting.nl/

http://www.dyslexieweb.nl

https://www.balansdigitaal.nl/

http://gedragsproblemenindeklas.nl/

http://www.autisme.nl/

Het misverstand van de “tablet school”

Het misverstand van de “tablet school”

Computers en tablets zijn volkomen terecht niet meer weg te denken uit het basisonderwijs, ook aan kleuters. Maar hoe ver wil je gaan met ICT in de klas? Opiniepeiler Maurice de Hond introduceerde in Nederland de zogenaamde Steve Jobs scholen; basisscholen waar het gebruik van ICT centraal staat. De afgelopen 4 jaren zijn in Nederland circa 46 basisscholen op deze werkwijze overgestapt, waarvan er inmiddels 25 met de methode zijn gestopt. Al belangrijkste reden wijzen ze op de hoge kosten die met het concept gepaard gaan.

Er zijn echter ook berichten dat zowel bij de ontwikkelaars als de gebruikers van de “Steve Jobs methode” er nogal grote verschillen van mening bestaan over de ingeslagen weg. Sommige scholen zijn zeer tevreden, maar kennelijk geldt dat niet voor de bijna 50 procent afhakers.

Doorgeslagen

Er is alle reden voor wantrouwen als buitenstaanders zich gaan bemoeien met de aanpak en de inhoud van het onderwijs, ook als ze verstand hebben van ICT. Je laat toch ook niet je blindedarm verwijderen door een slager, hoe handig die ook het mes hanteert. Maurice de Hond zei tegen de Volkskrant “Onze methode werkt niet als je het half doet.” En dáár liggen nou precies de grootste bedenkingen tegen de scholen waar ICT centraal staat. Namelijk, het gevaar dat scholen doorslaan in hun geloof in de automatisering.

Geleidelijk

Het is heel positief als ook kleuters vertrouwd raken met bijvoorbeeld de PC en tablet. Mocht de school die mogelijkheid (nog) niet bieden, dan doen de ouders dat wel. De kinderen genieten van de kleurige spelletjes, muziekjes, filmpjes etc. Zonder menselijke hulp zijn ze interactief in de weer.
Wat is er meer geschikt voor onderwijs dan een spelletje waarbij een kind 1 op 1 met de PC of tablet zijn grenzen kan verleggen? Vooral als dat spelletje ook nog de resultaten vastlegt en analyseert. Wanneer het de sterktes en zwaktes beoordeelt en nog eens een filmpje met uitleg laat zien, gevolgd door nieuwe “uitdagingen”. Dit is nog maar een kleine greep uit de mogelijkheden. Heel belangrijk is dat ze geleidelijk in het onderwijs worden ingepast in de bestaande werkwijze.

Revolutionair

Telkens dienen zich nieuwe onderwijsstromingen aan die ongeveer alle gangbare normen overboord zetten. Nieuwe inzichten worden dan opeens zo rigoureus doorgevoerd dat de consequenties niet of nauwelijks te overzien zijn. Vaak verdwijnen ze nog sneller dan ze gekomen zijn, omdat ze volkomen voorbijgaan aan de kennis en ervaring die het onderwijsveld in vele generaties heeft opgebouwd.

Het leidt geen enkele twijfel dat de informatie- en communicatietechnologie de komend decennia een verdere revolutie teweeg zullen brengen, óók binnen het basisonderwijs! Maar hardlopers zijn doodlopers. Van de ene dag op de andere overschakelen op een fundamenteel andere aanpak heeft (ook) binnen het onderwijs nog nooit tot iets goeds geleid.

Vaardigheden zoals schrijven, (hoofd)rekenen, ontwikkeling van de grove en fijne motoriek, sociale vaardigheden etc. zijn en blijven onontbeerlijk, ook in een maatschappij met de meest geavanceerde technologie. Wie denkt het onderwijs van de ene op de andere dag revolutionair te gaan veranderen zal bedrogen uitkomen. Vernieuwingen zéker! Maar wél geleidelijk en met voldoende draagvlak bij alle betrokkenen. Feitelijk heeft zich onder de basisscholen de afgelopen jaren al een geleidelijke “digitale revolutie” voltrokken. Moderne communicatiemiddelen als een website, Facebook, E-mail en dergelijke deden hun intrede, maar ook bijvoorbeeld leerlingvolgsystemen en dergelijke.
Uitzonderingen daargelaten lopen de basisscholen daardoor, qua organisatie en onderwijsaanbod prima in de pas met de ICT-ontwikkelingen van deze tijd. Er is vooralsnog geen enkele reden om te vrezen dat de kinderen die vandaag de basisscholen bevolken onvoldoende worden voorbereid op de maatschappij van morgen.

Nieuwjaar en de tijd

De tijd

Als er ook maar één moment in het hele jaar is waarop de tijd centraal staat is het wel op oudejaarsavond, als de klok 12.00u slaat. Een prima gelegenheid dus om eens met je kleuter te praten over “de tijd” en alles wat daarmee te maken heeft. Dus niet alleen het leren klokkijken (analoog en digitaal…) maar ook begrippen leren zoals “straks”, “morgen”, “het begin van de week” “in de lente” en dergelijke.

