Category Archives: Ouders

Kindertekeningen

De ontwikkeling van kindertekeningen


Tekenen hoort bij de ontwikkeling van kinderen. Ze kunnen er hun creativiteit en gevoel in kwijt. Zij verrijken hun fantasie en leren waarnemen.

Geef je een peuter potlood en papier, dan gaat deze ongetwijfeld “tekenen”. Vooraf heeft het geen idee wat het gaat maken, maar gaat direct krassen en krabbels op het papier zetten. Kinderen van die leeftijd tekenen rechte en schuine strepen over en door elkaar. Sommigen maken rondjes of puntjes. In hun fantasie stellen die krassen dieren of mensen voor, maar dat kan zomaar weer veranderen in zonnetjes of regen.

Fasen

De ontwikkeling van het tekenen verloopt bij kinderen in fasen. Een goed voorbeeld daarvan is hoe kinderen telkens betere poppetjes tekenen.

Fase 0: het krassen

Het maken van rechte en schuine lijnen met nog geen voorstelling van wat het gaat worden.

Fase 1: krabbelen en gericht tekenen van (onherkenbare) figuurtjes.
Er is al iets te zien wat lijkt op benen en iets krasserig wat lijkt op een hoofd. (vanaf ± 2 ½ jaar)

Fase 2: de kopvoeter
Wanneer een kind net 4 jaar is en voor het eerst naar school gaat, tekent het vaak kopvoeters. Dit  bestaat 3 fases uit:

  1. Een eenvoudige kopvoeter; een rondje als hoofd en gelijk daaronder strepen als benen, en in het rondje ogen en een mond. (soms met recht opstaande strepen als haar)
  2. Een kopvoeter met meer details; aan de benen (strepen) zitten rondjes (de voeten), en aan de zijkant van het hoofd (het rondje) zitten ook strepen, de armen. Ook kunnen eventuele oren aan het hoofd getekend worden.
  3. Soms zit er een buik/romp in het hoofd getekend.

Fase 3: hoofd/romp tekening bestaande  uit ronde lijnen.

  1. Een eenvoudige hoofd/romp tekening; het hoofd is een rondje en de romp is ook een rondje, maar zit nog niet vast aan elkaar. Ook armen en benen worden nog als strepen getekend. (halverwege groep 1)
  2. Hoofd/romp tekening met meer details; meer haren, een neus erbij, en rondjes als handen.
    (bijna eind groep 1)

Fase 4: hoofd/romptekening met gevulde vlakken;

  1. een roze gezicht (eind groep 1)
  2. De contouren worden getekend en daarna worden de vlakken ingevuld. Het begint al te lijken op een poppetje met hoofd, hals, romp, armen en benen met handen en voeten eraan. Aan het hoofd zijn ogen, oren, neus en mond getekend (begin groep 2)

Potloodhouding

Wanneer peuters gaan tekenen, houden zij hun potlood in eerste instantie meestal in hun vuist vast, voor een stevige grip. Dat is niet de juiste manier, maar als ouder kun je je kind alvast de goede potloodhouding aanleren. Zorg ervoor dat je kind het potlood tussen duim en wijsvinger vastpakt, en de middelvinger onder het potlood houdt. Dit is in het begin niet gemakkelijk en vraagt daarom wat oefening.

Een goede potloodhouding is belangrijk om later goed te leren schrijven. Peuters beschikken nog niet over een verfijnde motoriek, zodat hun beweging bij het tekenen nog vanuit de schouder wordt gestuurd.  Daarom is het raadzaam met grote vellen papier te beginnen, om het kind voldoende bewegingsruimte te geven. Na een tijdje zal het meer controle krijgen, zowel in het vasthouden van het potlood als met de beweging en gaat het kind meer vanuit de elleboog en pols bewegen.

Het is voor peuters ook fijn om met krijtjes, verfkwasten of dikke potloden te oefenen. Hoe meer het oefent hoe fijner de bewegingen worden. (Zie ook bij fijne motoriek).  Soms hebben peuters nog niet echt een voorkeurshand. De ene keer tekenen ze met hun linker en dan weer met hun rechter hand.

Beter herkenbaar 

De figuren die kleuters tekenen worden geleidelijk steeds meer herkenbaar. Mensen krijgen een lijf, bomen een stam met blaadjes. Kleuters  tekenen iets wat ze al weten, maar niet wat ze waarnemen. Ze tekenen een doorzichtig huis met wat meubels of poppetjes erin. Ze tekenen bijvoorbeeld groot wat ze belangrijk vinden. Bijvoorbeeld een poppetje met een grote neus, of een grote vader en een klein kindje of juist andersom. Ook kijken ze wat andere kinderen tekenen en doen dat na. Vaak wordt er op het midden van het blad getekend.

Oudere kleuters maken al een indeling van het papier. Bovenaan wordt de lucht getekend en onderaan de grond. Daartussen tekenen ze een huis, boom, poppetjes en dergelijke.

Ook tekenen ze meer gedetailleerd. Bijvoorbeeld  wimpers en wenkbrauwen, lippen, een mond met tanden, vingers met nagels etc. Zij beginnen wat meer details waar te nemen, beheersen steeds beter de fijne motoriek en raken meer vertrouwd met het tekenen. Naarmate ze ouder worden, zullen zij zich telkens weer gaan  verbeteren.

Het ene kind is het andere niet, dus zullen niet alle kinderen hetzelfde presteren. Bovendien zal het ene kind meer plezier aan het tekenen beleven dan het andere kind. Ook zijn er kinderen die fases overslaan. Zoals ook op andere gebieden ontwikkelt ook hier iedere kleuter zich in zijn of haar eigen tempo.

