Category Archives: Praktische tips

Afscheid nemen

Houd het kort

Sommige kinderen kunnen maar moeilijk afscheid nemen van de ouder die hen naar school brengt. Ook voor ouders is het soms niet gemakkelijk hiermee om te gaan. Het beste is, om het kind op het stoeltje te zetten, één kusje te geven en dan weg te gaan. De leerkracht vangt het kind wel op. En meestal gaat het huilen over zodra de ouder uit het zicht is.

  • Bereid je kind thuis al voor: “ik geef je straks één kusje en dan ga ik echt weg.” Dat is voor je kind in het begin misschien nog even moeilijk, maar je zult merken dat het eventuele verdriet snel overgaat.
  • Herhaal dagelijks dit ritueel, tot je vanzelf merkt dat het niet meer nodig is.
  • Ga altijd op tijd naar school. Het is gemakkelijker afscheid nemen als de klas nog niet vol is.

Soorten basisscholen

Kies met zorg

Afhankelijk van de regio waar je woont is het mogelijk voor je kinderen een school te kiezen, die zoveel mogelijk aansluit bij jouw levensbeschouwing of andere voorkeuren.

Verreweg de meeste ouders kiezen voor hun kinderen een school in of dichtbij de wijk waar ze wonen. Eventueel kiezen ze dan een school die aansluit bij hun religie of andere levensbeschouwing. Vaak bestaat daarnaast de mogelijkheid te kiezen voor verschillende onderwijskundige richtingen. Voor sommige ouders zijn deze keuzes zo belangrijk dat ze bereid zijn een school te kiezen buiten de eigen wijk of zelfs buiten de stad of het dorp waar ze wonen.

  • Bijzondere scholen richten het onderwijs in volgens een klassiek model en werken met een specifieke levensovertuiging (bijvoorbeeld Rooms Katholiek, Christelijk od Islamitisch).
  • Openbare scholen richten het onderwijs eveneens in volgens een klassiek model en werken zonder een specifieke levensovertuiging.

Naast de hiervoor genoemde categorie van “bijzonder onderwijs” of “openbaar onderwijs” is het vaak mogelijk te kiezen voor een school, waarvan het onderwijs nadrukkelijk is ingericht volgens bepaalde onderwijskundige grondprincipes.
De belangrijkste voorbeelden hiervan zijn:

  • De Montessorischool  is gebaseerd op een door Maria Montessori ontwikkelde onderwijsmethode waarin de zelfstandige ontwikkeling voorop staat. Er wordt veel in niveaugroepen gewerkt.
  • Het Daltononderwijs gaat ervan uit dat elk mens in staat is verantwoordelijkheid te dragen voor zichzelf en zijn omgeving. De onderwijsmethode is er dan ook op gericht dat een kind vrijheid kan hanteren en eigen keuzes kan maken.
  • De Jenaplanschool werkt met niveaugroepen. Leerlingen die in leeftijd één tot drie jaar van elkaar verschillen, zitten samen in de zogenoemde stamgroepen. Jenaplan is geen systeem met vaste vormen en maakt onder meer gebruik van ervaringsgericht onderwijs.
  • De vrije School geeft onderwijs vanuit de antroposofie. Dit is een levensovertuiging (ontwikkeld door Rudolf Steiner), waarin men zich bewust wil worden wat “het mens zijn” betekent. In deze vorm van onderwijs wordt grote waarde gehecht aan de ontwikkeling van sociale vaardigheden en creativiteit. Leerkrachten kijken daarom extra gericht naar de mogelijkheden die elk kind in zich draagt.

Naast de hiervoor genoemde varianten op de klassieke basisschool zijn er nog diverse andere, meestal minder bekende varianten, zoals bijvoorbeeld de “Nutsschool”, de “Iederwijs school”, “de Freinetschool”, de “Steve Jobs (I-pad) school”, de “flexibele school” en dergelijke. Ik laat deze hier vooralsnog buiten beschouwing.

