Category Archives: Thuistips

Tweetalig opvoeden

Tweetalig opvoeden

In sommige gezinnen worden tenminste twee talen gesproken. Voor de opvoeding van de kinderen behoeft meertaligheid geen belemmering te vormen. Maar houd het taalgebruik wel overzichtelijk, bijvoorbeeld door thuis geen mengelmoesje van talen te spreken. Zo kunnen kinderen bijvoorbeeld naast het Nederlands ook de moedertaal van hun ouder(s) spreken. Spreek in dat geval goed af hoe je dat doet op een manier die bij je gezin past.

Een ouder een taal

Is je gezin meertalig, dan is de meest ideale situatie voor je kind als één van de ouders Nederlands praat en de andere ouder eventueel de tweede taal. Eén persoon, één taal! Zo leg je een goede basis voor de taalontwikkeling van je kind. Bovendien ontwikkel je daarmee ook het taalgevoel, dat bij het leren van andere talen nodig is. Dit systeem wordt ook wel de OPOL-systeem genoemd: “ One Parent One Language”.

Een andere mogelijkheid is dat je afspreekt in welke situatie je welke taal spreekt. Eén situatie, één taal! Je spreekt bijvoorbeeld af, dat er aan tafel altijd Nederlands gesproken wordt. Vooropgesteld uiteraard dat alle gezinsleden voldoende Nederlands kunnen spreken. Een andere mogelijkheid is dat het kind op de school Nederlands spreekt en thuis een andere taal.  Alleen als het niet anders kan!

Belemmeringen

In sommige gevallen is het extra moeilijk voor je kind om te leren twee talen te spreken. Bijvoorbeeld als het sowieso al moeite heeft met taal. Bijvoorbeeld doordat het niet goed hoort en daardoor laat is begonnen met praten. Maar ook wanneer je als ouders niet zoveel met je kinderen praat, geen boekjes voorleest of je kinderen niet betrekt in hun taal. Maar ook heeft je kind misschien niet zoveel aanleg om een taal te leren.

Het belang van goed Nederlands

Voor ouders die in Nederland wonen is het belangrijk om goed Nederlands te leren praten. Voor jezelf, maar beslist ook voor de ontwikkeling van je kind. Het heeft de Nederlandse taal nodig om het onderwijs op school te kunnen volgen en geen leerachterstand op te lopen. Bovendien kan je kind beter contact maken met andere kinderen als het de taal spreekt en begrijpt het wat er van hem/haar verwacht wordt.

Wat kunt je doen om jouw kind te helpen?

  1. Praat nooit twee talen door elkaar. Je kind snapt nog niet welke woorden bij het Nederlands horen en welke niet.
  2. Leer je kind al op jonge leeftijd Nederlands praten. Wanneer het dan naar school gaat, begrijpt het beter wat er wordt uitgelegd en wat er van hem/haar verwacht wordt.
  3. Laat je kind naar de peuterspeelzaal of kinderdagverblijf gaan.
  4. Probeer zelf ook goed Nederlands te praten. Kinderen leren een taal door te luisteren en na te doen. Als je zelf Nederlands praat met veel fouten, dan leert je kind het ook fout.
  5. Laat je kind zoveel mogelijk spelen met andere kinderen die goed Nederlands praten.
  6. Lees veel voor uit boeken en zing samen liedjes. Dit kun je doen in je eigen taal en ook in het Nederlands. Is je Nederlands niet goed genoeg, vraag dan iemand anders om de boekjes voor te lezen aan je kind.
  7. Kijk ook samen naar kinderfilms en tv-programma’s en praat met je kind over wat je ziet
  8. Lach niet als je kind fouten maakt. Niet in je eigen taal en ook niet in de tweede taal.
  9. Corrigeer de fouten van je kind. Maar vraag het niet om dan maar in de eigen taal verder te praten.
  10. Probeer geen moeilijke woorden te gebruiken of lange zinnen te maken. Spreek ook nooit in babytaal. Bijvoorbeeld: “daar komt een toet-toet aan”, of “ik zie een waf-waf”. Je kind leert dan niet om de juiste woorden te gebruiken en goede zinnen te maken.

Een goede leerkracht

  1. Neemt een positieve houding aan t.o.v. de andere taal.
  2. Eist niet teveel van het kind en accepteren ook non-verbale reacties.
  3. Verwoordt steeds wat hij/zij doet.
  4. Laat zien waar hij/zij over spreekt: door gebaren, plaatjes, foto’s.
  5. Gebruikt korte zinnen.
  6. Noemt bij zelfstandige naamwoorden steeds het lidwoord erbij. Bijv. het aapje, de banaan, een appel, etc.
  7. Geeft voldoende tijd om te reageren wanneer deze je kind iets vraagt.
  8. Corrigeert je kind op een goede manier. Wanneer je kind bijvoorbeeld zegt “Oma komen vandaag”, zegt de leerkracht: “O ja, komt oma vandaag?”
  9. Reageert goed als je kind iets niet begrijpt. Hij/zij vraagt dan door, of gaat bijvoorbeeld nader in op een woord dat niet goed was te verstaan.
  10. Voorkomt dat taalvaardige kinderen je kind het woord ontnemen als het een beurt krijgt.
  11. Betrekt jou als ouder bij dingen die enige uitleg behoeven. Bijvoorbeeld wanneer met thema’s gewerkt wordt. Ze kunnen dan bijvoorbeeld een prentenboek meegeven om thuis alvast te kunnen voorlezen.

Je kleuter thuis helpen met taal

Een beetje hulp

Veel ouders vragen zich af hoe ze thuis hun kind kunnen helpen met wat ze op school leren.
Vooral in het begin hebben ouders vaak geen idee of de ontwikkeling van hun kind nou “voor” of “achter” loopt ten opzichte van leeftijdgenootjes. De leerkracht vertelt dan bijvoorbeeld bij een 10 minutengesprek “Uw kind heeft een kleine achterstand, maar met een beetje hulp is die wel in te halen”. Maar hoe moet je dat dan als ouders aanpakken?