Omgaan met risico’s

Omgaan met risico’s

Risico’s horen bij het leven. Maar hoe leer je je kind risico’s in te schatten en ermee om te gaan? Door het geleidelijk met risico’s vertrouwd te maken en zelf voldoende alert te blijven.

Onlangs lanceerde VeiligheidNL de campagne “Met een beetje risico komen ze er wel”, met als doel “ouders, scholen en de overheid te stimuleren om kinderen in de leeftijd van vijf tot zeven jaren wat meer “los” te laten”. Kinderen zouden bijvoorbeeld wat meer kunnen klimmen in bomen, op hekken en dakjes etc. Maar ook bijvoorbeeld onder begeleiding takken slijpen met een zakmes en een hut bouwen met hamers en spijkers.

Bescherming doorgeslagen

Inderdaad zijn jonge ouders vaak wel erg beschermend. Heel verstandig als het gaat om bijvoorbeeld het dragen van een helmpje bij het fietsen, kniebeschermers en polsbandjes bij het skaten et cetera. Maar veel ouders accepteren onvoldoende dat kinderen nu eenmaal wat risico’s moeten lopen om uit eigen ervaring te leren. Een paar geschaafde knietjes of een buil op het hoofd… best zielig, maar och, ze horen er gewoon bij.

Leren omgaan met risico’s

Je kunt kinderen geleidelijk wennen aan activiteiten waarbij ze een beetje risico lopen. Geef bijvoorbeeld je peuter een loopfietsjes, zonder trappers als voorloper op het echte fietsen. Misschien kan het daarna wel meteen overstappen op een kinderfiets zónder zijwieltjes. Om peuters te wennen aan klimmen en klauteren zijn er kleine huisje voor in de tuin, met een glijbaantje eraan. Niet erg als het kind er een keertje vanaf valt. Een volgende stap is bijvoorbeeld een klimrek of klimnet in de speeltuin. Leer je kind geleidelijk omhoog te gaan, maar zich wél goed vast te houden. Blijf erbij, zodat je kind niet valt als het misloopt. Overigens zonder je kind steeds vast te houden.

Onderschat niet het vermogen van je kind om zélf redelijk in te schatten wat het wél en niet kan. Kinderen kennen vaak verbazend goed hun eigen mogelijkheden en beperkingen. Maar toch klimt je kind soms rustig omhoog en beseft pas daarna dat het niet terug durft. Ook thuis op de trap bijvoorbeeld. Verlies je kind daarom nooit uit het oog. Als je kind eraan toe is kun je het eventueel leren naar beneden te gaan door op de traptrede te laten zitten en daarna steeds een tree lager. Waarschuw voor het gevaar dat het helemaal naar beneden kan vallen.

In de speeltuin of op de speelplaats van de school leren kinderen van elkaar. Let overigens wél op risico’s die de kinderen niet kunnen overzien, zoals touwtjes aan hun kleding, die achter de glijbaan kunnen haken en dergelijke.

Slechte motoriek en hoogtevrees

Sommige kinderen hebben een slechte motoriek of zijn onvoldoende gewend aan bewegingen, zoals ver springen, hardlopen en huppelen. Dat kan om faalangst gaan, gebrek aan ervaring, maar het kan ook duiden op een probleem met de grove motoriek. Het bewegen loopt dan gewoon in het algemeen niet soepel. Soms is het dan verstandig het kind aan te melden voor bijvoorbeeld gymles. Sommige kinderen raken in paniek bij het klimmen, als gevolg van hoogtevrees. Ze klampen zich dan vast aan een klimrek en durven met geen mogelijkheid verder. Hier past enig geduld en sóms de acceptatie dat het kind nu eenmaal hoogtevrees heeft, nét zoals sommige volwassenen.

Messen en scharen

Kleuters van groep 1 en 2 zijn nog te jong om ze al te laten omgaan met scherpe messen. Heel anders ligt dat uiteraard bij tafelmessen. Behoudens eventuele scherpe vleesmessen is het voor kleuters alleen maar leerzaam als ze leren met mes en vork om te gaan. Om kinderen te leren knippen zijn er speciale kinderschaartjes in de handel. Zonder punt, dus risicoloos.

Vuur

Jonge kinderen beseffen nog te weinig het gevaar van vuur, zodat ze maar beter uit de buurt van open vuur, zoals gaspitten, aanstekers en dergelijke gehouden kunnen worden. Maar het kan geen kwaad als je een kind bijvoorbeeld leert zélf een kaarsje aan te steken. Onder begeleiding natuurlijk en met de waarschuwing dat vuur niet alleen heet is, maar ook kan overslaan tot een heuse brand.

Overige risico’s

Het gaat te ver om in dit bestek ook stil te staan bij de vele andere risico’s die je kind kunnen bedreigen. Verdrinking bijvoorbeeld, of onverwacht oversteken, meegaan met vreemden etc.

Risico’s horen bij het leven, maar als ouder kun je er veel aan doen deze te beperken en je kind juist leren ermee om te gaan. In de meeste gevallen is zowel voor het kind als voor de ouders gezond verstand de beste raadgever.

Bijzonder onderwijs

Even toegankelijk als het openbaar onderwijs

Afhankelijk van de streek waar zij wonen kunnen ouders voor hun kinderen een school kiezen die zo veel mogelijk aansluit bij hun levensbeschouwing, bijvoorbeeld op grond van hun religie. We spreken dan van “bijzonder onderwijs”. Wat betekent dat voor jou en je kind?