Controle

De kwaliteit van een basisschool wordt gecontroleerd door de Onderwijsinspectie. Naast de Cito-scores, het aantal zittenblijvers en het lesmateriaal kijkt deze ook naar de sfeer op school en naar de manier van lesgeven. Soms wordt een school als zwak beoordeeld en komt onder toezicht van de inspectie te staan. 

De inspectierapporten van alle scholen staan op het internet (www.owinsp.nl). Zeker ouders die nog een school voor hun kinderen gaan kiezen raad ik beslist een bezoekje aan deze website aan.

Schoolkeuze

De beste school bestaat niet

Een basisschool kiezen voor je kind is niet gemakkelijk. Want hoe weet je wat het beste past bij je kind, waar moet je op letten en hoe kom je aan de juiste informatie? De beste school bestaat niet! Het gaat erom welke school het best past bij jouw kind en jou als ouder en opvoeder. Welke school dat is, hangt af van jouw persoonlijke criteria en welke verwachtingen jij hebt ten aanzien van de basisschooltijd en de ontwikkeling van je kind(eren).

Waar moet je op letten als je een school voor je kind gaat kiezen?
De volgende vragen kunnen je hierbij misschien helpen.

  1. Is het een bijzondere of openbare school?
  2. Hoe is de sfeer op de school?
  3. Ziet de school er netjes uit?
  4. Hoe groot zijn de groepen?
  5. Zijn er voldoende leerkrachten?
  6. Is er extra zorg op school en hoe is die geregeld?
  7. Gaan de kleuters meteen hele dagen naar school?
  8. Zijn er wen-ochtenden voor de kleuters?
  9. Hoe is de communicatie met de ouders over problemen en vorderingen?
  10. Hoe worden de leerlingen beoordeeld?
  11. Wat verwacht de school van ouders?
  12. Welke onderwijsmethode wordt er gebruikt?
  13. Is er een leerlingvolgsysteem?
  14. Doet de school mee aan de Cito-eindtoets?
  15. Beschikt de school over een pestprotocol?
  16. Krijgen de leerlingen huiswerk en zo ja, vanaf welke groep?
  17. Wat doet de school aan kunst en cultuur?
  18. Heeft de school goede afspraken met een naschoolse opvang?
  19. Hoe is de kwaliteit van de school volgens de Onderwijsinspectie?

Aarzel niet om bij scholen in de buurt hun schoolgids en schoolplan op te vragen. Daarin staan allerlei nuttige gegevens, die je doorgaans een goed beeld geven van de school. Dat geldt zeker als je deze informatie bij meerdere scholen opvraagt.

Herfstkinderen

Nieuwe mogelijkheid

In 2005 werd voor alle basisscholen het begrip “herfstkinderen” geïntroduceerd, om nog meer de behoeften en ontwikkeling van kinderen centraal te stellen. Sindsdien mogen kinderen die in oktober, november of december 4 jaar worden direct naar groep 1.  In uitzonderlijke gevallen krijgen kinderen die zich direct positief onderscheiden daardoor de kans al het volgende schooljaar door te gaan naar groep 2. Vroeger bestond deze mogelijkheid niet en moesten deze kinderen na de zomer in principe in groep 1 blijven.

Emotionele ontwikkeling

In de groepen 1 en 2 zijn de emotionele ontwikkeling en het spelen en werken heel belangrijk. Het gaat dus niet alleen om bijvoorbeeld taal en rekenen, hoewel ook deze vaardigheden voldoende moeten worden ontwikkeld.

Het is niet zonder risico voor de verdere schoolcarrière van een kind, als het te vroeg doorstroomt naar een hogere groep. De groei en ontwikkeling in de eerste schooljaren vormen namelijk een belangrijk fundament voor het zelfbeeld en het zelfvertrouwen van het kind. Als voor herfstkinderen de leertijd in groep 1 wordt verlengd, kunnen zij voldoende groei- en ontwikkelingsvoordeel opdoen. Zij krijgen zogezegd voldoende tijd om te rijpen.