Lesgeven is een vak

Als ouder zit je een beetje met de handen in het haar als de school zegt “oefen thuis maar met je kind de lettertjes” Vaak willen kinderen niet dat ze thuis nog eens extra schoolwerk moeten doen, vooral als je er ook nog eens een beetje dwingend voor gaat zitten.
Net als de school moet je je kind feitelijk min of meer verleiden om te leren. Maar lesgeven is een vak en als ouder schud je niet zomaar een oplossing uit je mouw. Vooral als je ook nog een beetje wilt aansluiten bij de aanpak van de school. Daarom enkele voorbeelden om je kind thuis op een eenvoudige, speelse manier te helpen met de Nederlandse taal.

Samen praten

Als je kind moeite heeft met praten kun je het stimuleren door veel met hem/haar te praten. Bijvoorbeeld door het te betrekken bij de dagelijkse bezigheden. Vertel bijvoorbeeld wat je doet bij het wassen, tandenpoetsen, kleren kiezen, aankleden en dergelijke en ook hoe en waarom je dat doet. Vertel ook wat je zelf doet, zoals koken, boodschappen doen en dergelijke. Laat je kind ook vertellen wat het doet, bijvoorbeeld bij het spelen. Luister ook naar je kind en reageer op wat het vertelt en hoe het op jou reageert. Als je met elkaar praat is het heel belangrijk dat je elkaar aankijkt. Laat elkaar uitpraten, want anders hoor je niet wat de ander zegt. Heel aardig is ook samen liedjes zingen of versjes opzeggen.

Voorlezen

Ook voorlezen is een hele goede manier om de taalontwikkeling bij je kind te stimuleren.  Ga samen naar de bieb om boekjes uit te zoeken en laat je kind kiezen. Wanneer je gaat voorlezen vraag je je kind om straks goed op te letten waar het boek over gaat. Laat je kind kijken naar de illustraties op de kaft en in het boek en laat het vertellen wat het ziet.

Ook kun je je kind bij het voorlezen laten voorspellen wat er misschien gaat gebeuren, zodat het kan meedenken over het verhaal. Je kleuter ontdekt dat een verhaal ergens begint en dat er ook een eind aan zit. Dat er dus een opbouw zit in een verhaal. Leg ook de betekenis uit van eventuele moeilijke woorden in het verhaal. Vaak kun je die vervangen door andere begrijpelijke woorden. Of je kunt voordoen wat een woord betekent. Bijvoorbeeld bij een uitdrukking als ”rillen van de kou”.

Is het verhaaltje afgelopen, dan kun je er vragen over stellen. Heeft je kind het begrepen? Een andere keer kan je kind misschien het verhaal zelf vertellen. En kom nog eens terug op de moeilijke woorden (kent het die woorden nog?).

Oefeningen in taalbegrip

Om het taalbegrip van je kleuter te bevorderen kun je bijvoorbeeld vertellen dat een verhaal bestaat uit letters. En dat die letters samen woorden vormen. En dat een paar woorden achter elkaar weer zinnen zijn. Zo leert je kind ook deze begrippen kennen.  Laat je kind eens korte zinnetjes uit bijvoorbeeld een boek nazeggen. Lukt dat?

Letters, woorden, zinnen, klanken

Die letters kun je dus lezen. De naam van je kind bestaat ook uit letters. Schrijf ze maar eens op. En vertel hoe die letters heten. Benoem dan de klanken van die letters; dus bij de naam Noor zeg je niet “en-, -oo-, -er”, maar -nnnn-, -oo-, -rrrr-. En laat je kind die ook zo benoemen. (dus noem bij de N niet de letter (en), maar de klank (nnn). En bij de R niet de letter (er), maar de klank (rrr).
Je kunt ook een woord in letters hakken en aan je kind vragen wat je zegt. Bijvoorbeeld : n-eu-s,  p-a-n,  z-ou-t,  m-e-s,  b-o-s., etc.

Leg je kind uit dat sommige woorden met dezelfde letter beginnen of eindigen als andere woorden. Op school noemen ze die “beginklanken” (rook-roos) en “eindklanken” (rook-ruik). Er zijn ook woorden die in het midden hetzelfde klinken: de “middenklanken” (maan-taart).

Soms kun je een woord in lettergrepen hakken. Op school noemen ze dat hakken en plakken. Je vraagt aan je kind: “wat zeg ik: li – mo – na – de”. Je kind moet dan “limonade” zeggen. Kan zij/hij dat? Oefen met meerdere woorden; zoals: telefoneren, brievenbus, regenwolken, weerbericht, etc. Leer je kind ook eens rijmen. Er zijn woorden die op elkaar lijken (oom-boom). Er bestaan overigens ook speciale rijmboekjes voor kleuters, van bijvoorbeeld Dick Bruna.

Kan je kind horen welk woord lang of kort is? Je kind kan het woordje klappen. Bijvoorbeeld welk woord is lang? Winterjas of koud? Motregen of nat? Bezemsteel of heks? Etc. Zo kun je met je kind oefenen.

Houd het gezellig

Wanneer je met je kind gaat oefenen hoef je niet per sé samen aan tafel te zitten. Het moet niet voelen als “leren”. Pak het spelenderwijs aan, bijvoorbeeld wanneer je met je kind buiten loopt. Dan zeg je bijvoorbeeld “hé daar loopt een p-oe-s”. Je kind zegt wat je bedoelt. Of je doet boodschappen of je komt thuis en zegt “hang je j-a-s maar op”.  Zo kun je ook het rijmen oefenen. Je kind heeft het niet in de gaten dat het oefent en vindt het juist leuk.

