Category Archives: Thuistips

Kleutertips voor opa’s en oma’s

Opa’s en oma’s zijn allemaal verschillend, maar meestal vinden ze het heel leuk om af en toe op te passen op hun kleinkinderen. Maar ook om hen gewoon eens te ontvangen om leuke dingen te doen, incidenteel of juist heel regelmatig. Zulke gelegenheden lenen zich bij uitstek om de band tussen de grootouders en hun kleinkinderen te versterken door samen gezellige en zo mogelijk leerzame dingen te ondernemen. Komen de kleinkinderen op bezoek maak dan liefst vooraf voor jezelf al een globale dagindeling. Daardoor hoef je niet na te denken wat je wilt gaan doen en je kunt de plannen altijd nog bijstellen. Afhankelijk van bijvoorbeeld het seizoen kan men kiezen om binnen te blijven of juist naar buiten te gaan. Daarom hieronder wat suggesties voor activiteiten binnen en buiten.

Voorlezen: kies leuke boeken uit, die je kunt bekijken. Er zijn ook verschillende boekjes over opa’s en oma’s. Laat de kinderen ook eens kiezen. (kijk bij voorlezen)
Knutselen: lekker alles aan elkaar laten plakken, laat ze proberen te knippen, te scheuren, lekker alles kleuren met wascokrijtjes of kleurpotloden. Bewaar wc-rolletjes, eierdozen, plastic flesjes, om er iets leuks van te maken. Laat ze zelf er iets van maken. (of zie knutselvoorbeelden) Ook stickers plakken vinden kinderen leuk.
Tekenen: geef het kind een groot tekenblad en laat ze lekker tekenen, kleuren, verven, vingerverven, krassen, etc.
Puzzelen: kinderen vanaf 2 jaar kunnen eenvoudige knoppuzzeltjes, met leuke dierenafbeeldingen, of leuke vormen, al zelf maken.
Pc of tablet: ook hierop spelletjes doen, is voor kinderen een uitdaging. Ze kunnen bijv. plaatjes inkleuren (met touchscreen) of een leuk boekje bekijken.
Tv kijken: er zijn leuke filmpjes, speciaal voor peuters en kleuters. (Baby Tv).
Liedjes zingen: Op YouTube vind je leuke kinderliedjes, die je mee kunt zingen. Of gebruik eigen liedjes met muziekinstrumentjes; trommeltje, fluitje, belletjes, tamboerijntje, etc.

kinderen hebben veel buitenlucht nodig, en het is ook leuk om de natuur te leren ontdekken, en vooral de veranderingen van de seizoenen te kunnen meemaken. Trek er daarom zo mogelijk eens met de kleinkinderen op uit.
In de lente alvast eens kijken of er al bloemetjes beginnen te groeien, of er al nieuwe blaadjes aan de bomen komen.
In de zomer is het natuurlijk het leukst om er op uit te gaan en veel dingen te zien en te ontdekken. Dingen doen die speciaal in dit seizoen horen: naar de speeltuin of dierentuin, lekker rennen in het bos, naar het strand, naar een park eendjes kijken, etc.
In de herfst een boswandeling maken, waarbij je kastanjes, eikels etc. kan zoeken en verzamelen, paddenstoelen of spinnetjes bekijken. Laten zien dat de bomen de blaadjes verliezen.
In de winter met dikke jassen aan, muts op, en sjaal om. Misschien dat er wel sneeuw ligt, dus lekker sleeën of sneeuwballen maken, ook leuk is een pindaketting maken voor de vogels en die in de tuin ophangen.

Tenslotte een paar globale opmerkingen bij de hiervoor genoemde activiteiten:

Zowel het bezoeken van de binnen- als de buitenspeeltuin zet kinderen aan tot bewegen. Vooral in deze tijd, waarin kinderen vaak al weinig met vriendjes buitenspelen en ze liever kiezen voor Tv-kijken of spelen op een tablet.  De speeltuin is heel geschikt voor de “grove motoriek” van kinderen, net als bijvoorbeeld de gymles op school.

Heel vaak komt een kleuter niet alleen naar opa en oma, maar komt er ook een broertje of zusje mee. Vandaar wat meer algemene opmerkingen over het voorlezen aan jonge kinderen, dus ook aan peuters:  zie ook “voorlezen en vertellen” bij Bibliotheekbezoek. (Als je zinnen uit een kinderboek letterlijk voorleest is dat voor baby’s en peuters, nog niet te begrijpen. Maar bij prentenboeken kun je de plaatjes aanwijzen en erbij vertellen wat het is. Ze leren zo de betekenis van de plaatjes. Laat ze die woorden ook eens nazeggen. Daarmee leren ze spelenderwijs ook de juiste uitspraak van het woord. Het is immers nooit te vroeg om een kind te helpen bij het ontwikkelen van een woordenschat. Leg eventuele moeilijke woorden uit en maak er eventueel beweging bij. Bijv. bij het woord “bibberen”. Benoem ook eens de kleuren in de plaatjes; “kijk eens wat een mooie rode auto”, of “dat kindje heeft een groen broekje aan”. Stel ook vragen, zoals bijv. “wat doet hij daar?” of “hoe komt het dat, dat kindje huilt?” Zo leer je het kind al een beetje nadenken.)