Pas tussen het 6e en 7e jaar is het zenuwstelsel van een kind voldoende uitgebalanceerd om serieus te gaan leren. Daarom kunnen herfstkinderen die in het najaar in groep 1 zijn gekomen alleen in zeer uitzonderlijke gevallen al direct het volgende schooljaar naar groep 2!!

Thuis oefenen

Het leren staat nooit stil

Een kleuter leert al spelend! Ouders kunnen daar thuis op inspelen. Bijvoorbeeld tijdens het eten, het aan- en uitkleden, TV kijken, het naar bed brengen, etc. Tijdens het tafeldekken bijvoorbeeld kun je het reken- en denkvermogen van je kind vergroten. “Hoeveel borden moeten er op tafel?” Tijdens een gezellig gesprek leert het te luisteren naar anderen en kan het zelf ook iets vertellen. Ook bijvoorbeeld het beleven van de seizoenen daagt je kind uit om te leren. In de herfst kun je samen in het bos spullen verzamelen, zoals eikeltjes, kastanjes of noten (ordenen). In de winter kan je kind leren van tegenstellingen (warm en koud, licht en donker, vriezen en smelten). In de zomer kun je met je kind(eren) tikkertje spelen (sociaal), in de lente bloemennamen leren (taal) etc. Hieronder enkele mogelijkheden om je kind thuis te helpen:

Puzzelen

Ieder kind heeft wel een puzzeltje. Probeer eens met een keukenwekker een puzzeltje te laten leggen. Hoe snel zijn ze? Hoe geconcentreerd zijn ze? Of laat ze twee puzzeltjes tegelijk maken.

Opdrachtjes 

Geef je kind af en toe eens eenvoudige opdrachtjes, zoals: “Pak je schoenen, je jas, je tas”, “Zet je beker op het aanrecht”, “Trek je pyjama aan”, “Leg de lepels in de la”, etc. (begrijpen en kennen ze de opdrachten?) Probeer ook eens twee opdrachten tegelijk te geven: ‘pak de schaar en doe daarna de deur dicht’.
Laat je kind bijvoorbeeld ook eens meehelpen met het tafel dekken: “Hoeveel vorken, messen, borden moeten er op tafel komen?” Laat ze maar eens tellen. Zo leren kinderen al spelend. óók thuis!!

Zelfredzaamheid

  • Leer je kind zichzelf eens aan- en uit te kleden.
  • Probeer eens of je kind zelf een boterham kan smeren.
  • Laat je kind zelf fiets zijn of haar fiets pakken uit de berging.
  • Laat je kind zelf fietsen.
  • Laat je kind zelf naar de wc gaan en billen afvegen.
  • Laat je kind zelf dingen bij elkaar zoeken, zodat het leert sorteren!

Zelf lezen

Wanneer je kind zelf wil lezen en het is eraan toe, dan kun je het helpen door de letters spellend uit te spreken zoals je die hoort. Bijvoorbeeld het woordje “maan”, de m (is m, geen em), aa (is aa ), n (is n geen en). Je gebruikt de klanken. Dus alle letters spreek je uit zoals je die zegt in een woord. Zo leren kinderen dat ook op school. Het is handig als ouders dit ook zo doen. De lettercombinaties zoals: aa, oo, ee, uu, oe, eu ui, au en ou spreek je ook zo uit. Bij de bibliotheek zijn boekjes te leen voor beginnende lezertjes; de z.g. de maan-roos-vis-boekjes.

Rekenen

  • Laat je kind meehelpen met het opruimen van het speelgoed.
    • “Hoeveel auto’s of poppen kunnen er in een bak?” (Tellen)
    • “Leg je knuffels eens van groot naar klein op je bed?”
  • Laat je kind voorwerpen in huis tellen en vergelijken.
    • “Hoeveel schoenen er zijn?”
    • “Zijn alle schoenen even groot?”
  • “Hoeveel stappen is je slaapkamer, de keuken, de gang?” (Meten)
  • “Hoeveel treden heeft de trap?”
  • “Ik zie, ik zie wat jij niet ziet en het is van hout of rond of je kunt het opeten, of is het van jou” (ordenen en vergelijken)
  • Geef je kind een doos met knopen en laat het deze sorteren op kleur, grootte, vorm. (Ordenen)
  • Met gezelschapsspelen kun je tellen. “Hoe lang moet ik op mijn beurt wachten?” (Tijd)
  • Laat je kind eens meehelpen pannenkoeken te maken. Meel wegen, eieren tellen, melk afmeten.
  • Hoeveel pannenkoeken zijn er gemaakt? Hoeveel van de pannenkoeken denk je op te kunnen eten? Zijn er nog pannenkoeken over? (Wegen, meten, getal besef)