Sinds ruim 100 jaar kent Nederland “bijzonder onderwijs”, dat in financiële zin gelijk is gesteld met het openbare onderwijs. Ook andere instituties, zoals verenigingen, politieke partijen, vakbonden, omroepen, kranten en ziekenhuizen werden op basis van levensbeschouwing georganiseerd. Deze “verzuiling” is weliswaar over haar hoogtepunt heen, maar is nog steeds zichtbaar door het bestaan van katholieke, protestantschristelijke, joodse, islamitische scholen etc.

Denominaties

Vooral in de steden kunnen de ouders vaak kiezen uit meerdere “denominaties”. Daarmee wordt de levensbeschouwelijke of religieuze visie van de school bedoeld, maar ook de visie op het onderwijs en de opvoeding. Bijvoorbeeld Montessori- en Jenaplanscholen. (Laten we hier buiten beschouwing)

De mate waarin vooral aan de religieuze identiteit van de school inhoud wordt gegeven kan per school, per religie en per regio vrij sterk verschillen. Sommige scholen doen nauwelijks nog iets aan religie en op andere scholen wordt bijvoorbeeld dagelijks uit de Bijbel of de Koran gelezen. Net als openbare scholen staan ook scholen voor bijzonder onderwijs doorgaans open voor alle kinderen, ongeacht de levensbeschouwelijke achtergrond van hun ouders. Weliswaar is de school bijvoorbeeld katholiek of christelijk, maar dat is geen voorwaarde voor toelating van de kinderen. Tegenwoordig zijn ook veel leerkrachten geen serieus belijdend gelovigen meer.

De vrees van sommige ouders, dat de school misschien pogingen zal doen om hun kinderen tot een bepaalde religie te “bekeren” is volkomen ongegrond. Hoogstens leren de kinderen wat meer over de gebruiken en de “cultuur” van een bepaalde religie. Maar de kinderen worden niet, zoals héél vroeger, met hun hele klas naar de kerk afgemarcheerd, om daar samen hun eerste communie te ontvangen of hun belijdenis te doen. Wél leren alle kinderen o.a. de betekenis van typisch christelijke feesten, zoals Kerstmis en Pasen. Maar dat geldt ook voor het religieus neutrale openbaar onderwijs.

Normen en waarden

Mocht binnen het bijzonder onderwijs de opvatting leven dat men een soort patent heeft op het onderwijs in bijvoorbeeld naastenliefde, barmhartigheid en dergelijke dan is dat onterecht. Onze westerse normen en waarden zijn weliswaar geïnspireerd door de Joods- christelijke traditie, maar zijn feitelijk door de gehele samenleving omarmd. Bovendien leren kinderen feitelijk in elke cultuur bijvoorbeeld het verschil tussen goed en kwaad.

Als het ene kind het andere kind lastig valt is er geen katholieke of islamitische oplossing om hun gedrag te verbeteren. Pestgedrag bijvoorbeeld komt op iedere school voor. Het is aan de alertheid en de betrokkenheid van de leerkracht hoe er vervolgens mee wordt omgegaan.

Orthodox

Het voorgaande is een algemeen beeld, waarop uiteraard uitzonderingen mogelijk zijn. Zo zal een school in bijvoorbeeld een conservatief christelijk dorp de religie wat nadrukkelijker uitdragen dan in de meer geseculariseerde grote stad. Maar hoe dat zit bij de school in jouw woonplaats ontdek je gauw genoeg als je eens met andere ouders praat. Typisch orthodoxe scholen bestaan niet of nauwelijks meer. En anders…. herken je ze onmiddellijk.

Uit logeren

Uit logeren

Het komt weleens voor dat je kind ergens gaat logeren. Bijvoorbeeld wanneer je als ouders een avondje of zelfs een paar dagen van huis bent voor bijvoorbeeld het werk of een vakantie met z’n tweetjes. Vooral als dat voor de eerste keer gebeurt is het verstandig over een vertrouwd logeeradres te beschikken. Bijvoorbeeld bij opa en oma.
Bereid je kind erop voor dat het een of meer nachtjes bij iemand anders gaat logeren. Vertel het, liefst een paar dagen van tevoren, wat de bedoeling is. Beantwoord eventuele vragen van je kind rustig en voorkom dat het onzeker of angstig wordt. Logeren moet je tenslotte ook leren.

Kalender of dagboekje

Om je kind goed voor te bereiden kun je bijvoorbeeld een soort kalendertje maken waarop staat wanneer jullie weggaan en weer terugkomen. Wanneer je kind een paar dagen ergens logeert kun je ook een soort dagboekje waarin staat wat het iedere dag kan doen.
Bijvoorbeeld: dag 1 maak een tekening, dag 2 mama opbellen, dag 3 een plakwerkje maken etc.

Zijn de bladzijden uit het dagboekje gedaan, dan komen papa en mama hem of haar weer ophalen. Eventueel kunnen de ouders een kaartje opsturen, dat weer in het dagboekje geplakt kan worden.

Broertje of zusje mee

Als het voor de gastouder(s) niet te belastend is kan je kind natuurlijk ook vergezeld worden van een broertje of zusje. Dat maakt alles meestal een stuk vertrouwder. Je kinderen hebben dan steun aan elkaar. Afhankelijk van de leeftijd kun je het logeren voor je kind of kinderen veraangenamen door het treffen van goede voorbereidingen.