En…. hoe leuk is het om samen een boodschappenlijstje te maken of een briefje te schrijven naar oma?

Gezelschapsspellen

Om thuis met je kleuter taal te oefenen zijn er ook allerlei leuke gezelschapsspellen. Kijk eens in de winkel of Informeer eens bij de juf of meester. Die kan u beslist wel adviseren. Hieronder enkele voorbeelden:

  1. Kwartetten: letter/woord kwartet
    2. Ganzenbord: letter/woord ganzenbord
    3. Memorie: letter/woord memorie
    4. Bingo: letter/woord bingo

Binnenkort hoop ik hier meer te schrijven over de vraag hoe je je kleuter kunt helpen bij zijn of haar taalontwikkeling als het Nederlands niet je eigen moedertaal is.

Nieuwjaar en de tijd

De tijd

Als er ook maar één moment in het hele jaar is waarop de tijd centraal staat is het wel op oudejaarsavond, als de klok 12.00u slaat. Een prima gelegenheid dus om eens met je kleuter te praten over “de tijd” en alles wat daarmee te maken heeft. Dus niet alleen het leren klokkijken (analoog en digitaal…) maar ook begrippen leren zoals “straks”, “morgen”, “het begin van de week” “in de lente” en dergelijke.

Begrip

Voor kleuters is het begrip “tijd” nog erg moeilijk. Zo zeggen kleuters vaak “morgen” als ze bijvoorbeeld gisteren of zelfs een vorige keer bedoelen. Soms zeggen we “even wachten”, maar hoelang duurt dan “even”? Straks gaan we naar oma, maar wanneer is “straks”? Voor een kleuter zijn die begrippen vaak nog heel lastig. Het is voor je kind duidelijker als je zegt: “straks, als je je brood op hebt, gaan we naar oma.” Je kunt gerust de begrippen gebruiken, maar geef er dan wel een goede uitleg bij. “Morgen, nadat het donker is geweest en we allemaal geslapen hebben, dan gaan we naar het bos”. Zo leert je kind bijvoorbeeld dat “morgen” eigenlijk verder weg is dan “straks”.

Dagritme

In de kleuterklas hangen daarom ook de zogenaamde “dagritmekaartjes”. Daarop kunnen de kinderen zien wat er die dag (ochtend en middag) voor hen op het programma staat.  Zo leren ze spelenderwijs om die tijdsaanduidingen te begrijpen. Ze ervaren feitelijk in de praktijk de tijd om in de kring te zitten, samen te werken, te eten en te drinken, buiten te spelen etc. In sommige klassen wordt gebruikt gemaakt van planningsborden voor ieder kind apart, zodat ieder kind voor zich kan zien wat hij/zij die dag moet doen: bijvoorbeeld in de bouwhoek spelen of aan de tafel een werkje doen.

Weekdagen

Vaak is in het kleuteronderwijs het opdreunen van de dagen van de week onderdeel van een ochtendritueel. Maak vaak kunnen de kinderen de dagen al opzeggen of zingen, maar weten dan nog niet wanneer het welke dag is. Daarom worden de dagen op een weekschema met een kleurtje aangeduid en leren de kinderen dat zo’n dag bestaat uit een ochtend- en een middag. Ook leren ze langzaamaan dat na een dag weer een nieuwe dag komt. Ook leren ze dat maandag altijd het “begin” (eerste dag) van de week is en vrijdag het “einde” (laatste dag van de schoolweek). Ook wordt uitgelegd wat bedoeld wordt met het weekend.
Vaak wordt ook gekeken hoe het weer is op een dag, en of het klopt met het seizoen. Ook worden de begrippen “vroeger” en “later” gebruikt in thema’s over baby-zijn of thema’s over opa’s en oma’s of in kringgesprekjes wat ze later willen worden als ze groot zijn.

Seizoenen

De seizoenen komen ook uitgebreid aan de orde en worden vaak in thema’s verwerkt. Een herfsttafel in de herfst bijvoorbeeld en alles wat met de herfst te maken heeft. Zo ook het maken van sneeuwpoppen in de winter, het tekenen van lentebloemen in de lente en leuke verhalen over het strand en de vakantie in de zomer.

Tijdsbeleving en tijdsbesef

Ook thuis wordt de tijd beleefd. Er is een tijd om te eten, een tijd om naar bed te gaan, een tijd om tv te kijken, een tijd om op visite te gaan, etc. Het tijdsbesef is voor het kind dus nog wel erg gekoppeld aan een activiteit. Zo betekent bijvoorbeeld dat naar voetbal gaan dat het vrijdag is, als papa je van school komt halen dan is het maandag, niet naar school gaan betekent het is weekend.

Ook wordt het tijdsbesef ontwikkeld door samen met je kind te praten over gebeurtenissen die op een vast tijdstip plaatsvinden, zoals naar school gaan, naar zwemles, op een bepaalde tijd eten, slapen, tv kijken, aankleden, nog één nachtje slapen, dan…etc. En misschien is het voor kinderen een houvast als er thuis ook dagritmekaartjes gebruikt worden, natuurlijk speciaal gericht op thuissituaties.

Houd als ouder altijd in gedachten dat je kind niet iedere tijdsaanduiding zomaar begrijpt. Dat bijvoorbeeld “straks” vaak om een nadere aanduiding vraagt. Je zult zien dat je kind dan geleidelijk een steeds beter begrip van de tijd ontwikkelt.

Woorden die met tijd te maken hebben.

Straks, even, later, vroeger, zo dadelijk, onmiddellijk, nu, binnenkort, daarna, eerst, laatst, beginnen,
vandaag, (over) morgen, (eer)gisteren, vorige (week), volgende (week), verleden (jaar), ’s morgens, middag, ’s avonds, ‘s nachts, tenslotte., eindigen.