Spelen en leren in de vakantie

  • Geef je kind eens een bak met water, een emmertje zand of wat wasknijpers. Daarmee kun je prima hun creativiteit, motorische vaardigheden of rekenvermogen stimuleren.
  • Ook het gewone buitenspelen met kinderen uit de buurt is al leuk. Zo leren ze om met elkaar om te gaan, te delen en te communiceren.
  • Ze kunnen in een bos rennen, een hut bouwen van takken, of verstoppertje spelen achter de bomen.
  • Een bezoekje brengen aan een kinderboerderij, een dierentuin? Zo leren kinderen de dieren kennen. Bijvoorbeeld zijn het grote dieren? Wat doen ze? Wat eten ze? Hoe lopen ze? etc.
  • Een bezoekje aan de speeltuin, zo kunnen ze hun energie kwijt. Ook hier leren ze van!
  • Tijdens uw reis met de auto kunnen de kinderen bijv. alle rode auto’s tellen, of paarden of caravans.
  • In een zwembad of op het strand doen kinderen weer andere ervaringen op. In en uit het water rennen, lekker poedelen met of zonder zwembandjes, in het zand naar hartenlust graven en bouwen.
  • Geef je kind tijdens het spelen met zand eens verschillende vormpjes, bakjes of bekers. Ook schelpen en knopen zijn erg leuk om de zandtaartjes te versieren.
  • Met stoepkrijt kunnen de kinderen leuke tekeningen maken of een hinkelbaan. Laat ze cijfers of letters erbij tekenen. Laat ze hinkelen, springen, vooruit of achteruit, of op één been.
  • Tijdens het hinkelen kan je kind de cijfers, letters of de tekeningen benoemen.
  • Ook dichter bij huis zijn er allerlei spelletjes te bedenken. Bijvoorbeeld het gooien en vangen van een bal. Goed voor de oog-handcoördinatie van je kind.
  • Laat de kinderen eens tegen open waterflessen voetballen, het kost niets en het water is goed voor het gras.
  • Met springtouwen en elastieken oefenen de kinderen hun behendigheid.
  • Ook spelen in een nabij gelegen parkje of speeltuintje is fijn.
  • Bij slecht weer kunnen kinderen lekker knutselen met schaartjes lijm, karton, lege wc-rollen en natuurlijk met verf, stiften en potloden.

Het mag duidelijk zijn: Je kind behoeft zich in de vakantieperiode écht niet te vervelen!

Jarig zijn op school

Je kind in het middelpunt

Jarig zijn op school is voor kleuters erg spannend. Ze zijn het middelpunt van de dag, ze mogen trakteren en worden toegezongen. Soms mag je kind een rondje langs de klassen maken en de andere juffen mee laten feesten door hen ook een traktatie aan te bieden.

Best leuk!

Het ene kind vindt het erg leuk, terwijl het andere kind het nog een beetje eng vindt. De juffen weten dan precies hoe ze het moeten aanpakken en zorgen ervoor dat ook deze kinderen het leuk gaan vinden. De verjaardag wordt vaak aan het begin van de dag gevierd. Op veel scholen mogen de ouders er gezellig even bij blijven. Vraag eventueel even aan de leerkracht of je de verjaardag in de klas mag vastleggen op foto of video. Leuk voor Facebook of het familiealbum!

Feestmuts

De jarige krijgt natuurlijk een feestmuts op en mag vertellen wat voor cadeautjes hij of zij gekregen heeft. Er worden feestliedjes gezongen met of zonder instrumentjes en het hoogtepunt is natuurlijk het trakteren. Door hun ervaring slagen juffen of meesters er doorgaans prima in van een kleuterverjaardag een leuk feestje maken.