Koffer

Zoek een leuke eigen koffer uit en pak die samen in. Wat moet er allemaal mee? Er gaat altijd iets eigens van het kind mee. Natuurlijk de knuffel, een leuk boek, speelgoed, misschien een eigen kussen, eventueel foto’s van papa en/of mama. Dan natuurlijk een (logeer)pyjama, een tandenborstel, wat kleertjes, misschien een eigen nachtlichtje, etc.

Maak met degene waar je kind logeert vooraf duidelijke afspraken en vertel zoveel mogelijk over de gewoontes van je kind en over een eventueel bed ritueel: Bijvoorbeeld wanneer het pyjamaatje aan gaat, de tanden worden gepoetst en dergelijke. Laat de logeerouders ook altijd even van tevoren aangeven hoe laat het bedtijd is, dat er nog voorgelezen wordt etc.

Verschillen

Alleen uit logeren gaan is voor je kind heel spannend, maar ook goed voor de ontwikkeling.

– Je kind leert omgaan met verschillen. De regeltjes thuis zijn anders dan bijvoorbeeld bij opa en oma. Ook de badkamer en de wc zijn anders. Misschien is de slaapkamer niet boven maar juist beneden. De meubels zien er anders uit etc.

– Je kind leert zich aan te passen aan een andere omgeving.
– Uit logeren gaan is goed voor het zelfbeeld.
– Uit logeren gaan ontwikkelt de zelfstandigheid.

Mocht je kind desondanks heimwee krijgen, dan is het van belang dat degene bij wie het logeert hem of haar weet gerust te stellen en daarvoor de tijd neemt. Laat de gastouder je kind over thuis vertellen of tekenen. Vertel dat er leuke dingen worden gedaan en zorg voor veel afleiding.

Laat, als ouder, niet merken dat je er zélf moeite mee hebt. Dat voelt een kind goed aan.

En mocht je kind eens verdrietig zijn, raak dan niet in paniek. Ook logeren is weer zo’n ervaring waar je kind én jij beter van worden.

Je kind en de seizoenen

Spelen en ontwikkelen tijdens de seizoenen

Het wisselen van de seizoenen mag dan voor volwassenen normaal en overzichtelijk zijn, voor kleuters ligt dat anders. Ze overzien nog niet helemaal wanneer er telkens wel wat verandert en waarom dat gebeurt.  De ene keer regent het, dan weer valt er sneeuw. Opeens komen er bloemetjes uit de grond en een andere keer is het erg warm. Soms is het koud en moeten ze een dikke jas aan en dan weer is het een hele tijd zo warm dat er helemaal geen jas nodig is. Het hoe en waarom van die veranderingen is voor een kleuter erg leerzaam. Daarom besteden de scholen ook veel aandacht aan de gebeurtenissen rondom de seizoenen. Thuis kun je op allerlei manieren daarop inspelen. Daarom enkele tips wat je met je kind kunt doen.

 

In de lente

De winter is voorbij, er komen weer blaadjes aan de bomen. De eerste bloemen beginnen te groeien en te bloeien. De dagen worden langer en ook de dieren in het bos ontwaken uit hun winterslaap. Vogeltjes bouwen hun nestje, om straks hun eitjes uit te broeden.

  1. Ga erop uit!
    – Maak een wandeling en kijk naar de veranderingen in de natuur:
    – Er komen weer knopjes aan de takken van de bomen. Leg uit hoe dat komt.
    – Bloemen beginnen weer te bloeien; krokus, narcis, hyacint, tulp, etc.
    Benoem vooral de namen van de bloemen. Dat is goed voor hun woordenschat.
    – Maak samen met je kind een mooi boeketje bloemen voor in een vaasje.
    – Op de boerderij zijn er weer lammetjes, biggen, veulens, kuikentjes, etc.
    Benoem vooral de namen van de dieren. Wie is de moeder? Hoe heet het kindje?
    Maak er een spelletje van: hoe heet de moeder van een lammetje?
    – Vogels leggen weer eitjes. Leg uit dat vogels in de lente nestjes gaan bouwen.
    Hoe, waar en waarom doen ze dat?
  1. Geef uitleg
    – Praat met je kind over zaadjes en bolletjes;
    – zaai eens een zaadje en kijk samen hoe het plantje groeit.
    Of pak een bloembol, plant die in een pot of bak, leg het verschil uit tussen zaadje en een bol.
    – doe in een potje/bakje watten en maak die nat, strooi er wat tuinkers op.
    Na enkele dagen zie je al resultaat! Leuk is om van ‘t potje een gezicht te maken, de tuinkers worden dan de
    haren.
  1. Interessant en leuk:
    – Ga eens naar een sloot!
    – Vertel over de ontwikkeling van een kikkervisje tot een kikker.
    Laat een kikkervisje zien als dat mogelijk is.
    (Een mooi boek over dit onderwerp is: “Het kleine kikkervisje” van Sheridan Cain en Jack Tickle.)
  1. Knutselen om de lente in huis te halen!
    – Maak leuke bloemen van (crêpe) papier.
    – Maak een nestkastje voor de vogels voor in de tuin.
    – Verf van grote stenen grappige dieren/insecten-.
    – Eventuele kleurplaten. (zie onderaan deze pagina)
    – Geef bloempotjes een leuke kleur.
  1. Pasen is ook lente:
    – Maak samen mooie paastakken, laat je kind die versieren met eitjes/figuurtjes.
    – Maak een paasmandje/-bakje voor de eitjes.
    – Ga echte eieren verven ( zie onderaan deze pagina).
    – Maak zelf eierdopjes van wc-rolletjes, eierdozen, karton, etc.
    – Laat je kind meehelpen met het maken van een broodhaantje (recept onderaan deze pagina).
    (eventueel voor op de palmpaasstok: Palmpasen is één week voor Pasen)
  1. Lekkere lente hapjes maken met je kind:
    gevulde eitjes:
    Pel de gekookte eieren, snijd ze doormidden. Eigeel eruit en doe ze in een kom.
    Roer mayonaise erdoorheen en zout en peper en meng alles goed door.
    Schep het mengsel terug in de halve eieren en strooi er peterselie over.
    lente spiesjes:
     Snij fruit in plakjes/blokjes en rijg ze aan een stokje. Alles in lente kleuren.
    meer leuke lente hapjes: Zoek via Google “lente hapjes voor kinderen”!
  2. Lees leuke boekjes voor over de lente, en praat erover met je kind: (kopen/lenen bij bieb)