Begrip

Voor kleuters is het begrip “tijd” nog erg moeilijk. Zo zeggen kleuters vaak “morgen” als ze bijvoorbeeld gisteren of zelfs een vorige keer bedoelen. Soms zeggen we “even wachten”, maar hoelang duurt dan “even”? Straks gaan we naar oma, maar wanneer is “straks”? Voor een kleuter zijn die begrippen vaak nog heel lastig. Het is voor je kind duidelijker als je zegt: “straks, als je je brood op hebt, gaan we naar oma.” Je kunt gerust de begrippen gebruiken, maar geef er dan wel een goede uitleg bij. “Morgen, nadat het donker is geweest en we allemaal geslapen hebben, dan gaan we naar het bos”. Zo leert je kind bijvoorbeeld dat “morgen” eigenlijk verder weg is dan “straks”.

Dagritme

In de kleuterklas hangen daarom ook de zogenaamde “dagritmekaartjes”. Daarop kunnen de kinderen zien wat er die dag (ochtend en middag) voor hen op het programma staat.  Zo leren ze spelenderwijs om die tijdsaanduidingen te begrijpen. Ze ervaren feitelijk in de praktijk de tijd om in de kring te zitten, samen te werken, te eten en te drinken, buiten te spelen etc. In sommige klassen wordt gebruikt gemaakt van planningsborden voor ieder kind apart, zodat ieder kind voor zich kan zien wat hij/zij die dag moet doen: bijvoorbeeld in de bouwhoek spelen of aan de tafel een werkje doen.

Weekdagen

Vaak is in het kleuteronderwijs het opdreunen van de dagen van de week onderdeel van een ochtendritueel. Maak vaak kunnen de kinderen de dagen al opzeggen of zingen, maar weten dan nog niet wanneer het welke dag is. Daarom worden de dagen op een weekschema met een kleurtje aangeduid en leren de kinderen dat zo’n dag bestaat uit een ochtend- en een middag. Ook leren ze langzaamaan dat na een dag weer een nieuwe dag komt. Ook leren ze dat maandag altijd het “begin” (eerste dag) van de week is en vrijdag het “einde” (laatste dag van de schoolweek). Ook wordt uitgelegd wat bedoeld wordt met het weekend.
Vaak wordt ook gekeken hoe het weer is op een dag, en of het klopt met het seizoen. Ook worden de begrippen “vroeger” en “later” gebruikt in thema’s over baby-zijn of thema’s over opa’s en oma’s of in kringgesprekjes wat ze later willen worden als ze groot zijn.

Seizoenen

De seizoenen komen ook uitgebreid aan de orde en worden vaak in thema’s verwerkt. Een herfsttafel in de herfst bijvoorbeeld en alles wat met de herfst te maken heeft. Zo ook het maken van sneeuwpoppen in de winter, het tekenen van lentebloemen in de lente en leuke verhalen over het strand en de vakantie in de zomer.

Tijdsbeleving en tijdsbesef

Ook thuis wordt de tijd beleefd. Er is een tijd om te eten, een tijd om naar bed te gaan, een tijd om tv te kijken, een tijd om op visite te gaan, etc. Het tijdsbesef is voor het kind dus nog wel erg gekoppeld aan een activiteit. Zo betekent bijvoorbeeld dat naar voetbal gaan dat het vrijdag is, als papa je van school komt halen dan is het maandag, niet naar school gaan betekent het is weekend.

Ook wordt het tijdsbesef ontwikkeld door samen met je kind te praten over gebeurtenissen die op een vast tijdstip plaatsvinden, zoals naar school gaan, naar zwemles, op een bepaalde tijd eten, slapen, tv kijken, aankleden, nog één nachtje slapen, dan…etc. En misschien is het voor kinderen een houvast als er thuis ook dagritmekaartjes gebruikt worden, natuurlijk speciaal gericht op thuissituaties.

Houd als ouder altijd in gedachten dat je kind niet iedere tijdsaanduiding zomaar begrijpt. Dat bijvoorbeeld “straks” vaak om een nadere aanduiding vraagt. Je zult zien dat je kind dan geleidelijk een steeds beter begrip van de tijd ontwikkelt.

Woorden die met tijd te maken hebben.

Straks, even, later, vroeger, zo dadelijk, onmiddellijk, nu, binnenkort, daarna, eerst, laatst, beginnen,
vandaag, (over) morgen, (eer)gisteren, vorige (week), volgende (week), verleden (jaar), ’s morgens, middag, ’s avonds, ‘s nachts, tenslotte., eindigen.

Seizoen winter

Seizoen winter

Het winterseizoen biedt tal van mogelijkheden om de kinderen iets te leren over de winter. De bomen zijn inmiddels kaal en het is koud, nat en guur. Een prima tijd om je kleuter tegenstellingen te leren. Het is vroeger donker en later licht. Binnen is het lekker warm en buiten is het koud. De kinderen hebben geen dunne kleren meer aan, maar dikke. Een gezellige tijd dus om leuke activiteiten te doen met je kleuter. Zowel binnenshuis als buiten.