Seizoen winter

Seizoen winter

Het winterseizoen biedt tal van mogelijkheden om de kinderen iets te leren over de winter. De bomen zijn inmiddels kaal en het is koud, nat en guur. Een prima tijd om je kleuter tegenstellingen te leren. Het is vroeger donker en later licht. Binnen is het lekker warm en buiten is het koud. De kinderen hebben geen dunne kleren meer aan, maar dikke. Een gezellige tijd dus om leuke activiteiten te doen met je kleuter. Zowel binnenshuis als buiten.

Buiten spelen

Als er sneeuw ligt is het natuurlijk heerlijk om met je kleuter buiten te zijn. Sneeuwballen maken en gooien, een sneeuwpop maken, sleetje rijden etc. Maar ook gewoon door de sneeuw lopen is voor je kleuter al een hele ervaring. De sneeuw kraakt onder je schoenen, je moet uitkijken dat je niet wegglijdt, er moeten grote stappen gemaakt worden, want je zakt weg in de sneeuw. Je staat er zelf niet bij stil, maar stiekem zijn het allemaal goede oefeningen voor de fijne maar ook de grove motoriek. Helemaal leuk wordt het als de voor de kinderen een sleetje kunt kopen en / of samen met hen sneeuw gaat ruimen. Laat de kinderen de koude tinteling van sneeuw maar eens aan hun handen voelen en laat ze zichzelf of een ander eens met sneeuw “inzepen”. Maak samen lol. Laat ze de sneeuw eens in een potje doen en meenemen naar binnen. Wat gebeurt er dan met de sneeuw? Of zet een potje met water een nachtje buiten, als het vriest. Wat gebeurt er met het water? Smelten en dooien zijn niet alleen tegenstellingen, maar voor je kind zijn het ook nieuwe woorden.

Als het vriest en de sloot is bevroren, kun je gaan schaatsen. Er zijn speciale schaatsen met 2 bladen, die je onder de laarzen/schoenen kunt binden. Zo kunnen de kinderen leren om op het ijs te “schaatsen” en hun vaardigheden verbeteren. Eerst eventueel met gebruikmaking van een krukje of stoel. Later kun je eventueel speciale kinderschaatsjes kopen in de winkel of misschien overnemen van andere ouders met ouders kinderen. Je kind moet dan al wel een beetje kunnen schaatsen. Is het nog te vroeg om al te schaatsen, gebruik dan eens een sleetje, maar grijp beslist de kans aan om je kind met sneeuw en ijs kennis te laten maken. Dat lukt immers toch al niet zo vaak!

Maak met je kind ook eens een voederketting voor vogels, met behulp van naald en draad, pinda’s en een prikpen en mat. Rijg de draad aan de naald. Leg een pinda op de prikmat en prik de naald door de pinda. Haal het touw erdoorheen en doe dit net zolang totdat de ketting vol zit met pinda’s. Zoek een mooi plekje buiten om de voederketting op te hangen.

Binnen spelen

Ook voorlezen of zelf met je kleuter boekjes bekijken, is een leuke bezigheid. Enkele suggesties voor winterboeken:
’t is winter – Jolanda Dijkmeijer
Het grote voorleesboek van de winter  – Saskia Noort en Tineke van der Stelt
Het vrolijk voorleesboek – Marianne Busser en Ron Schroder
Wat een winter (kijk en zoekboek) – Rotraut Susannne Berner
Wauw het is winter – Vivian den Hollander

Knutselactiviteiten

Tekenen en kleuren met potloden of krijtjes, knippen en plakken, schilderen, prikken, etc. Laat de kinderen leuke voorstellingen maken van de winter.
Lekker puzzelen of gewoon spelen met het speelgoed is ook leuk bezig zijn. Laat je kind dan ook eens alleen spelen, zonder dat jij het moet bezighouden.
Verzin leuke opdrachten; bijv.
– Maak die puzzel eens in tien minuten af, en zet de keukenklok op tien minuten. Lukt het niet in 10 minuten, doe je er dan 10 erbij. Lukt het wel, laat een moeilijkere puzzel doen in die tijd.
– Maak een tekening met drie sneeuwmannen met ieder drie knopen op z’n buik, een wortelneus, ogen en mond en een hoedje op z’n hoofd. (Kan ook met knippen en plakken) Hang het resultaat op.
– Kleed je poppen ook eens dik aan.
– Maak een zelf bedachte autobaan en laat je auto’s rijden.
– Bekijk een prentenboek en verzin een eigen verhaaltje. Vertel het onder het eten.
– Zoek in een prentenboek alle letters met een -m- (of andere letter die het al kent). Hoeveel zijn er dat?

Samen in de keuken iets bakken

Bijvoorbeeld smeltende sneeuwmannen. Daarvoor gebruik je kleine cakejes, wit glazuur marsepein (verschillende kleuren), een een cake decoratie food pen.
Doe op de cakejes wat wit glazuur. Maak van de marsepein een sjaal, hoed, wantjes, het hoofdje en de neus. Het gezicht kun je tekenen met een cake decoratie food pen. De cakejes kun je of zelf maken of kant en klaar kopen.

Natuurlijk kun je ook naar de bioscoop of theater gaan. Allemaal manieren om gezellig met je kleuter de winter door te komen!

Kerstmis

Kerstmis: gezellig, maar ook leerzaam

Heerlijk die sfeervolle decembermaand! Eerst het Sinterklaasfeest en direct daarna de fantastische kersttijd op school en thuis. Een prima tijd ook, om je kind te helpen zich (verder) te ontwikkelen. Het sprookje, met fraai verlichte winkels en straten, begint al bij het sinterklaasfeest voor de kleuters. En de gehele familie geniet mee! Zodra de Goedheiligman is vertrokken breekt de knusse kersttijd aan.