 

Interessante links:

Kleurplaten:

http://www.kleurprentjes.be/69/Seizoen/Kleurplaten-Lente.html#


Leuke oefeningen taal /rekenen:

https://leukleren.squla.nl/demo/groep-1/dem-missions

https://leukleren.squla.nl/demo/g-2/spelletjes

Knutselvoorbeelden:

http://members.ho.nl/knutsel2/lente.html

Recept broodhaantje:
Benodigdheden: Een pak broodmix, deegkom, water bakplaat en bakpapier.
– Maak het deeg volgens recept
– Laat het rijzen en verdeel het in 8 stukken ( 8 haantjes)
– Maak van elk stuk deeg een rol (± 18 cm) niet te dik deeg gaat nog rijzen
– Leg de rol in een gebogen vorm op de bakplaat
– Kneed een snavel , hanenkam en staart
– Stop in de kop een krent voor het oog
– Bak het haantje in de oven. (lees hiervoor de aanwijzingen op de verpakking.

Gekookte eieren kleuren:

Benodigdheden:  witte eieren, pan, azijn en natuurlijke verfstoffen.
Kook de eieren tien minuten in heet water.
Laat ze afkoelen in gekleurd (met natuurlijke verfstoffen) water met azijn:
– voor een geel ei: 6 lepels uienschillen.
– Voor een groen ei: 250 gr spinazie
– Voor een blauw ei: rode kool
– Voor een rood ei: bietje
– Voor een geel ei: kurkuma
– Voor een oranje ei: wortelen

Smeer de eieren eventueel daarna in met warme olie om ze te laten glimmen.

Een goed oudergesprek

Een goed oudergesprek

Tijdens diverse contactmomenten wordt informatie uitgewisseld tussen ouders en leerkrachten. Maar waaraan dient goede communicatie tussen ouders en school te voldoen? Vraag je je, als ouder, weleens af of de leerkracht je kind wel voldoende kent en of deze wel een goed beeld heeft van zijn of haar ontwikkeling? Als antwoorden onduidelijk of te oppervlakkig zijn is het raadzaam eens goed door te vragen.

Onduidelijk

Begrijp je eigenlijk wel wat de juf of meester bedoelt? Schaam je nooit als je graag wat nadere uitleg wilt. Domme vragen bestaan niet! Een onderwerp dat in oudergesprekken tot verwarring kan leiden is bijvoorbeeld de rol van “toetsen”. Ouders vragen zich soms terecht af waarom hun kind zo laag “scoort”.  Bijvoorbeeld als de leerkracht die “score” gebruikt als een soort rapportcijfer. Daarvoor zijn de toetsen namelijk niet bedoeld. Kleuters hoeven helemaal niet te “scoren”. Een goede leerkracht heeft al gauw een beeld van de sterktes of de zwaktes van een kind en gebruikt een toets hoogstens voor een objectieve bevestiging voor zichzelf. Vraag daarom gerust waar de leerkracht zijn of haar beoordeling op baseert. Waar kijkt de juf of meester naar? Kijkt deze naar het gedrag van je kind of naar wat het nog niet kan of kent? Kijkt deze naar een goed resultaat of naar wat het kind juist nodig heeft? Wat zou het kind volgens de leerkracht al moeten kunnen of kennen?

Als teveel naar de resultaten van toetsen gekeken wordt dan bestaat het gevaar dat de beoordeling teveel afhangt van het moment waarop de toets wordt afgenomen. Een kind dat bijvoorbeeld in september in groep 1 komt en in februari wordt getoetst zal in principe een beter resultaat bereiken dan een kind dat pas in december in groep 1 is aangeschoven. Vaak speelt daarbij naast kennen, kunnen en begrijpen ook de sociaal emotionele ontwikkeling van het kind nog een rol.

Oppervlakkig

Door kritisch naar de leerkracht te luisteren kun je als ouders al heel snel beoordelen in hoeverre hij of zij jouw kind écht kent en begrijpt. Herken je in datgene wat gezegd wordt je eigen kind of beperkt de juf of meester zich tot algemene opmerkingen, zoals “… Het is nog een jong kind hè, dus heeft het nog wel moeite met sommige dingen….”? Vraag dan eens naar concrete voorbeelden en leg daar gerust je eigen ervaringen of indrukken naast. Uiteindelijk is de leerkracht nog altijd de professional en zal zo’n gelegenheid aangrijpen om zijn of haar visie te geven.

Vraag als ouder ook eens naar de sterke punten van je kind. Uiteindelijk is ook datgene wat goed is vaak nog voor verbetering vatbaar. Het gesprek behoeft ook niet altijd alleen over het rapport te gaan. Het is juist ook goed om te horen of je kind zich prettig voelt op school. Vraag daarom eens “Hoe is mijn kind in de klas?” “Wat doet het graag op school?” “Hoe ligt mijn kind in de groep?” etc.