Buiten spelen

Als er sneeuw ligt is het natuurlijk heerlijk om met je kleuter buiten te zijn. Sneeuwballen maken en gooien, een sneeuwpop maken, sleetje rijden etc. Maar ook gewoon door de sneeuw lopen is voor je kleuter al een hele ervaring. De sneeuw kraakt onder je schoenen, je moet uitkijken dat je niet wegglijdt, er moeten grote stappen gemaakt worden, want je zakt weg in de sneeuw. Je staat er zelf niet bij stil, maar stiekem zijn het allemaal goede oefeningen voor de fijne maar ook de grove motoriek. Helemaal leuk wordt het als de voor de kinderen een sleetje kunt kopen en / of samen met hen sneeuw gaat ruimen. Laat de kinderen de koude tinteling van sneeuw maar eens aan hun handen voelen en laat ze zichzelf of een ander eens met sneeuw “inzepen”. Maak samen lol. Laat ze de sneeuw eens in een potje doen en meenemen naar binnen. Wat gebeurt er dan met de sneeuw? Of zet een potje met water een nachtje buiten, als het vriest. Wat gebeurt er met het water? Smelten en dooien zijn niet alleen tegenstellingen, maar voor je kind zijn het ook nieuwe woorden.

Als het vriest en de sloot is bevroren, kun je gaan schaatsen. Er zijn speciale schaatsen met 2 bladen, die je onder de laarzen/schoenen kunt binden. Zo kunnen de kinderen leren om op het ijs te “schaatsen” en hun vaardigheden verbeteren. Eerst eventueel met gebruikmaking van een krukje of stoel. Later kun je eventueel speciale kinderschaatsjes kopen in de winkel of misschien overnemen van andere ouders met ouders kinderen. Je kind moet dan al wel een beetje kunnen schaatsen. Is het nog te vroeg om al te schaatsen, gebruik dan eens een sleetje, maar grijp beslist de kans aan om je kind met sneeuw en ijs kennis te laten maken. Dat lukt immers toch al niet zo vaak!

Maak met je kind ook eens een voederketting voor vogels, met behulp van naald en draad, pinda’s en een prikpen en mat. Rijg de draad aan de naald. Leg een pinda op de prikmat en prik de naald door de pinda. Haal het touw erdoorheen en doe dit net zolang totdat de ketting vol zit met pinda’s. Zoek een mooi plekje buiten om de voederketting op te hangen.

Binnen spelen

Ook voorlezen of zelf met je kleuter boekjes bekijken, is een leuke bezigheid. Enkele suggesties voor winterboeken:
’t is winter – Jolanda Dijkmeijer
Het grote voorleesboek van de winter  – Saskia Noort en Tineke van der Stelt
Het vrolijk voorleesboek – Marianne Busser en Ron Schroder
Wat een winter (kijk en zoekboek) – Rotraut Susannne Berner
Wauw het is winter – Vivian den Hollander

Knutselactiviteiten

Tekenen en kleuren met potloden of krijtjes, knippen en plakken, schilderen, prikken, etc. Laat de kinderen leuke voorstellingen maken van de winter.
Lekker puzzelen of gewoon spelen met het speelgoed is ook leuk bezig zijn. Laat je kind dan ook eens alleen spelen, zonder dat jij het moet bezighouden.
Verzin leuke opdrachten; bijv.
– Maak die puzzel eens in tien minuten af, en zet de keukenklok op tien minuten. Lukt het niet in 10 minuten, doe je er dan 10 erbij. Lukt het wel, laat een moeilijkere puzzel doen in die tijd.
– Maak een tekening met drie sneeuwmannen met ieder drie knopen op z’n buik, een wortelneus, ogen en mond en een hoedje op z’n hoofd. (Kan ook met knippen en plakken) Hang het resultaat op.
– Kleed je poppen ook eens dik aan.
– Maak een zelf bedachte autobaan en laat je auto’s rijden.
– Bekijk een prentenboek en verzin een eigen verhaaltje. Vertel het onder het eten.
– Zoek in een prentenboek alle letters met een -m- (of andere letter die het al kent). Hoeveel zijn er dat?

Samen in de keuken iets bakken

Bijvoorbeeld smeltende sneeuwmannen. Daarvoor gebruik je kleine cakejes, wit glazuur marsepein (verschillende kleuren), een een cake decoratie food pen.
Doe op de cakejes wat wit glazuur. Maak van de marsepein een sjaal, hoed, wantjes, het hoofdje en de neus. Het gezicht kun je tekenen met een cake decoratie food pen. De cakejes kun je of zelf maken of kant en klaar kopen.

Natuurlijk kun je ook naar de bioscoop of theater gaan. Allemaal manieren om gezellig met je kleuter de winter door te komen!

« Oudere berichten