Wennen

Voor kleuters zijn deze drukke weken extra gezellig. Ze leren veel op school in deze periode. Bijvoorbeeld hoe ze beter en socialer met elkaar om kunnen gaan en zelfstandig dingen kunnen doen. De kinderen wennen al een beetje aan de school en hebben meestal geen moeite meer met het “afscheid nemen” van hun ouders. De meesten gaan graag iedere dag naar school, waar hen een voorspelbaar, overzichtelijk en veilig programma wacht.

Tóch zit iedere dag voor het kind weer vol nieuwe dingen. Omdat ze handiger en “mondiger” worden gaan ze daar steeds beter mee om. Ze wennen bovendien aan de groep, doormiddel van kringgesprekken, het kiezen van vriendjes en/of vriendinnetjes en het samen doen van werkjes.

Voorbereidingen

In december zijn de voorbereidingen voor het kerstfeest in volle gang, zowel op school als thuis. Voor je kleuter ook spannend, want in en om het huis wordt alles in kerstsfeer gebracht met lichtjes, kaarsjes, belletjes, kersttakken en kerststukken. En ook de kerstboom mag natuurlijk niet ontbreken. Het kerstfeest is immers het feest van het licht, zoals de religieuze betekenis aangeeft. Het licht symboliseert daarbij de geboorte van Jezus. Daarom wordt ook in vele huizen een kerststal geplaatst.

Op vrijwel alle scholen wordt volop aandacht besteed aan het kerstfeest. In de hal en vaak ook in iedere klas wordt een boom gezet. Kerstliedjes worden aangeleerd, het kerstverhaal verteld en kerstversieringen gemaakt. De school wordt fraai versierd, vaak ook met dingen die de kinderen zélf mogen maken. De meeste scholen organiseren een speciale kerstviering. Vaak in de vorm van een kerstmusicals, of het naspelen van het kerstverhaal door kinderen en/of leerkrachten. En op bijna iedere school mogen de kinderen ‘s avonds terugkomen om het kerstfeest samen met de klas te vieren. Er wordt dan stilgestaan bij het kerstverhaal en de ouders verzorgen een “kerstdiner”. Een gezellig samenzijn in een sfeervol versierde klas, dat beslist een van de hoogtepunten vormt in het schooljaar.

Zelfredzaamheid en sociale vorming

Het samen versieren, luisteren, knutselen, zingen, voorbereiden en vieren draagt bij aan de zelfredzaamheid en sociale vorming van de kleuter. Zo gebruikt de school deze tijd ook om te blijven werken aan het bijvoorbeeld het rekenen, de taalontwikkeling en de ontwikkeling van bijvoorbeeld de fijne en grove motoriek.
Als ouder kun je daar thuis gemakkelijk op inspelen door bijvoorbeeld de lampjes te tellen of de ballen in de boom, de sterren en dergelijke. Maar ook waar zijn er meer of minder van? Ook wordt de woordenschat van je kind verrijkt met nieuwe woorden zoals kun je de woorden zoals piek, kerstbal, kerststukje, engeltje, dennenboom, kerststal, kribbe, herder, versiering, kerstklokje, etc. Dus het leren staat niet stil! Ook kun je je kind vragen te helpen bij het bakken van koekjes; bijvoorbeeld het aantal lepels suiker of meel tellen, het kneden en vormen etc.

Boeken

En vergeet vooral niet je kind in deze tijd eens te verblijven met een prentenboek, passend bij de leeftijd. Overleg eventueel eens met de leerkracht, maar hieronder geven we u alvast een paar suggesties:

– Kerstmis                                         Dick Bruna
– Karel viert Kerstmis                          Liesbeth Sleger
– Kerstmis met muis                           Lucy Cousins
– Het is Kerstmis                                Betty Sluyzer
– Op weg naar kerst                           Susie Poole
– Het vrolijke kerstvoorleesboek          Marianne Busser en Rond Schröder

Allemaal leuke en mooie boeken speciaal geschreven voor kleuters.

Bij deze wensen we u alvast hele fijne kerstdagen toe!

Kringloopwinkel

De kringloopwinkel

Het meeste baby-, peuter- en kleuterspeelgoed wordt maar korte tijd gebruikt, vaak door meerdere kinderen uit het gezin. Jonge ouders geven uiteraard het liefst nieuw, ongebruikt speelgoed, maar dat is niet altijd mogelijk en bovendien niet altijd nodig! Breng eens een bezoekje aan een ruilbeurs voor kinderspeelgoed of -kleding en/of ga eens naar de kringloopwinkel. Dat scheelt vaak veel geld en is bovendien beter voor het milieu.

Sociale functie

Kringloopwinkels zijn niet alleen bedoeld om afgedankte goederen die nog niet versleten zijn een “tweede leven” te geven. Ze bieden meestal ook werkgelegenheid aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Mensen dus, die moeite hebben om in het reguliere bedrijfsleven een baan te vinden. Kringloopwinkels hebben doorgaans een sociale functie en zijn niet primair gericht op het maken van winst.

Kwaliteit

Soms heb je artikelen die nog best goed bruikbaar zijn, maar om een of andere reden overbodig zijn geworden. Je vervangt je tv door een Smart tv, gaat kleiner wonen of erft een complete inventaris. Als je die goederen naar de kringloopwinkel brengt kunnen zij er anderen er heel vaak een groot plezier mee doen. Speelgoed en kinderkleding raken al gauw overbodig en gelukkig kennen steeds meer ouders de weg naar de kringloopwinkel. Een paar dagen later liggen ze fraai uitgestald te wachten op een koper. Artikelen van goede kwaliteit, die vaak behoorlijk prijzig waren gaan voor een appel en een ei van de hand.  Blijven artikelen te lang in de schappen liggen dan worden ze vaak nog eens extra afgeprijsd en soms houdt zo’n winkel een actie om ruimte te scheppen voor nieuwe aanvoer.