Naar aanleiding van de plaatjes in een prentenboek kun je zelf wel een eenvoudig eigen verhaal vertellen, die voor een peuter wel te begrijpen is. Zoals bijv. “kijk dat hondje eens, die staat achter een boom.” Er zijn tegenwoordig prentenboeken zonder woorden, dus kun je naar eigen fantasie een leuk, spannend of mooi verhaal maken. Of laat de kinderen zélf vertellen wat ze zien.

Probeer eventueel van de lunch of het avondeten een leuk eetpartijtje te maken en gebruik de gelegenheid om met je kleinkind(eren) gezellig te praten. Stil moeten zijn onder het eten is natuurlijk niet meer van deze tijd, maar met volle mond praten doen we natuurlijk ook vandaag de dag niet! Waarschijnlijk overbodig voor opa’s en oma’s tóch wat suggesties voor de lunch:      
– Maak eens leuke broodfiguren met kaas, ham, pindakaas.
– Leg op een sneetje kaas ook eens een gezichtje van stukjes fruit (of groente?)
– Enne… jonge kinderen zijn dol op pannenkoeken, poffertjes, tosti’s en wentelteefjes.
– Bij het avondeten zeggen ze meestal geen “nee” tegen frietjes met kip en appelmoes, pizza, spaghetti met gehaktballetjes, etc.

Nabootsgedrag bij jonge kinderen

Nabootsgedrag is het gedrag van een kind dat gericht is op het kopiëren van wat andere mensen doen. Dit kan zowel bewust als onbewust zijn. Het is een belangrijke stap in de ontwikkeling van kinderen, omdat het hen helpt om nieuwe vaardigheden op te doen.

Nabootsgedrag begint al in de vroege kinderjaren. Baby’s van een paar maanden oud kunnen al beginnen met het kopiëren van eenvoudige gezichtsuitdrukkingen en bewegingen. Naarmate ze ouder worden, worden kinderen beter in het kopiëren van complexer gedrag. Bijvoorbeeld het gedrag van hun ouders, leerkrachten, of favoriete televisiepersonages. Nabootsgedrag is een belangrijke manier voor kinderen om te leren over de wereld om hen heen. Ze leren door te kijken naar anderen en hun gedrag te kopiëren. Dit kan hen helpen om nieuwe vaardigheden te leren, zoals lopen, praten, en eten. Het kan hen ook helpen om te gaan met nieuwe ervaringen met bijvoorbeeld sociale interacties, emoties en de wereld om hen heen.

Deze neiging tot nabootsgedrag kan dus gebruikt worden om kinderen allerlei dingen te leren. Bijvoorbeeld, naar het voorbeeld van de ouders, handen wassen, zingen, jas aantrekken, schoenen aantrekken, mee naar de winkel gaan en dingen uitzoeken en nog zoveel meer. Ouders kunnen kinderen stimuleren door ze bij verschillende activiteiten te betrekken. Bijvoorbeeld door hen te vragen mee te helpen de tafel te dekken en/of af te ruimen of mee te helpen inde tuin. Dat begint uiteraard met hele eenvoudige opdrachtjes en kan geleidelijk worden aangepast aan de groeiende vaardigheden van het kind.

Omdat kinderen leren door te doen en te bewegen spelen spel en beweging een belangrijke rol in de activiteiten in zowel de peuter- als kleuterklas. Door de neiging van kinderen om te willen ontdekken kunnen ze zich ontwikkelen en ontstaat langzamerhand een eigen levensstijl.

Ontdek de bibliotheek

Een bezoekje brengen aan de bibliotheek is voor peuters en kleuters altijd een feestje. Er is een groot aanbod aan boeken, die ze zélf mogen inzien. Er zijn veel soorten boekjes: prentenboeken, maar ook kartonnen boekjes waarbij je vaak bladzijdes kunt uittrekken of uitklappen om dan weer iets anders te zien, maar ook bijvoorbeeld stoffenboekjes en informatieboekjes.

Doorgaans zijn er in de bibliotheek allerlei leuke plekjes te vinden, om die boekjes eens samen met je (klein)kind te bekijken. En het leukste is, dat je die boekjes mee naar huis kunt nemen! Dus laat ze maar kiezen, welke boeken er mee mogen. En als ze na een tijdje alle meegenomen boeken hebben bekeken, ruil je ze gewoon weer om voor nieuwe. Dat is toch fantastisch! Voor kinderen is de bibliotheek gratis! Dus profiteer daarvan.

De mogelijkheden variëren uiteraard per bibliotheek, maar meestal zijn er ook voorleesfilmpjes, die kinderen kunnen bekijken op een schermpje. Deze zijn heel goed voor de taalontwikkeling van de kinderen. Er zijn verschillende digitale prentenboeken, die je zelf kunt inloggen met een (eveneens gratis) bibliotheekaccount. Bibliotheken organiseren vaak leuke activiteiten, zoals voorlezen door speciale voorleescoaches. Soms worden er ook schrijvers van boeken uitgenodigd, die dan iets vertellen over hun boek. Ook worden er weleens workshops gegeven, waarbij kinderen kunnen kiezen wat ze willen gaan doen of zien.  Vaak worden er activiteiten georganiseerd bij een speciale thema; een kleurwedstrijd, of knutselen / tekenen bijvoorbeeld in de Sinterklaastijd, Kersttijd en dergelijke. Sommige bibliotheken hebben “boekstartcoaches”, die tips geven aan ouders hoe je aan hele jonge kinderen (vanaf 3 maanden) een boekje kunt bekijken. En welke boeken er geschikt zijn. Ze geven gratis een boekstartkoffertje mee met daarin 2 babyboekjes, een boekenlegger en voorleestips. Kortom: in de bibliotheek komen talloze zaken bij elkaar die je kind en misschien ook jou als ouder enthousiast kunnen maken voor het heerlijke, ontspannende en interessante tijdverdrijf: lezen.