In het algemeen mag gesteld worden dat je als ouder geen genoegen hoeft te nemen met oppervlakkige opmerkingen, waarin je weinig van je kind herkent. Als de leerkracht bijvoorbeeld zegt “Je kind is wel wat stil”, vraag dan bijvoorbeeld eens: “Onder welke omstandigheden is het stil?” Wat is daarvan mogelijk de oorzaak? Speelt mijn kind voldoende met andere kinderen? Is het voldoende geconcentreerd, snel afgeleid of dromerig misschien?

Individuele kinderen

Vooral bij de tegenwoordige volle klassen lijkt het een hele opgave voor de leerkracht om voldoende zicht te houden op de ontwikkeling van ieder individueel kind. Een extra complicatie is daarbij vaak dat veel leerkrachten slechts parttime werken. Tóch krijgt iedere leerkracht al snel een goed beeld van de individuele kinderen, al was het maar door observaties in de klas tijdens het werken, bij kringgesprekken etc. Maar ook op het schoolplein, bij het overblijven en dergelijke.

Als je kind eventueel laag beoordeelt wordt, vraag dan gerust aan de leerkracht wat daarvan mogelijk de oorzaak is en wat daar eventueel aan gedaan kan worden. Wat kan de school doen en wat kunnen de ouders doen? Probeer goed door te vragen, zodat het beeld voldoende duidelijk is.

Als ouder is het ook goed om nuttige informatie te geven over hoe je kind thuis is. Hoe het zich thuis gedraagt, wat het van de school vertelt, welke dingen het thuis graag doet etc. Allemaal nuttige informatie waar de leerkracht rekening mee kan houden bij de benadering van je kind op school. Een goed oudergesprek bestaat uit tweerichtingsverkeer!

Aandacht

Positieve of negatieve aandacht?

Helaas dwingen kleuters soms je aandacht af door negatief gedrag. Je moét wel ingrijpen, anders loopt er iets uit de hand. Je kind dreigt iets te vernielen of een broertje of zusje te schoppen of te slaan etc. Maar heb je, omgekeerd, wel voldoende aandacht voor positief gedrag van je kind? Bijvoorbeeld als het een bijzondere prestatie levert of weer een nieuw stapje zet in zijn of haar ontwikkeling.

Als ouder zie je jezelf soms genoodzaakt onmiddellijk te reageren op negatief gedrag, terwijl dat bij positief gedrag meestal minder het geval is. Zit je kind al een tijdje geconcentreerd te tekenen of te bouwen of speelt het harmonieus met een broertje of zusje, dan beschouw je dat als normaal. Tóch verdient dit soort positief gedrag van tijd tot tijd óók je aandacht. Waarom zou je immers alleen aandacht schenken aan negatief gedrag en nooit eens aan iets positiefs? Feitelijk moedig je daarmee negatief gedrag aan, omdat je kind daarmee gegarandeerd op jouw aandacht kan rekenen!

Complimentje

Net zoals iedere volwassene heeft ook ieder kind op z’n tijd behoefte aan een complimentje of een andere manier van positieve aandacht. Ga daarom nooit achteloos aan positief gedrag van je kleuter voorbij, maar moedig hem of haar af en toe aan. Toon interesse in wat je kind doet en neem af en toe eens de tijd om je er écht in te verdiepen. Speel bijvoorbeeld eens een spelletje mee met je kind of kinderen en leer hen ondertussen hoe ze bijvoorbeeld sportief met winnen en verliezen om kunnen gaan. Doe vooral eens leerzame spelletjes, waarbij ze bijvoorbeeld moeten tellen of oplossingen bedenken. Ga ook eens bij je kind zitten als het thuis tekent of knutselt en help soms eens ’n beetje.

Tekenen en knutselen

In de meeste kleuterklassen hangen tekeningen en er staan knutselwerkjes, vaak afhankelijk van de tijd van het jaar. Spinnetjes van eikels of kastanjes, Sinterklaasjes van Wc-rolletjes, bloemetjes van papier etc. De juf of meester geeft al deze meesterwerkjes een plaatsje in de klas, zodat iedereen ze kan zien. Ze mogen er immers best trots op zijn!

Vanzelfsprekend rennen de kinderen uiteindelijk met al dat moois de poort uit en geven het vol trots aan de ouder die hen komt afhalen. Sommige ouders reageren opgetogen en complimenteren hun kind met hun mooie tekening of knutselwerkje. Ze geven al aan de schoolpoort een positieve reactie en doen dat thuis nog eens dunnetjes over. Ze vragen hun kind bijvoorbeeld om uitleg over wat ze getekend hebben en leggen dat nog eens positief uit als aanmoediging.

Achteloos

Helaas komt het ook voor dat pappa of mamma de tekening aanneemt en achteloos wegstopt, zonder er verder aandacht aan te besteden. Het kind merkt die achteloosheid en de kans is groot dat daarmee iedere prikkel tot presteren wordt weggenomen. Het maakt tóch niets uit.

Soms neemt een kind een tekening niet eens mee naar huis. Bij navraag ontdekt de leerkracht dan soms dat de ouders totaal geen aandacht schenken aan wat hun kind hen met gepaste trots laat zien.
Laat als ouder liever altijd je belangstelling blijken voor dingen die voor jou misschien gewoon zijn, maar waar je kind heel trots op is. Wees nooit onverschillig, maar probeer altijd je kind aan te moedigen bij iedere stap in zijn of haar ontwikkeling.