Leren

Wie de tijd neemt om af en toe eens de kringloopwinkel binnen te stappen vindt daar vaak heel leuk en leerzaam speelgoed. Opvallend vaak ook educatief speelgoed, zoals puzzeltjes, memoryspellen, allerlei varianten van domino en ganzenbord, kwartetspellen en soms zelfs specifieke educatieve spellen, zoals mini loco en dergelijke. Deze spelletjes worden vaak ook op school gebruikt om je kind spelenderwijs vertrouwd te maken met tellen, spellen, het herkennen van vormen, woordjes en dergelijke. Kijk maar eens in de klas van je kind rond en je ziet talloze voorbeelden. Of vraag er eens naar bij de leerkracht.

Ook kleding

Door af en toe een kringloopwinkel binnen te lopen kun je vaak aantrekkelijke koopjes “scoren” en je kind(eren) een boel leerzaam plezier bieden. Denk niet dat de kringloopwinkel alleen bedoeld is voor mensen met een minimuminkomen. Het is een uitstekende plek om kwalitatief prima artikelen te kopen, die in heel goede staat verkeren en nog heel lang mee kunnen gaan. Niets om je voor te generen dus! Naast speelgoed wordt ook kinderkleding vaak overbodig als die nog lang niet versleten is. Heel goede, eigentijdse kleding vaak waar je kind veel plezier aan kan beleven.

Ruilbeurs en Speel-o-theek

Overigens zijn er naast de kringloopwinkel nog wel meer manieren om goedkoop aan zaken zoals speelgoed en kleding te komen. Bijvoorbeeld bij kleding ruilbeurzen. Maar ook bijvoorbeeld bij de speel-o-theek, waar je speelgoed voor een gering bedrag een tijdje kunt huren. De mogelijkheden variëren per regio en per seizoen. En is er niets te vinden in uw buurt? Kijk dan eens op Marktplaats of organiseer eens met een paar mensen zélf een ruilbeurs voor speelgoed of kleding. Bijvoorbeeld, samen met de school van je kinderen.

Sinterklaasfeest

Sinterklaasfeest

Ouders vinden het heerlijk om van het Sinterklaasfeest voor hun kinderen een heuse belevenis te maken. Begin liever niet te vroeg met de spanning op te bouwen, zodat het ook écht een feest is. Gun kinderen hun fantasie, bijvoorbeeld door Sint en Piet na te spelen. Maar gebruik Sint en Piet niet om je kind te straffen. Dat is beslist niet meer van deze tijd!

Reclame

De vroege reclames op tv, in kranten, folders en in de winkels geven kinderen de indruk dat het niet lang meer zal duren voor het feest er is. Eigenlijk duurt die tijd van spanning voor de kinderen veel te lang. Het is daarom verstandig om er nog niet te vroeg al veel over te vertellen. Dat kan eigenlijk pas vanaf de aankomst van de Sint met de stoomboot. Vanwege de spannende sinterklaastijd kunnen kinderen banger zijn dan anders. Zo kunnen zij bijvoorbeeld weer bang zijn in het donker, bang zijn om naar de wc te gaan, bang van de regen op het raam, etc.  Maar ook kunnen zij bang zijn van Sint en Piet. En dat is beslist niet nodig!

Bang

Er zijn verschillende manieren om ervoor te zorgen dat je kind niet bang hoeft te zijn voor de Sint. Op de eerst plaats kun je je kind geruststellen en het gezellig maken, bijvoorbeeld door liedjes te zingen en leuke verhaaltjes voor te lezen. Ook kun je je kind verkleedkleren geven, waarin het Sint en Piet kan naspelen. Die zijn voor weinig geld al te koop. En komt de Sint een keer thuis op bezoek, dwing je kind dan niet op z’n schoot te gaan zitten of om Piet persé een hand te geven. Blijf altijd bij je kind wanneer Sint of Piet er zijn en vertel je kind dat zij er zijn om cadeautjes geven. Dreig nooit met Sint die alles ziet en slechte dingen onthoudt. Nee, soms komt hij stiekem ‘s nachts iets lekkers, een briefje of een cadeautje in de schoen doen.
Vertel dat je een afspraak met Sint en Pieten maakt wanneer ze op bezoek kunnen komen. Sint weet zoveel van je kind, omdat jij dat hebt verteld. En dat alle goede dingen over je kind in het grote boek staan. Gebruik Sint nooit als boeman om je kind te corrigeren. En die zak…. gebruikt de Sint alleen voor de cadeautjes.

Sinterklaas bestaat (niet) ?

Het kan voorkomen dat kinderen “op straat” horen dat sinterklaas niet bestaat en dat ze  aan jou vragen of dat waar is. Kleuters maken nog geen onderscheid tussen fantasie en werkelijkheid. Bij zoiets spannends als Sinterklaas, wint de beleving het vaak van de werkelijkheid. Als je kind erg bang blijft, of blijft vragen of sinterklaas bestaat, dan kun je hem/haar vertellen dat sinterklaas vroeger echt heeft bestaan en dat hij een goede man was, die veel om andere mensen heeft gegeven.

Cadeaus

Kinderen hebben voor hun ontwikkeling na verloop van tijd ander speelgoed nodig. Het is daarom verstandig om te kiezen welk speelgoed voor de leeftijd van jouw kind het beste is. Daardoor bereik je dat er ook mee gespeeld wordt. Vaak is een klein cadeautje ook goed. Cadeautjes behoeven niet altijd groot en duur te zijn. Tussendoor een lief briefje van de Sint in de schoen is al voldoende. Belangrijk is dat het sinterklaasfeest voor jou en je kind een heel fijn feest wordt!!