Aan hele jonge kinderen “echt” voorlezen, dus lezen wat er staat, is eigenlijk nog te moeilijk.
De zinnen in de boeken zijn voor peuters nog niet te begrijpen. Bij prentenboeken kun je de plaatjes aanwijzen en tegelijkertijd per plaatje vertellen wat het is. Wijs daarbij bijvoorbeeld de verschillende onderdelen van een plaatje aan, zoals vissen, vogels, huizen, auto’s, tractors en dergelijke. Kinderen leren zo de betekenis van de plaatjes. Laat ze die woorden ook nazeggen. Ook leren ze de juiste uitspraak van een bepaald woord. Dat is weer goed voor de woordenschat. Eveneens kun je bijv. de kleuren vertellen; “kijk eens wat een mooie rode auto”, of “dat kindje heeft een groen broekje aan”. Leg eventuele moeilijke woorden uit of maak er beweging bij.  Bijv. bij het woord “bibberen”.
Naar aanleiding van de plaatjes in een prentenboek kun je zelf wel een eenvoudig eigen verhaal vertellen, die voor een peuter wel te begrijpen is. Zoals bijv. “kijk dat hondje eens, dat staat achter een boom.” Stel ook vragen, zoals bijv. “wat doet hij daar?” of “hoe komt het dat dat kindje huilt?” Zo leer je het kind al een beetje nadenken. Er zijn tegenwoordig prentenboeken zonder woorden, dus kun je naar eigen fantasie een leuk, spannend of mooi verhaal maken. Of laat de kinderen zelf vertellen wat ze zien.

Het verschil tussen leren en opvoeden

Er is een groot verschil tussen leren en opvoeden, ook al kunnen ze feitelijk niet zonder elkaar.
De verantwoordelijkheid voor het leren ligt primair bij de school en de verantwoordelijkheid voor het opvoeden ligt primair bij de ouders. Het leren op school gebeurt vooral doordat de kinderen luisteren naar wat de juf of meester hen uitlegt. Daarna mogen ze het zélf proberen. Het opvoeden is daarentegen een doorlopend proces, waarin kinderen vooral aanwijzingen krijgen over wat er van hen verwacht mag worden, maar ook steeds feedback op hun werkelijke gedrag. Voor alle duidelijkheid: het leren houdt niet op buiten de poorten van de school en de opvoeding niet buiten het ouderlijk huis. Kinderen kunnen altijd en overal leren, ook van hun ouders, grootouders, oppas, gewoon buurtkinderen of van hun eigen ervaringen, óók de fouten. Daarnaast heeft de school wel degelijk ook een taak bij de opvoeding. Bijvoorbeeld bij het bijbrengen van discipline en goed gedrag naar andere mensen et cetera.
Feitelijk kun je het onderstaande lezen als een voortzetting van dit artikel over discipline bijbrengen, maar voor de leesbaarheid is het maar losgekoppeld. Er zit dus een grote component van discipline en zelfredzaamheid in, maar zeker ook je kind leren positief om te gaan met alledaagse dingen op zijn of haar levenspad.

Kinderen zijn niet gebaat bij ouders die alles voor hen oplossen, als ze het ook zélf zouden kunnen.
Weet je kind nog even niet hoe het een jas moet dichtritsen, overziet het nog even niet hoe het z’n kamer kan opruimen of hoe het een ruzietje met een vriendje moet bijleggen? Laat het eerst eens proberen om het zelf op te lossen. Lukt dat niet dan kun je ze zélf nog even uit de nood helpen. Leg daarbij uit wat je doet en dat ze dat uiteindelijk best zelf kunnen. Zeg niet te gauw “dat kun jij nog niet”. Daarmee kweek je bepaald geen zelfvertrouwen.

Vooral peuters en kleuters vinden het leuk als je ze een beetje betrekt in alledaagse werkjes in het gezin, zoals tafeldekken. Vanaf een bepaalde leeftijd kun je hen ook een concrete taak in het huishouden geven. Hun eigen rol dus, met een heel klein stukje verantwoordelijkheid. En dat hoeft niet per se georganiseerd te verlopen en altijd over dezelfde taken te gaan.

Een heel aardige manier om aandacht aan je kind te schenken is het samen doen van spelletjes. Daarbij is het verleidelijk om je kind gelukkig te maken door het in een spel te laten winnen. Zelf geniet je dan van dat lachende gezichtje en die uitbundigheid bij het behaalde succes. Maar laat het kind ook eens omgaan met verlies. Waarom zou je hier immers een kans laten liggen om je kind ook voor te bereiden op het feit dat het “in het echte leven” ook niet altijd zal winnen? Zorg ervoor dat je kind vertrouwd raakt met beide ervaringen, zowel die van het winnen als die van het verliezen.

Een kind goed opvoeden is niet hetzelfde als een kind voortdurend entertainen. Het is geen enkel probleem als je kind eens even niets om handen heeft. Daardoor kan het zelfstandig de wereld om zich heen ontdekken. Kijk maar eens hoe actief een baby in een box vaak al uit zichzelf is. In zekere zin moedigt het zelfs de creativiteit aan.