Na afloop van het feestje gaan de ouders weer naar huis en kan het programma in de klas doorgaan. De jarige blijft in het middelpunt, want die mag meestal kiezen welk verhaaltje de juf gaat vertellen, welke spelletjes er gedaan worden, welke kinderen er mee mogen om een rondje langs de klassen te gaan etc. Zo wordt zo’n dag extra feestelijk gemaakt voor de jarige.

Traktatie

Er zijn erg leuke traktaties te bedenken. Het liefst natuurlijk gezond!

Enkele voorbeelden:

  • kleine zakjes chips
  • stukjes kaas of worst op prikkers
  • worstjes in bladerdeeg
  • doosjes met krenten
  • stukjes fruit aan spiesjes
  • leuke kleine verrassinkjes in de vorm van potloodjes, grappige gummetjes of puntenslijpers, ballonnetjes, leuke bekers, etc.

Sommige ouders maken het zelfs nog feestelijker door alles in een gezellige met ballonnen versierde feestmand of doos aan de klas te presenteren. Eventueel kan er een leuk verrassingspakketje worden geknutseld. Zo is iedere verjaardag voor een kleuter altijd één groot feest!!

Afwijkende ontwikkeling van kleuters

Omdat ieder kind anders is

Ieder mens is verschillend, dus dat geldt ook voor kleuters. Daarom zetten wij de meest voorkomende “afwijkingen” in de ontwikkeling van kleuters op een rijtje.

Achterstand in de motoriek:

  • Het kind heeft problemen met fijn motorische taken, zoals knippen en knutselen
  • Het kind is onhandig (veel vallen, stoten, dingen omstoten)
  • Het kind heeft een houterige motoriek of een opvallende houding
  • Het kind heeft geen plezier in bewegen (gymlessen, spelen op straat)
  • Het kind heeft veel angst in bewegingssituaties (schommelen, klimmen, springen)
  • Het kind overschat of onderschat zichzelf bij bewegingstaken
  • Het kind heeft te weinig of juist te veel spierkracht

De leerkracht kan bepaalde oefeningen geven, om de achterstand te verhelpen. Mochten deze niet helpen, dan kun je als ouder overwegen om een therapeut in te schakelen.

Achterstand in taalontwikkeling

Heeft je kind bij het begin van groep 1 een taalachterstand in het Nederlands? Misschien heeft het te weinig Nederlands gehoord en gesproken. Maar ook als een kind thuis Nederlands praat, kan het een taalachterstand hebben.
Misschien heb je te te weinig met je kind gepraat of te weinig voorgelezen. Kinderen moeten ook moeilijke woorden en lange zinnen kunnen begrijpen.

Zoek de schuld van een taalachterstand bij je kind niet te gauw bij jezelf. Niet alle kinderen nemen even snel op. Taalachterstand kan ook te maken hebben met de aanleg van je kind. Misschien is het niet zo’n snelle leerling of heeft het niet zo’n goed taalgevoel. Soms is er een andere oorzaak. Dan is een kind bijvoorbeeld dyslectisch of heeft het al een taalachterstand opgelopen doordat het doof of slechthorend is.

De leerkracht of de remedial teacher (een ondersteunende leerkracht) zal je kind dan een aantal weken een speciaal ontwikkeld lesprogramma geven. Vaak wordt de taalachterstand daardoor al snel ingelopen. Thuis kun jij je kind ook helpen door veel met hem of haar te praten en boekjes te lezen.

Achterstand in spraak
Als ze op school komen, kunnen sommige kinderen bepaalde letters nog niet uitspreken. Dat is meestal geen probleem. Doorgaans gaat dit al over als kinderen een paar weken op school zitten. Zo niet, dan kan de school een logopediste inschakelen.