Halloween

Halloween

Omdat de media er steeds meer aandacht aan besteden dringt de viering van Halloween ook tot sommige scholen door. Maar wat is nou eigenlijk Halloween? Met welke tradities is het omgeven? Hoe “vier” je Halloween en wat voor invloed heeft zo’n griezelfeest op kleuters?

Tradities

Nederland kent nog allerlei feesten en gebruiken die voortkomen uit soms erg oude tradities. Een goed voorbeeld is uiteraard het typisch Hollandse Sinterklaasfeest. Ook zijn er veel nogal lokale en regionale gebruiken en tradities, zoals Luilak, Sint Maarten en Driekoningen. Soms nemen we ook gebruiken over uit andere culturen. Halloween bijvoorbeeld en misschien op den duur het Islamitische Suikerfeest.

Allerzielen

Halloween komt feitelijk voort uit de Christelijke traditie. Het is de Angelsaksische variant op Allerzielen op 2 november. Dat is de dag waarop de doden worden herdacht, onder andere door een bezoek aan het kerkhof. Op de graven worden dan bloemetjes en lichtjes geplaatst et cetera.

Allerzielen is in de traditie nauw verbonden met het feest van Allerheiligen op 1 november. Dat geldt ook voor Halloween, dat op 31 oktober wordt gevierd, dus juist aan de vóóravond van Allerheiligen. Deze traditie ontstond in de 16e eeuw in Schotland en is eigenlijk een verbastering van “All Hallows Even” wat “de avond voor Allerheiligen” betekent.

Halloween

Halloween is een feest waarbij kinderen zich verkleden als griezelfiguren en ’s avonds bij de huizen aanbellen. Ze roepen dan “Trick or treat” wat betekent: “Als je mij geen snoepjes geeft, haal ik een grap met je uit”. Daarom krijgen ze vaak snoepjes. Ook zijn de huizen dikwijls versierd met lichtjes, uitgeholde pompoenen als gezichten en griezelige attributen. Soms worden ook enge hapjes en drankjes gemaakt, zoals bloederige milkshake. De bij Halloween gebruikte pompoenen vormen feitelijk het Amerikaanse alternatief voor koolrabi. Vroeger beschermden de mensen hun huizen tegen het kwaad door uit koolrabi’s lantaarns met afschrikwekkende gezichten te snijden. Omdat die koolrabi’s in Amerika niet voldoende in voorraad waren, werden ze vervangen door pompoenen, die er juist wel in overvloed waren en zijn.

Griezelen

Kleuters beleven het “griezelen” als iets magisch, zoals een sprookje of een verhaal over heksen, monsters, of andere fantasiewezens. Volgens onderzoekers is griezelen feitelijk experimenteren met het beleven van verschillende angstgevoelens. Op die manier ontdekken kinderen hoeveel spanning zij eigenlijk aan kunnen en hoe ze daar het beste mee om kunnen gaan. Kinderen die te bang zijn en angst vermijden, leren niet hun angsten te verdragen en te overwinnen. Angst of sensatie kan ook een prettig gevoel zijn. Bovendien is het weleens goed om nieuwe, prikkelende dingen, zoals griezelen, mee te maken.

Griezelboeken

Om alvast een beetje aan het griezelen te wennen zijn hier een paar “griezelboeken” voor kleuters:

  • Max en de Maximonsters
  • De Gruffalo
  • Bang mannetje
  • Donker is de nacht
  • (G)een spook onder mijn bed
  • Hennie de heks
  • Een dik vet monster
  • Het spook Nijntje, en nog veel meer…..

Seizoen herfst

Seizoen Herfst

Als de bladeren vallen en het vroeger donker wordt, begint een nieuw seizoen: de herfst! Voor de kleuters een fascinerende tijd, waarin buiten regen en wind soms regeren, maar het thuis knus, gezellig en warm is. En ook de natuur verandert weer: kastanjes, eikels, beukennootjes, dennenappels en nog veel meer liggen er dan voor het oprapen. Kleuters zijn er gek op om dingen te kunnen oprapen en mee te nemen naar huis.

Nieuwe garderobe

Maar wat verandert er nog meer. De kinderen krijgen in dit seizoen een nieuwe (winter) garderobe, want de warme zomer is voorbij. Korte broekjes en T-shirts met korte mouwen worden vervangen door lange broeken en truitjes en slippers of open schoenen maken plaats voor stevige stappers en soms zelfs rubberlaarsjes. Iedere dag met de jas aan naar school. Voor de meisjes komen de maillots en wollige jurkjes weer tevoorschijn, want de herfst kondigt kouder weer aan. Zo ervaren kleuters de veranderingen van de seizoenen. Ieder kind vindt het leuk om met iets nieuws aan op school te komen en vol trots de nieuwe kleren te kunnen laten zien. Ook als dat misschien al gedragen kleren zijn of budget-kleding. Kleuters maken meestal geen onderscheid. Bovendien groeien ze al erg snel uit hun kleding.

Herfst op school

Maar ook op de scholen en in de klas is de herfsttijd goed te merken. In iedere klas staat wel een herfsttafel, waar de kinderen hun meegebrachte spullen op kunnen leggen. Er worden herfstliedjes gezongen en er wordt weer volop geknutseld en verteld over de herfst. Ook hier ontbreekt het niet aan knusse gezelligheid. Er worden spelletjes gedaan en nieuwe begrippen aangeleerd rondom het thema herfst. Er wordt geteld met kastanjes en eikels, waar zijn er meer of minder van, veel of weinig. Ook worden verhalen verteld, vaak over kabouters en/of heksen, en daarna kunnen de kinderen het verhaal naspelen. Het rijmen wordt volop geoefend: oranje rijmt op kastanje, nootje-bootje, etc. Zo maken de kinderen op een speelse manier kennis met deze jaargetijde. Dankbaar past het onderwijs zich aan hun belevingswereld aan. 