Soms kost het kinderen moeite het gedrag van anderen te begrijpen. Bijvoorbeeld wanneer het lang moet wachten bij de kassa, bij de dokter of een pretpark. Leg uit waarom dat is, zodat je kind meer empathie aan de dag zal gaan leggen, en vriendelijker zal reageren, vooral in een moeilijke situatie. Vaak kennen kinderen maar één goede manier om iets te doen, en dat is hun manier! Leer hen dat er voor iets vaak meerdere oplossingen zijn en soms nog creatiever ook. Dat je een omgekeerde emmer bijvoorbeeld óók als stoeltje kunt gebruiken of dat je een fietsje niet van een ander kind moet afpakken, maar het gewoon kunt vragen. Leg uit dat anderen sommige dingen misschien op hún eigen manier aanpakken.

Kinderen die delen met anderen of iets doen voor een ander, leren dat geven loont.  Leer je kind dat iedereen op zijn manier een verschil kan maken: door oud speelgoed en kleren te helpen inzamelen, door de speelplaats te helpen opruimen en dergelijke. Als er een keer een vriendje of vriendinnetje komt spelen vind je kind het misschien nog moeilijk z’n speelgoed te moeten delen. In dat geval kan het handig zijn als het bezoekende kind speelgoed meebrengt, waarmee jouw kind voor deze gelegenheid kan spelen.

Als je wilt dat je kind respect heeft voor anderen, dan zul jij dat in de eerste plaats zelf ook moeten hebben. Vertoon je respectvol gedrag naar je omgeving. Wacht je zélf soms fatsoenlijk op je beurt, houd je jezelf aan de (verkeers)regels en laat je in het bos of op het strand geen vuilnis achter.  Kinderen kopiëren je gedrag. Wat jij belangrijk vindt, zullen zij ook belangrijk vinden.

Het is belangrijk dat je kind het gezin als een prioriteit ervaart. Een probleem van werkende ouders is vaak dat ze weinig tijd hebben voor hun kinderen. Maar het is belangrijk om als gezin voldoende tijd samen door te brengen in dezelfde ruimte. In gezinnen waar het gezinsgevoel of het samen zijn een prioriteit is, zijn kinderen gemiddeld minder angstig en staan ze blijer in het leven. Voldoende ruimte scheppen voor echt samenzijn met het gezin kan een hele uitdaging zijn, vooral in deze tijd waar de afleiding door social media altijd op de loer ligt.

Breng je kind discipline bij

Discipline is een belangrijke vaardigheid die kinderen nodig hebben om succesvol te zijn in het leven. Het helpt hen om te gaan met hun emoties, verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen gedrag en om doelen te stellen en te bereiken. Er zijn veel verschillende manieren om kinderen discipline bij te brengen, en hier zijn een paar tips die kunnen helpen:

Wees duidelijk over je verwachtingen. Leg je kind duidelijk uit wat je van hem verwacht en waarom. Dit zal je kind helpen om te begrijpen waarom het zich gedisciplineerd moet gedragen.
Wees consistent. Kinderen leren het beste door consistentie. Als je duidelijke regels en verwachtingen hebt en deze consequent toepast, zullen kinderen leren dat je serieus bent over discipline.
Wees positief. Focus op het positieve gedrag van je kind en beloon het voor zijn goede keuzes. Dit zal je kind motiveren om zich gedisciplineerd te gedragen.
Wees geduldig. Discipline kost tijd en moeite. Het is belangrijk om geduldig te zijn met je kind en hem de kans te geven om te leren.
Wees een rolmodel. Kinderen leren door te kijken naar hun ouders. Als je wilt dat je kind gedisciplineerd is, is het belangrijk dat je zelf een voorbeeld bent.

Om kinderen zelfdiscipline bij te brengen dient men hen voldoende zelfbeheersing bij te brengen. Hen ook leren dat er consequenties vastzitten aan bepaalde acties. Voor het bijbrengen van discipline is soms een zekere druk nodig, die je beslist niet uit de weg moet gaan als je kind deze als onaangenaam ervaart. Natuurlijk wil je de relatie met je kind goed houden, maar je kunt ze nou eenmaal niet altijd alleen maar “pleasen”. Leven zonder conflicten is een utopie, dus moet je soms gewoon ingrijpen en je kind corrigeren. Als je duidelijk bent over je verwachtingen is het voor je kind gemakkelijker te begrijpen waarom je regels stelt.

Maak zoveel mogelijk duidelijk wat je van je kind verwacht. Geef bijvoorbeeld aan hoe lang het Tv mag kijken en houd het daaraan. Leg uit dat het in de supermarkt weliswaar mag helpen kiezen, maar dat jij beslist. Maak duidelijk dat zeuren, schreeuwen of huilen je kind niet helpt om alsnog z’n zin te krijgen en houd je daaraan! Zorg daarom wél dat je volledig achter je eigen keuzes staat, want niets is dodelijker voor discipline dan achteraf tóch toegeven aan het drammerige gedrag van je kind.
Oké, een enkele keer toegeven toont aan dat je ook maar een mens bent, maar maak er beslist geen gewoonte van!

