Category Archives: Thuistips

Een goed oudergesprek

Een goed oudergesprek

Tijdens diverse contactmomenten wordt informatie uitgewisseld tussen ouders en leerkrachten. Maar waaraan dient goede communicatie tussen ouders en school te voldoen? Vraag je je, als ouder, weleens af of de leerkracht je kind wel voldoende kent en of deze wel een goed beeld heeft van zijn of haar ontwikkeling? Als antwoorden onduidelijk of te oppervlakkig zijn is het raadzaam eens goed door te vragen.

Onduidelijk

Begrijp je eigenlijk wel wat de juf of meester bedoelt? Schaam je nooit als je graag wat nadere uitleg wilt. Domme vragen bestaan niet! Een onderwerp dat in oudergesprekken tot verwarring kan leiden is bijvoorbeeld de rol van “toetsen”. Ouders vragen zich soms terecht af waarom hun kind zo laag “scoort”.  Bijvoorbeeld als de leerkracht die “score” gebruikt als een soort rapportcijfer. Daarvoor zijn de toetsen namelijk niet bedoeld. Kleuters hoeven helemaal niet te “scoren”. Een goede leerkracht heeft al gauw een beeld van de sterktes of de zwaktes van een kind en gebruikt een toets hoogstens voor een objectieve bevestiging voor zichzelf. Vraag daarom gerust waar de leerkracht zijn of haar beoordeling op baseert. Waar kijkt de juf of meester naar? Kijkt deze naar het gedrag van je kind of naar wat het nog niet kan of kent? Kijkt deze naar een goed resultaat of naar wat het kind juist nodig heeft? Wat zou het kind volgens de leerkracht al moeten kunnen of kennen?

Als teveel naar de resultaten van toetsen gekeken wordt dan bestaat het gevaar dat de beoordeling teveel afhangt van het moment waarop de toets wordt afgenomen. Een kind dat bijvoorbeeld in september in groep 1 komt en in februari wordt getoetst zal in principe een beter resultaat bereiken dan een kind dat pas in december in groep 1 is aangeschoven. Vaak speelt daarbij naast kennen, kunnen en begrijpen ook de sociaal emotionele ontwikkeling van het kind nog een rol.

Oppervlakkig

Door kritisch naar de leerkracht te luisteren kun je als ouders al heel snel beoordelen in hoeverre hij of zij jouw kind écht kent en begrijpt. Herken je in datgene wat gezegd wordt je eigen kind of beperkt de juf of meester zich tot algemene opmerkingen, zoals “… Het is nog een jong kind hè, dus heeft het nog wel moeite met sommige dingen….”? Vraag dan eens naar concrete voorbeelden en leg daar gerust je eigen ervaringen of indrukken naast. Uiteindelijk is de leerkracht nog altijd de professional en zal zo’n gelegenheid aangrijpen om zijn of haar visie te geven.

Vraag als ouder ook eens naar de sterke punten van je kind. Uiteindelijk is ook datgene wat goed is vaak nog voor verbetering vatbaar. Het gesprek behoeft ook niet altijd alleen over het rapport te gaan. Het is juist ook goed om te horen of je kind zich prettig voelt op school. Vraag daarom eens “Hoe is mijn kind in de klas?” “Wat doet het graag op school?” “Hoe ligt mijn kind in de groep?” etc.

In het algemeen mag gesteld worden dat je als ouder geen genoegen hoeft te nemen met oppervlakkige opmerkingen, waarin je weinig van je kind herkent. Als de leerkracht bijvoorbeeld zegt “Je kind is wel wat stil”, vraag dan bijvoorbeeld eens: “Onder welke omstandigheden is het stil?” Wat is daarvan mogelijk de oorzaak? Speelt mijn kind voldoende met andere kinderen? Is het voldoende geconcentreerd, snel afgeleid of dromerig misschien?

Individuele kinderen

Vooral bij de tegenwoordige volle klassen lijkt het een hele opgave voor de leerkracht om voldoende zicht te houden op de ontwikkeling van ieder individueel kind. Een extra complicatie is daarbij vaak dat veel leerkrachten slechts parttime werken. Tóch krijgt iedere leerkracht al snel een goed beeld van de individuele kinderen, al was het maar door observaties in de klas tijdens het werken, bij kringgesprekken etc. Maar ook op het schoolplein, bij het overblijven en dergelijke.

Als je kind eventueel laag beoordeelt wordt, vraag dan gerust aan de leerkracht wat daarvan mogelijk de oorzaak is en wat daar eventueel aan gedaan kan worden. Wat kan de school doen en wat kunnen de ouders doen? Probeer goed door te vragen, zodat het beeld voldoende duidelijk is.

Als ouder is het ook goed om nuttige informatie te geven over hoe je kind thuis is. Hoe het zich thuis gedraagt, wat het van de school vertelt, welke dingen het thuis graag doet etc. Allemaal nuttige informatie waar de leerkracht rekening mee kan houden bij de benadering van je kind op school. Een goed oudergesprek bestaat uit tweerichtingsverkeer!

Aandacht

Positieve of negatieve aandacht?