Uitbreiding woordenschat

Wat gebeurt er eigenlijk allemaal in de herfst? Wat gebeurt er met de dieren in het bos; met de insecten? Wat betekent het als een dier de “winterslaap” doet? Sommige dieren houden een winterslaap of leggen een wintervoorraad aan. Waarom doen ze dat ? Sommige vogels trekken naar het zuiden. Weten de kinderen wat dat betekent en waarom? De kinderen leren bovendien woorden en begrippen die met dit seizoen te maken hebben, zoals de namen van de bosvruchten: kastanjes, beukennootjes, eikels, dennenappels, etc. Maar ook woorden als “donker”, “mist” en “mos”. En de verschillende dieren van het bos, zoals bijvoorbeeld “eekhoorn, vos, ree, egel”.

Ieder seizoen heeft zo zijn eigen bekoring. Vooral voor kleuters, die de wisseling van de seizoenen tot dusverre misschien nog niet zo bewust beleefden. De herfstmaanden kennen altijd ook wel wat droge en zonnige dagen. En wat is er dan mooier dan een wandeling in de natuur met prachtige herfstbladeren aan de bomen, met de paddenstoelen en het zonnetje dat zich gelukkig nog even laat zien.

Praten met je kleuter

Praten met je kleuter

Kleuters  zijn erg verschillend. Het ene kind vertelt heel veel, het andere kind bijna niets. Soms kan een kind zich nog moeilijk uitdrukken of is zijn/haar woordenschat nog beperkt. Maar ook kan het nog bezig zijn de vele indrukken van een dag in zich op te nemen. Misschien staat zijn of haar hoofd er dan niet naar om antwoorden te moeten geven. Soms is je kind nog te onzeker in wat het doet en mist het nog een stukje zelfvertrouwen.  Dan is het soms best moeilijk voor een kind om precies iets te kunnen vertellen wat jij wil weten.
Wanneer een kind zich al wel redelijk kan uitdrukken kan het er zelfs een “uitdaging” in zien om juist spontaan en ongevraagd iets te kunnen vertellen. Laat dat maar gebeuren!
Als ouders wil je weleens graag het fijne weten van wat je kind zoal gedaan en meegemaakt heeft op een dag. Maar hoe breng je een goed gesprekje op gang zonder dat je kind of jijzelf geïrriteerd raakt?

Aanmoedigen om te vertellen

Ouders gaan er vaak vanuit dat hun kind wel begrijpt waarom ze weleens vragen stellen. Maar vooral een kleuter leeft nog zo in zijn eigen wereldje van egocentrisme en fantasie dat hij of zij eigenlijk niet begrijpt waarom je dingen vraagt.  Vertel daarom eerst waarom je graag iets wilt weten. Bijvoorbeeld: “papa en mama vinden het fijn om te weten of alles goed gaat met je op school, of als je bij een vriendje bent om te spelen”.
Daarbij kun je eventueel ook uitleggen dat je het prettig vindt, als je kind tevreden is en blij. En dat jullie, als ouders, er altijd zijn om hem/haar te helpen als dat niet zo is. Kinderen vragen vaak iets aan hun ouders en soms vragen ouders ook weleens iets aan hun kind. Soms kan je ook bijvoorbeeld een voorwerp, een foto of andere afbeelding gebruiken om een gesprek op gang te helpen.

Enkele tips voor een gesprek met je kind:

– Neem altijd rustig de tijd om met je kind in gesprek te gaan.
– Kleuters komen soms nog moeilijk uit hun woorden. Probeer ze dan niet te onderbreken en hun zinnen voor hen af te maken. Laat ze iets eerst op hun eigen manier vertellen.
– Kleuters communiceren ook nog erg met hun lichaam. Bijvoorbeeld wiebelen, armen zwaaien, hoofd heen en weer bewegen. Houd daar rekening mee en kies liefst een rustig zitplekje uit.
– Ga op dezelfde (oog)hoogte zitten als je kind.
– Probeer je vragen zo te stellen, dat je kind niet altijd met “ja” of “nee”, “leuk” of “stom”  kan antwoorden. (gesloten vragen) Vraag bijvoorbeeld “vertel eens wat je gedaan hebt met het buitenspelen”, of “wat moest je bouwen in de bouwhoek?” Stel liever concrete (open) vragen.
– Probeer het gesprekje niet te lang te laten duren.
– Rond het gesprekje ook af, zodat je kind weet dat het weer iets anders kan gaan doen.
– Respecteer wanneer je kind eens een keertje niet wil praten, maar zeg dan wel dat je er op een ander moment nog op terug zal komen.
– Als je kind jou iets vraagt, geef dan altijd antwoord in eenvoudige, gemakkelijk te begrijpen taal.
– Gaat het om een gevoelig gesprekje, dan kan het verstandig zijn om iets om handen te hebben, zoals afwassen of aardappelen schillen. Het kind voelt zich dan niet zo belast en het gesprek wordt niet zo gespannen.
– Luister ook bewust naar je kleuter! Laat je kind gerust zijn/haar mening vertellen en  zeggen wat hem/haar bezig houdt. Dat kan iets leuks zijn, maar misschien ook iets vervelends. Spreek in het laatste geval eens samen over een oplossing.

Door te praten met je kind blijf je steeds geïnformeerd, toon je oprechte interesse en geef je blijk van medeleven. Maar ook help je je kleuter zich goed uit te drukken. Het ontwikkelen van de verbale communicatie van kinderen is heel belangrijk. Als je hen daarbij helpt, hebben ze daar een leven lang plezier van.

In een volgend artikel zal ik een aantal voorbeelden geven van vragen die je aan je kind kunt stellen om een gesprek op gang te brengen en ook hoe je je kleuter kunt leren goed te luisteren.

« Oudere berichten Recent Entries »