Leer je kind dat het niet altijd recht heeft op jouw aandacht. Breng het bij dat het je niet moet onderbreken als je met iemand in gesprek bent. Bijvoorbeeld met de juf of met een andere ouder.
Is er iemand aan het woord, leer je kind dan te wachten met reageren tot er ruimte komt voor een reactie. Zo leert het dat zijn/haar eigen mening weliswaar belangrijk is, maar ook die van de ander.

Er zijn nog talloze andere manieren waarop je als ouder je kind discipline kunt bijbrengen, ook al in de kleuterfase. Enkele aspecten staan ook beschreven in deze blog over leren en opvoeden.

Een school kiezen voor je kind

Welke school je voor je kind kiest hangt sterk af van je persoonlijke situatie en voorkeuren.  Er is niet één standaard antwoord welke keuze de beste is. Daarom hieronder een aantal overwegingen die een rol kunnen spelen:

Voordat hun kind naar de basisschool gaat kiezen ouders meestal voor een kinderopvang of een peuterspeelzaal. Als je op zoek bent naar een fulltime opvang met een gevarieerd programma, dan is een kinderdagverblijf een goede keuze. Als je op zoek bent naar een parttime opvang die zich vooral richt op de sociale en emotionele ontwikkeling van je kind, dan is een peuterspeelzaal doorgaans een goede keuze.

De meeste ouders kiezen voor een kinderopvang of peuterspeelzaal in de buurt. Steeds vaker is dit een Integraal Kind Centrum (IKC) voor kinderen van nul tot dertien jaar, waar onderwijs, opvang en welzijnsactiviteiten zijn samengevoegd. School en kinderopvang vallen vaak onder één directie of bestuur en werken vanuit één pedagogische visie. Kinderen van de kinderopvang bij een IKC zijn doorgaans meteen verzekerd van een plek op de basisschool.

Het voorgaande komt er dus vaak op neer dat de keuze voor een kinderopvang of peuterspeelzaal tevens een keuze is voor de basisschool. Maar vaak zijn het praktische keuzes, ingegeven door bijvoorbeeld het gemak van de ouders of wat de meeste kinderen in de buurt doen. Meestal een veilige en praktische keuze dus, waar weinig nadelen aan kleven. Tóch zijn er veel ouders die zich zorgvuldig oriënteren, voordat ze een school voor hun kind kiezen.
Bijvoorbeeld door eerst eens een paar basisscholen in de buurt te bezoeken om een beetje een indruk op te doen over de sfeer daar. Het personeel, de omgang met de kinderen, het gebouw en eventueel zaken zoals de voor- en naschoolse opvang en dergelijke. Allemaal praktische zaken dus, die feitelijk nog niets te maken hebben met de onderwijskundige visie. Ga je deze aanpak volgen, bedenk dan wel dat je bezoek maar een momentopname is en je waarschijnlijk geen onderwijsdeskundige bent.

De hiervoor genoemde oriëntatie is feitelijk nog vrij oppervlakkig, maar kan wél goede informatie opleveren voor verder onderzoek. Iedere basisschool is verplicht een schoolgids op te stellen. Naast allerlei praktische zaken, zoals de schooltijden en vakanties staat daarin ook informatie over de inhoud en de aanpak van het onderwijs. Verder komen ook zaken aan de orde zoals kwaliteitszorg, passend onderwijs en dergelijke. Als ouders moet je er overigens maar op vertrouwen dat dit geen “dode letters” zijn, die niet door de feiten worden ondersteund.

Wil je meer weten over de onderwijsinhoudelijke kant van de school, dan kun je ook online bronnen raadplegen, met objectieve informatie over de school, zoals:
Onderwijsinspectie: Algemeen: https://www.onderwijsinspectie.nl/zoek-scholen
Onderwijsinspectie: Scholen op de kaart: https://scholenopdekaart.nl/
Onderwijsinspectie: Toezichtresultaten: https://toezichtresultaten.onderwijsinspectie.nl/
Alle cijfers:  https://allecijfers.nl/basisscholen-overzicht/

Elders op mijn weblog vind je meer informatie over de verschillende soorten basisscholen en hun specifieke betekenis. Bijvoorbeeld de verschillende “denominaties”, zoals katholieke, christelijke of openbare scholen, visies op het onderwijs, zoals Daltonschool, Jenaplanschool en dergelijke. De Vrijeschool en het Montessori onderwijs worden daarnaast nog wat uitgebreider beschreven.

Oppas opa en oma

Veel meer nog dan vroeger doen jonge ouders een beroep op de grootouders van hun kinderen voor allerlei praktische zaken, zoals het naar school brengen en ophalen van de kinderen, als kinderoppas en soms nog vele andere dingen. Verstandige grootouders beseffen dat hun kinderen, de ouders van hun kleinkinderen inmiddels volwassen zijn en bewaren voldoende afstand van hun jonge gezin. Het kan soms heel gevoelig liggen als grootouders zich bemoeien met de opvoeding van hun kleinkinderen, vooral als de inzichten daarover nogal verschillen. Onderschat echter niet de ruime ervaring waarover grootouders vaak beschikken. Zij hebben jou of je partner grootgebracht tot volwassen, zelfstandige mensen. Feitelijk ben je zélf het product van de opvoeding door je ouders. En als je ouders hun werk goed hebben gedaan ben je niet meer teveel van hen afhankelijk en heb je een eigen levensstijl en -visie ontwikkeld. Daardoor kan echter ook een verschil van inzicht bestaan over de opvoeding van de kleinkinderen. Opa’s en oma’s komen uit een andere tijd en zijn opgegroeid in een andere wereld dan jij en jouw kinderen. Maar daardoor zijn ze niet per definitie “ouderwets”. Nee, ze hebben veel levenservaring opgebouwd die jou kan helpen sommige onzekerheden te overwinnen. De normen en waarden van je (schoon)ouders mogen dan misschien net wat anders zijn dan de jouwe, daarmee zijn ze nog niet verkeerd.