Niet overdrijven!

Het spreekt overigens voor zich dat je als ouder niet alleen maar complimenten hoeft te geven. Valt het “pronkstuk” van je kind je eigenlijk nogal tegen, aarzel dan niet daarover te praten. “Ik vind het eigenlijk nogal slordig”. “Waarom heb je niet tussen de lijntjes gekleurd?” “Je vorige tekening van een auto was veel beter”.  Alleen maar positivisme is teveel van het goede!

Prestaties

Je kind wordt al vroeg beoordeeld

Steeds meer ouders willen niet dat voortdurend de “prestaties” van hun kind worden gemeten en door de school serieus en kritisch tegen het licht worden gehouden. Volkomen terecht redeneren ze “Gun een kind vooral de tijd om kind te zijn”. Scholen zijn het daar doorgaans mee eens, zodat ze bijvoorbeeld de kinderen van groep 1 nog geen rapportje meegeven en in eventuele gesprekken met de ouders hoogstens nog terughoudend over “prestaties” of “vorderingen” wordt gesproken.

Tóch heeft een ervaren leerkracht doorgaans al na een paar weken een globaal beeld van de mogelijkheden en/of beperkingen van een kind. Al was het maar door deze te vergelijken met andere kinderen die net op school komen. Maar voor een oordeel over “presteren” is het nog veel te vroeg.

Net als in de hogere groepen worden ook de kinderen uit de kleutergroepen af en toe “getoetst”, doormiddel van lijstjes met vragen en opdrachten. De resultaten van deze toetsen zijn niet bedoeld om bijvoorbeeld tot een rapportcijfer te komen. Ze zijn feitelijk alleen bedoeld om voor de leerkracht objectief vast te leggen hoe het staat met het kennis- en ontwikkelingsniveau van het kind op een bepaald moment.

Gaat niet over niveau

Als een dergelijke toets bijvoorbeeld in februari in groep 1 wordt afgenomen zijn de kinderen die al in september op school kwamen in het voordeel ten opzichte van de kinderen die pas in december zijn begonnen. Daarom zeggen de toetsresultaten feitelijk niets over het niveau van het kind, maar zijn ze alleen een aanwijzing voor de leerkracht over de stand van zaken, passend bij onderwijs op maat.

Tegen het einde van het schooljaar beoordeelt de leerkracht welke kinderen van groep 1 geschikt zijn om na de zomervakantie naar groep 2 te gaan. Als extra zekerheid worden de kinderen vaak ook nog objectief getoetst. Kinderen die al het gehele schooljaar in groep 1 hebben gezeten maken de meeste kans om over te gaan naar groep 2, maar zeker is dat uiteraard niet. Vroeger bleven kinderen die na 1 oktober op school kwamen automatisch nog een jaar in groep 1, maar tegenwoordig kunnen kinderen die tot en met december op school komen bij uitzondering soms al in de zomer naar groep 2. Soms wordt daarbij met de ouders afgesproken dat hun kind het in groep 2 mag proberen, maar dat het eventueel nog kan worden teruggezet.

Testen zonder stress

Voor alle duidelijkheid: Het toetsen van de kinderen gebeurt onopgemerkt en spelenderwijs. De kinderen zijn wel gewend aan het invullen van werkbladen, dus ervaren dit niet als een test, waarvoor ze bijvoorbeeld extra hun best moeten doen. Geen stress dus!

Naast de “prestaties” en de “vorderingen” van het kind let de leerkracht ook sterk op het sociaal emotionele gedrag van het kind. Hoe gaat het kind met andere kinderen om? Is het een beetje opgewassen tegen druk? Is het kind misschien nog onzeker? Kortom: past het kind wel in groep 2?

Begint een kind eenmaal in groep 2 dan heeft het bewezen daaraan toe te zijn, zodat dán feitelijk pas echt een beetje over “prestaties” en “vorderingen” kan worden gesproken. Maar ook voor deze kleuters geldt dat ze nog steeds spelend leren. Pas aan het einde van groep 2 wordt beoordeeld of ze aan het “échte leren” in groep 3 toe zijn. Ook daarbij zal het oordeel van de leerkracht nog eens extra worden onderbouwd met de resultaten van een “toets”.

Duimzuigen

Gevoel van veiligheid en genot 

Veel baby’s duimen of zuigen op een speentje. Dat geeft hen een gevoel van veiligheid en genot. Ze worden er rustig door. Hoe langer kinderen aan die zuiggewoontes vasthouden, hoe moeilijker deze zijn af te leren. Vanwege de nadelige gevolgen is het verstandig het duimzuigen of het gebruik van een speentje tijdig te stoppen.

Nadelen voor de kinderen:

– Ze krijgen een open mondgedrag: de mond blijft openstaan als de duim eruit gaat.
Er wordt dan door de mond geademd, waardoor de mondspieren verslappen.

– Er ontstaat een verkeerde tongligging: de tong blijft vaak onder in de mond liggen
en perst tussen de tanden. Dit veroorzaakt slissen.
– Er ontstaat een verkeerde uitspraak: voornamelijk de s, t, z, d, l, n.
– Ze krijgen een afwijkende gebitstand: de boventanden gaan naar voren staan,
waardoor de mond niet goed kan sluiten.

Al deze nadelen staan een goede taal-/ spraakontwikkeling in de weg.

Wat kun je als ouders aan duimzuigen doen? 