Hakkelen 
Dit is het niet vloeiend spreken en kan op verschillende manieren tot uiting komen. Bijvoorbeeld:

  • Herhalen van klanken (b-b-b-boek), woorddelen (ta-ta-ta-tafel) of woorden (ga-ga-ga je mee?),
  • Verlengen van klanken (mmmmag ik mee?),
  • Vast blijven zitten op bepaalde klanken door grote spierspanning en blokkeren van de adem;
    je wil iets zeggen, maar het lukt niet.

Tijdens de spraak-/taalontwikkeling (tot circa 6 jaar) maken sommige kinderen een periode door waarin zij hakkelend of haperend spreken. Een kind in deze ontwikkelingsfase is nog niet altijd in staat zijn gedachten om te zetten in woorden en zinnen. Wanneer het iets te gehaast of gespannen wil vertellen, struikelt het soms over zijn woorden. Dit is normaal tijdens de spraak- / taalontwikkeling.

De onregelmatigheden verdwijnen meestal als het kind zijn gedachten beter onder woorden kan brengen. Het hakkelen of haperen hoeft beslist geen stotteren te worden.

Hoogbegaafd

Sommige kinderen lopen (ver) voor qua ontwikkeling. Ze komen vaak goed uit hun woorden, snappen de opdrachten direct en vinden het leuk om moeilijke dingen te doen. Als dat het geval is dan zorgt iedere goede school voor een aan het kind aangepast programma om hem/haar te blijven uitdagen.

Continurooster of overblijven

Continurooster 

Steeds meer scholen hanteren een continurooster, waarbij de kinderen tussen de middag op de school blijven lunchen.

De kinderen gaan dan niet meer naar huis en de ouders behoeven zich geen zorgen te maken over de opvang op het middaguur. Dat is eigenlijk wel prettig, omdat de kinderen dan rustig in hun eigen klas kunnen lunchen. Het gehaast om snel thuis te gaan eten en weer op tijd terug op school te zijn leidt vaak tot onnodige hectiek. De kinderen eten en drinken op een vaste tijd op school hun meegebrachte lunch, waarna ze gelegenheid hebben om even tot rust te komen.

Als iedereen klaar is gaan ze,  meestal onder begeleiding van hulpouders, buiten of binnen spelen, afhankelijk van het weer. Overall genomen vinden zowel de ouders als de kinderen dit een prettige werkwijze. De kinderen voelen zich doorgaans erg op hun gemak.

Sommige scholen hanteren een zogenaamd “5 gelijke dagen model”, waarbij de school iedere dag op dezelfde tijd begint en eindigt. Andere scholen werken op maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag een beetje langer door, zodat de kinderen op woensdagmiddag eerder vrij zijn. De meeste scholen kennen afwijkende schooltijden voor de kinderen van groep 1. Die gaan bijvoorbeeld een halve dag minder naar school dan de andere groepen. Andere scholen hanteren voor de gehele onderbouw (groepen 1 t/m 4) afwijkende schooltijden.

Alle kinderen zijn vanaf de leeftijd van 5 jaar leerplichtig, maar voor de laagste groepen in het basisonderwijs is het verplichte aantal lesuren per jaar wat lager.

Overblijven

Bij scholen zonder continurooster gaan de kinderen tussen de middag in principe een uurtje naar huis voor de lunch. Desgewenst kunnen de kinderen dan wél overblijven. Onder begeleiding van overblijfkrachten worden de kinderen dan opgevangen om in bijvoorbeeld de aula of een klaslokaal hun lunchpakketje te nuttigen. Meestal zitten de kinderen met hun eigen groep of met alle groepen bij elkaar. Soms hebben kinderen wat moeite met de omschakeling van de leerkracht naar de overblijfkracht en verloopt het overblijven een beetje onrustig. Kinderen die de hele ochtend al moeten stilzitten, luisteren etc. willen soms even uit de band springen. Daarom wordt er doorgaans gelukkig voldoende tijd ingepland om te spelen.

Begin van de schooldag

Een goede start

Geef als ouder het goede voorbeeld door tijdig naar school te gaan en zo mee te werken een goede start van de schooldag in de klas. Daarom enkele praktische tips over hoe je bijdraagt aan de noodzakelijke discipline en rust.