Sommige familietradities zoals de manier waarop je Kerst viert en welke taart er gebakken wordt op verjaardagen zijn bij opa en oma begonnen. Nauw contact met jullie gezin leidt ertoe dat deze tradities voortgezet worden.

Als je vastzit in een vergadering of een monsterfile, is dat geen probleem zolang je kinderen bij opa en oma zitten. Veel soepeler dan een formele opvang.  Er is gelukkig geen sluitingstijd en er wordt geen gele kaart uitgedeeld als je  je te laat komt. Een oppasdag omruilen gaat meestal ook gemakkelijker.

Door samen met de kinderen spelletjes te doen, te koken, boekjes te lezen of naar de speeltuin te gaan, wordt er veel plezier gemaakt. Hierdoor wordt het gevoel van geluk vergroot en de band tussen de generaties versterkt.  
Een regelmatig contact tussen het kind en opa en oma zorgt voor een hechte band en een vertrouwd gevoel. Deze band kan heel bijzonder zijn. Opa en oma zijn namelijk niet de hoofdopvoeders van je kind. Ze zijn vaak minder streng dan jij en je partner, kunnen relatief veel tijd en aandacht in je kind of kinderen steken en maken veel plezier. Opa en oma zijn eigenlijk een soort speciale vriendjes voor je kind. Dit kan betekenen dat het kind sommige geheimen of problemen makkelijker deelt met opa en oma dan met jou. Beschouw dit van de positieve kant en wees in zo’n geval vooral niet jaloers.

Enkele opa en oma boeken

Montessori onderwijs

Het Montessorionderwijs is een onderwijsmethode die rond 1900 is ontwikkeld door de Italiaanse arts en pedagoge Maria Montessori. Zij ging ervan uit dat de eerste levensjaren van groot belang zijn voor de ontwikkeling van een kind. Zij ontwikkelde haar eigen materiaal en hechtte veel belang aan het betrekken van peuters en kleuters in het huishouden. Tot op vandaag wordt haar methodiek nog als actueel en relevant beschouwd. Het is gebaseerd op het idee dat kinderen van nature nieuwsgierig en leergierig zijn en dat ze het beste leren door te doen.
De Montessorimethode is gericht op het ontwikkelen van de zelfstandigheid, creativiteit en sociale vaardigheden van kinderen.

Enkele kenmerken van het Montessorionderwijs zijn:

Zelfstandig leren: Kinderen kiezen zelf hun werk en bepalen zelf hoe lang ze eraan werken.
Praktische activiteiten: Er wordt gebruik gemaakt van activiteiten die zijn gericht op het ontwikkelen van de zintuigen, de motoriek en de cognitieve vaardigheden van kinderen.
Orde en structuur: Om kinderen te helpen zich gefocust en gemotiveerd te voelen zijn Montessorischolen zeer ordelijk en gestructureerd.
Natuur: In het onderwijs wordt relatief veel aandacht besteed aan de natuur.
Samenwerking: Ook wordt kinderen geleerd om samen te werken en elkaar te helpen.
Het Montessorionderwijs is een populaire onderwijsmethode die wordt gebruikt over de hele wereld.

Het montessorionderwijs gaat ervan uit dat een kind een natuurlijke en noodzakelijke drang tot zelfontwikkeling heeft. De leerkracht volgt deze ontwikkeling biedt daarvoor de juiste omgeving en materialen aan. Zo leert een kind zo veel mogelijk in zijn eigen tempo.
De kinderen werken veel zelfstandig en in kleine groepjes, maar krijgen ook af en toe klassikaal les. Ook werken ze vaak met planners waarin ze bijhouden welke werkjes ze hebben gemaakt en wat ze nog moeten doen. Dit bevordert hun zelfstandigheid en geeft hen inzicht in hun eigen leerproces. Kinderen worden op een montessorischool altijd in een klas gezet met leerlingen van drie leeftijdsgroepen, wat als belangrijk wordt beschouwd voor hun harmonische ontwikkeling. Zo krijgt een kind immers de ervaring eerst de jongste, dan de middelste, en de oudste te zijn.
De Montessorimethode maakt gebruik van speciaal ontwikkelde leermaterialen, afgestemd op verschillende leeftijden en ontwikkelingsfasen. Eigenschappen van deze materialen zijn ondermeer:

Controle van de fout: het lesmateriaal maakt direct duidelijk wanneer een kind iets fout heeft gedaan. Daardoor krijgt het kind zelf inzicht in wat het fout heeft gedaan en hoe het dit kan verbeteren.
Centraal stellen van één vaardigheid: Bijvoorbeeld ordenen van klein naar groot met de roze toren.
Het gebruik van natuurlijke lesmaterialen: Bijvoorbeeld hout en stof.