Het is raadzaam om al vanaf het 3e jaar de zuiggewoontes af te leren. In ieder geval vóór het wisselen van de tanden. Bespreek samen met je kind hoe je dat doet.

Bijvoorbeeld:

  1. Praat samen over de gevolgen van het duimen.Bijvoorbeeld “Door het duimen, duw je je tanden naar voren”.
  2. Plak een pleister op de duim.Nog beter: laat je kind dat zelf doen.
  3. Maakof koop een vingerpopje voor de duim.
  4. Beloonje kind als het een paar uur niet heeft geduimd.
  5. Laat je kind iets met beide handen vasthouden als jij aan het voorlezen bent: een knuffeltje, het boekje.
  6. Spreek een woord of gebaar af om het te helpen herinneren aan de afspraak.
  7. Zoek samen een leuke afbeelding uit, om boven het bed of bij de tv op te hangen als herinnering.
  8. Laatje kind een knuffel uitzoeken als het wil gaan duimen.
  9. Vertel dat kinderen die naar de basisschool gaan niet meer (of op een speen zuigen)
  10. Haal ’s avonds als je kind slaapt, de duim uit de mond en doe de open mond dicht.
  11. Geef je kind een complimentje, als het probeert het zuigen af te leren.

Vraag eventueel advies aan de logopedist.

 

Je tweede kind

Veranderde rol voor ouders

De geboorte van je eerste kind is heel bijzonder. Je wereld ziet er opeens heel anders uit.  Alles is nieuw voor je! De ene ouder leeft op een roze wolk en voor de ander kan het juist beklemmend zijn. Gun jezelf daarom de tijd om aan je nieuwe rol als ouder te wennen.

Bij de geboorte van je tweede kindje is de nieuwigheid er al een beetje af. Je weet hoe je je kunt voelen en wat je te wachten staat. Feitelijk heeft je eerste kind al een beetje de weg gebaand voor het tweede. Het is overigens helemaal niet zeker dat het daardoor voor jou wat gemakkelijker wordt. Ieder kind is immers verschillend!

Bij je eerste kind bouw je ervaring op met o.a. de peuterspeelzaal, de basisschool en eventueel de dagopvang. Bij je tweede kind weet je dat allemaal al. Misschien ging je tweede kind al mee om je oudste naar school te brengen. Zo wende het al een beetje aan de school en de klas, waardoor de eerste dag op school misschien wat minder emoties oproept, zowel voor je kind als voor jou.

Maar houd er wel rekening mee, dat je tweede kindje qua karakter en gedrag niet een kopie is van je oudste. Gelukkig heeft ieder kind een eigen karakter, een eigen willetje, een eigen “persoonlijkheid”.

De plaats in het gezin

De plaats in het gezin kan ongemerkt van invloed zijn op de opvoeding en zelfs de persoonsvorming van een kind.
De komst van een broertje of zusje kan bij het oudste kind tot enige jaloezie leiden, doordat het de aandacht van de ouders en anderen voortaan moet delen. Ouders gaan vaak overdreven bezorgd om met hun eerste kind, terwijl ze hun tweede kind al gauw wat meer vertrouwen geven. Het eerste kind heeft voornamelijk de ouders als “rolmodel”, terwijl het tweede kind zich meer spiegelt aan de oudste. Wat het oudste kind vaak zélf moet ontdekken kijkt het tweede kind van zijn of haar broertje of zusje af.

De komst van een tweede kind vraagt opnieuw een andere organisatie van jouw leven als ouder. Als bijvoorbeeld je jongste kind ’s middags gaat slapen kun je wat meer aandacht schenken aan je oudste kind. Onderschat overigens nooit het verschil in karakter en aanleg van je kinderen. Dat blijkt vaak al bij het leren praten, kruipen of lopen. Ook later zal blijken dat ieder kind zich op geheel eigen wijze ontwikkelt.

Tweeling

Sommige ouders worden verrast door de komst van een tweeling. Tweelingen hebben het voordeel dat ze al vanaf hun geboorte aan elkaar kunnen wennen. Soms neemt daarbij al gauw een van de twee ‘n beetje de leiding op zich.

Voor ouders is het vaak vanzelfsprekend dat ze op school bij elkaar in de klas komen.
Maar veel scholen denken daar anders over en plaatsen tweelingen zo mogelijk in verschillende groepen. Ieder kind maakt daar eigen vriendjes en thuis aan tafel kunnen ze ieder hun eigen ervaringen vertellen. Ze leren ook wat meer onafhankelijk van elkaar te denken en handelen en hun eigen aanleg en voorkeuren te volgen. Bovendien treedt het meest volgzame kind van de tweeling een beetje uit de schaduw van het wat meer dominante broertje of zusje.

Enig kind

Kinderen zonder broertjes of zusjes zijn een beetje vergelijkbaar met een eerstgeborene. Van jongs af aan praten ze vooral met volwassenen. Net als een eerste kind kunnen ze niet vergeleken worden met broertjes of zusjes en behoeven ze ook niet met hen te wedijveren. Ze staan soms wat minder open voor nieuwe ervaringen. Die verschillen behoren tot de dynamiek in een gezin en het ontbreken daarvan behoeft geen probleem te vormen.

Overigens kunnen enige kinderen soms wat minder zelfredzaam zijn, omdat ze, meer dan andere kinderen, gewend zijn wat vaker voor hulp bij hun ouders aan te kloppen. Allemaal bepaald geen onomkeerbare verschillen, zodat ze ook geen nadeel behoeven te vormen in de verdere ontwikkeling van het kind.

« Oudere berichten Recent Entries »