  1. Het is gezond om lopend of op de fiets naar school te gaan.
  2. Zorg dat je op tijd bent. Je kind kan dan in alle rust zijn ding doen.
  3. Laat je kind z’n jas zelf ophangen en de tas wegzetten.
  4. Laat je kind zelf z’n stoel zoeken. Vaak heeft ieder kind een “eigen” stoel met naam.
  5. Ga niet op een stoeltje zitten van een ander kind of op een tafel. (slecht voorbeeld!)
  6. Uitgebreid “bijpraten” met andere ouders doe je niet in de klas. Dat zorgt voor onnodige onrust.
  7. Mededelingen kun je doorgeven aan de leerkracht, liefst op een briefje.
  8. Het is soms best druk op de ochtend.

Probeer het afscheid altijd zo kort mogelijk te houden. Dat is beter voor het kind, vooral als het hier veel moeite mee heeft. Het went zo eerder aan de nieuwe situatie. De juf weet het kind meestal snel te bedaren.

  1. Probeer ook niet nog eens bij een raam te zwaaien, ook dat veroorzaakt onrust in de klas.
  2. Eigen speelgoed is voor thuis. Neem het niet mee naar school. Dat kan strijd veroorzaken, maar ook kan het kwijt raken of stuk gaan.

Vooral bij scholen in de buurt van drukke wegen of gevaarlijke verkeerssituaties is het vaak raadzaam te kiezen voor het te voet of op de fiets naar school brengen van je kind. Daarmee draag je bij aan het verminderen van de verkeersdrukte. Zo bevorder je de verkeersveiligheid en help je eventuele parkeerproblemen in de buurt van de school te beperken.

Omgaan met koppig gedrag

Het hoort er allemaal bij…

Ieder jong kind maakt een koppigheidsfase door. Op zich is dat normaal, maar het stelt ouders soms wel voor de nodige uitdagingen. Rond het tweede jaar komt een peuter in de zogenaamde “koppigheidsfase”. Dat is een moeilijke fase voor zowel de ouders als het kind. De peuter is veel aan het ontdekken, wil alles zelf doen en zegt vaak “nee”. Hij of zij is dwars en gaat tegen de regels van de ouders in. Deze fase wordt ook wel de “peuterpuberteit” genoemd.

Deze fase is een noodzakelijk onderdeel van de ontwikkeling van het kind. Het is de eerste stap naar individualisering en zelfstandigheid. Je kind ontdekt wie hij of zij is, met een eigen wil en een eigen mening. Het ene kind kan veel koppiger zijn dan het andere, waarbij het karaktertje ook een belangrijke rol speelt. Ook jouw reactie beïnvloedt het gedrag van je kind.

Maakt het kind deze koopigheidsfase niet door dan kan het later moeilijkheden krijgen met het stellen van grenzen. Het vertoont dan juist bazig gedrag en heeft vaak moeite met de omgang met leeftijdgenoten. Zo’n kind heeft er vaak moeite mee rekening te houden met de wensen van anderen. 

Hoe omgaan met koppig gedrag?

Het omgaan met dergelijk koppig gedrag vraagt het nodige geduld en begrip. Geef dus duidelijke grenzen aan en wees consequent (“nee” blijft “nee”). Probeer als ouder zo min mogelijk boos te worden en leer je kind dat het met huilen of een driftbui niet z’n zin kan doordrijven.

Het is belangrijk:

  • dat de peuter de ruimte krijgt om dingen op zijn of haar eigen manier te doen.
  • dat de peuter voelt dat hij een eigen mening mag hebben en ook weleens “nee” mag zeggen.
  • dat de peuter ook leert dat niet alles kan gaan zoals hij of zij dat wil.
  • dat de peuter rekening moet houden met de wensen van anderen.

Afleiden kan soms heel goed helpen bij het bijsturen van het koppige gedrag van je kind. Geef je peuter het gevoel dat je juist meewerkt. Met wat humor, veel geduld en begrip kunnen ouders en kind prima door deze fase heen komen.

« Oudere berichten Recent Entries »