De meeste montessorischolen hebben (in de kleutergroep) de volgende montessorimaterialen:

Zintuigelijk materiaal, zoals o.a. gehoorkokers, de bruine trap, roze toren en kleurspoelen;
Taalmateriaal, zoals o.a. schuurpapieren letters en taalsymbolen;
Rekenmateriaal, zoals o.a. het gouden materiaal (telkraaltjes), de honderdketting en rekenstokken;
Kosmisch materiaal, zoals o.a. insteekkaarten landen en vlaggenstandaard.(voor bovenbouw)

Curlingouders

Ieder kind begint als een onbeholpen wezentje, volledig afhankelijk van voornamelijk de ouders. Langzaam komt daar verandering in en bouwt het steeds meer de regie over het leven op. Net zoals je een kind van nature zonder spraakles tóch gaat praten ontdekt het ook van nature dat lopen leren ook met vallen gepaard kan gaan. Dikke bult voor het hoofd? Geschaafde knie? Tand door de lip?  Vette pech! Geen knie- en hoofdbeschermers nodig. Gewoon even troosten, eventueel kusje erop en vooral niet te dramatisch doen. Kleine ongelukjes overkomen je kind nou eenmaal, net zoals het weleens verkouden of grieperig wordt. Heel zielig, maar helaas hoort het erbij.

Onderschat als ouder niet het vermogen van je kind om zélf met tegenslagen om te gaan of kleine probleempjes op te lossen. Als jij steeds ieder probleem oplost, liefst voordat het voelbaar wordt leert je kind nooit om met risico’s en verantwoordelijkheden om te gaan. Heeft de juf je kind een keer bestraffend toegesproken, kom dan niet meteen verhaal halen. Is je kind thuis iets kwijt, laat het dan zélf zoeken waar het is. Help eventueel pas als het écht nodig is.
Laten we eens als voorbeeld nemen hoe je kind leert fietsen. Met een stepje of loopfietsje leerde het al een beetje hoe zoiets gaat. Zijwieltjes voorkomen eerst nog dat je kind omvalt. Maar dan komt het moment dat de zijwieltjes eraf kunnen. Durf dan op je kind te vertrouwen, ook al gaat het weleens verkeerd. Droog in dat geval de tranen en geef een dikke knuffel. Maar… het allerbelangrijkste héb je al aan je kind gegeven, namelijk zelfvertrouwen.
Het klinkt misschien wat vreemd, gun je kind zijn of haar fouten, frustraties, faalmomenten, teleurstellingen en moeilijkheden. Allemaal ervaringen om uit te groeien tot een evenwichtige en zelfredzame volwassene. Als je er oog voor hebt ontmoet je in het leven soms zélfs volwassenen die nog steeds niet zonder “de zijwieltjes” van hun ouders kunnen.

Het lijkt erop dat ouders steeds voorzichtiger met hun kinderen omgaan en iedere hindernis op hun levensweg willen wegnemen. Zij worden tegenwoordig “curlingouders” genoemd. Bij curling wordt een steen over het ijs geschoven en wordt de baan met bezempjes snel vrijgemaakt van sneeuw en andere obstakels. Curlingouders halen alle oneffenheden voor hun kind weg, waardoor ze niet leren dat zélf te doen  als de situatie erom vraagt. Op weg helpen is goed, maar onderschat niet welke problemen ze best al zélf kunnen oplossen.

Thuis helpen met rekenen

Eerst besef ontwikkelen

Kleuters krijgen in de groepen 1 en 2 nog geen rekenonderwijs zoals in de groepen 3 t/m 8. Daarvoor wordt al wél een basis gelegd, door het besef te ontwikkelen van tijd, ruimte, getallen en dergelijke. Als je begrijpt waar de school van je kind mee bezig is kun je daar misschien thuis op inspelen.

Ontdekken

Het begint eigenlijk al in de peuterleeftijd van 2 – 3 jaar, als je kind langzaamaan de wereld om zich heen begint te ontdekken. Zo ontdekt het vaak het verschil al tussen 1 of 2 dingetjes en heel veel. Geleidelijk aan kan het ook al zeggen hoe oud het is en steekt soms met trots een paar vingers in de lucht. Het kan al dingetjes ordenen, alle grote auto’s bij elkaar zetten en alle kleine. Het beseft dat getallen iets betekenen. Dit wordt ook wel “ontluikende gecijferdheid” genoemd.

Tellen

Een kind van 4 jaar kan vaak al de telrij opnoemen (het akoestisch tellen) zonder echte kennis van het getalbegrip. Daarom wordt in groep 1 en 2 geoefend met telliedjes, -versjes en -bewegingen. Ook het tellen van hoeveelheden in allerlei situaties is van belang bij het aanvankelijk rekenen, net als het herkennen van begrippen zoals veel/weinig of meer/minder.

In de kleutergroepen leert je kind voorwerpen tellen, terwijl het deze aanwijst. Dit wordt ook wel aangeduid als “synchroon tellen” en is een belangrijke schakel in het rekenproces. Een voorwerp mag niet twee keer worden benoemd, maar ook niet worden overgeslagen.

Ook leert je kind verschillende functies van getallen. Bijvoorbeeld:

  • Aantallen kunnen benoemen: zoals 5 potloden, maar ook 5 kraaltjes of 5 poppen
  • Getallen kunnen benoemen: dat is de 3, dat de 4, en daarna komt 5, 6, etc.
  • Naamgetallen: bijvoorbeeld ik woon op huisnummer 7
  • Meetgetallen: mijn zusje is 4 jaar
  • Rekengetallen: 1 en nog 1 erbij is bij elkaar 2

Zo ontwikkelt Je kind geleidelijk steeds meer inzicht in de verschillende betekenissen en functies van getallen en de relaties ertussen. Deze ontwikkeling heet ‘beginnende gecijferdheid’.

Soms zegt een leerkracht: “kinderen moeten tot 10 kunnen tellen”. Daarmee wordt bedoeld dat een kind niet alleen de telrij tot 10 kan opzeggen, maar ook het begrip heeft van de getallen tot tien.
Het kind moet ermee kunnen ordenen, vergelijken, hoeveelheden bepalen en zelfs eenvoudige erbij/eraf sommen kunnen oplossen.
Bijvoorbeeld:

  • Ordenen: waar zie je allemaal 2 of 5 dingen bij elkaar, etc.
  • Vergelijken: waar zie je evenveel, meer of minder.
  • Hoeveelheden bepalen: in één keer kunnen zien dat er bijv. 5 kralen liggen.
  • Eenvoudige erbij/eraf sommen: ik heb 2 blokjes, ik doe er 1 bij, hoeveel samen? Ik heb 5 dopjes, ik doe er 2 weg, hoeveel blijft erover?

 Als je kind moeite heeft met tellen.

  • Oefen vaak de telrij van 1 tot 10
  • Gebruik prentenboekjes! Bij de bieb of boekenwinkels zijn er veel telboekjes.
  • Oefen veel met telliedjes: zie onderaan de verschillende liedjes/versjes.
  • Overgooien met de bal en tellen.
  • Tel de vingers. Vijf vingers aan iedere hand.
  • Tel de tenen. Vijf tenen aan ieder voet.
  • Tel de armen en benen van de pop. Dan van het kind.
  • Hoeveel wielen heeft de auto?
  • Verschillende telspelletjes zijn in de winkel te koop. (Zie hieronder enkele spellen)

Thuis rekenen met je kleuter:

  • Laat je kind eens tellen hoeveel knuffels het heeft.
    – Leg de grote knuffels bij elkaar en de kleine.
    – Waar zijn er meer van?
    – Waar minder?
    – Of zijn er evenveel? (Zo ook met autootjes, potloden, etc.)
  • Loop de trap op of af en laat je kind tellen hoeveel treden de trap heeft.
  • Laat je kind helpen bij het tafeldekken. Stel tijdens het tafeldekken vragen als:
    – Hoeveel borden hebben we nodig?
    – Hoeveel vorken hebben we nodig?
    – Hoeveel lepels liggen er?
    – Zet ook eens vier bekers op tafel, terwijl er vijf nodig zijn. Vraag dan: zijn er genoeg?
    Hoeveel moeten er nog bij?
  • Spelletjes met de zandloper/ keukenwekker!
    – Hoelang doe ik over een puzzeltje?
    – Hoe snel kan ik de trap oplopen?
  • Laat je kind bepaalde dingen sorteren op grootte, op kleur, op soort: bijv. met knopen, ballen, knikkers, etc.
  • Maak een spelletje: wie heeft er meer knikkers, wie minder, of hebben we evenveel?
  • Oefen met een dobbelsteen; rol of gooi de dobbelsteen. Hoeveel heb je gegooid, hoeveel stappen moet je maken?
  • Oefen met snoepjes, ballen, poppen, etc.: je hebt 2 snoepjes en je krijgt er 1 bij hoeveel heb je er dan samen?
  • Leg een aantal voorwerpen op de tafel (ca 7 stuks) laat je kind er goed naar kijken. Doe er dan een doek overheen. Hoeveel dingetjes kan het nog opnoemen? (Geheugenspel)
  • Variant: Je kind heeft de ogen dicht, je haalt er 1 voorwerp uit. Wat is er weg?
    Dit kan ook met 2 dingen, etc.

Voorbeelden van gezelschapsspellen met rekenen

  • Ganzenbord
  • Cijferkwartet
  • Mens erger je niet
  • Huisje boompje beestje
  • Vier op een rij
  • Jumbolino
  • Memory
  • Verschillende lottospelletjes

  

Telliedjes en versjes

Hoedje van papier

Een, twee, drie, vier, hoedje van, hoedje van,
een, twee, drie, vier, hoedje van papier.
En als het hoedje dan niet past, zetten we ‘m in een glazen kast.
Een, twee, drie, vier, hoedje van papier.

Berend Botje

Berend botje ging uit varen
met zijn scheepje naar Zuid Laren
de weg was recht, de weg was krom,
nooit kwam Berend Botje weerom

Een, twee, drie, vier, vijf zes, zeven,
waar is Berend Botje gebleven?
Hij is niet hier, hij is niet daar,
Amerika, Amerika,”
Driemaal in de rondte van je hopsasa.

Een twee kopje thee

Eén, twee, kopje thee
drie, vier, glaasje bier
vijf, zes, kurk op de fles
zeven, acht, soldaat op wacht
negen, tien, ik heb een dief gezien
tien, elf, je bent ‘m zelf.

Eén hoofd, één romp, twee benen,
twee voeten, maar wel tien tenen.
Eén arm aan iedere kant, vijf vingers aan iedere hand,
twee ogen van voren, opzij zitten je oren,
een neus, twee lippen een mond
tenslotte, twee billen en een kont.

 

« Oudere berichten