Helaas dwingen kleuters soms je aandacht af door negatief gedrag. Je moét wel ingrijpen, anders loopt er iets uit de hand. Je kind dreigt iets te vernielen of een broertje of zusje te schoppen of te slaan etc. Maar heb je, omgekeerd, wel voldoende aandacht voor positief gedrag van je kind? Bijvoorbeeld als het een bijzondere prestatie levert of weer een nieuw stapje zet in zijn of haar ontwikkeling.

Als ouder zie je jezelf soms genoodzaakt onmiddellijk te reageren op negatief gedrag, terwijl dat bij positief gedrag meestal minder het geval is. Zit je kind al een tijdje geconcentreerd te tekenen of te bouwen of speelt het harmonieus met een broertje of zusje, dan beschouw je dat als normaal. Tóch verdient dit soort positief gedrag van tijd tot tijd óók je aandacht. Waarom zou je immers alleen aandacht schenken aan negatief gedrag en nooit eens aan iets positiefs? Feitelijk moedig je daarmee negatief gedrag aan, omdat je kind daarmee gegarandeerd op jouw aandacht kan rekenen!

Complimentje

Net zoals iedere volwassene heeft ook ieder kind op z’n tijd behoefte aan een complimentje of een andere manier van positieve aandacht. Ga daarom nooit achteloos aan positief gedrag van je kleuter voorbij, maar moedig hem of haar af en toe aan. Toon interesse in wat je kind doet en neem af en toe eens de tijd om je er écht in te verdiepen. Speel bijvoorbeeld eens een spelletje mee met je kind of kinderen en leer hen ondertussen hoe ze bijvoorbeeld sportief met winnen en verliezen om kunnen gaan. Doe vooral eens leerzame spelletjes, waarbij ze bijvoorbeeld moeten tellen of oplossingen bedenken. Ga ook eens bij je kind zitten als het thuis tekent of knutselt en help soms eens ’n beetje.

Tekenen en knutselen

In de meeste kleuterklassen hangen tekeningen en er staan knutselwerkjes, vaak afhankelijk van de tijd van het jaar. Spinnetjes van eikels of kastanjes, Sinterklaasjes van Wc-rolletjes, bloemetjes van papier etc. De juf of meester geeft al deze meesterwerkjes een plaatsje in de klas, zodat iedereen ze kan zien. Ze mogen er immers best trots op zijn!

Vanzelfsprekend rennen de kinderen uiteindelijk met al dat moois de poort uit en geven het vol trots aan de ouder die hen komt afhalen. Sommige ouders reageren opgetogen en complimenteren hun kind met hun mooie tekening of knutselwerkje. Ze geven al aan de schoolpoort een positieve reactie en doen dat thuis nog eens dunnetjes over. Ze vragen hun kind bijvoorbeeld om uitleg over wat ze getekend hebben en leggen dat nog eens positief uit als aanmoediging.

Achteloos

Helaas komt het ook voor dat pappa of mamma de tekening aanneemt en achteloos wegstopt, zonder er verder aandacht aan te besteden. Het kind merkt die achteloosheid en de kans is groot dat daarmee iedere prikkel tot presteren wordt weggenomen. Het maakt tóch niets uit.

Soms neemt een kind een tekening niet eens mee naar huis. Bij navraag ontdekt de leerkracht dan soms dat de ouders totaal geen aandacht schenken aan wat hun kind hen met gepaste trots laat zien.
Laat als ouder liever altijd je belangstelling blijken voor dingen die voor jou misschien gewoon zijn, maar waar je kind heel trots op is. Wees nooit onverschillig, maar probeer altijd je kind aan te moedigen bij iedere stap in zijn of haar ontwikkeling.

Niet overdrijven!

Het spreekt overigens voor zich dat je als ouder niet alleen maar complimenten hoeft te geven. Valt het “pronkstuk” van je kind je eigenlijk nogal tegen, aarzel dan niet daarover te praten. “Ik vind het eigenlijk nogal slordig”. “Waarom heb je niet tussen de lijntjes gekleurd?” “Je vorige tekening van een auto was veel beter”.  Alleen maar positivisme is teveel van het goede!

Duimzuigen

Gevoel van veiligheid en genot 

Veel baby’s duimen of zuigen op een speentje. Dat geeft hen een gevoel van veiligheid en genot. Ze worden er rustig door. Hoe langer kinderen aan die zuiggewoontes vasthouden, hoe moeilijker deze zijn af te leren. Vanwege de nadelige gevolgen is het verstandig het duimzuigen of het gebruik van een speentje tijdig te stoppen.

Nadelen voor de kinderen:

– Ze krijgen een open mondgedrag: de mond blijft openstaan als de duim eruit gaat.
Er wordt dan door de mond geademd, waardoor de mondspieren verslappen.

– Er ontstaat een verkeerde tongligging: de tong blijft vaak onder in de mond liggen
en perst tussen de tanden. Dit veroorzaakt slissen.
– Er ontstaat een verkeerde uitspraak: voornamelijk de s, t, z, d, l, n.
– Ze krijgen een afwijkende gebitstand: de boventanden gaan naar voren staan,
waardoor de mond niet goed kan sluiten.

Al deze nadelen staan een goede taal-/ spraakontwikkeling in de weg.

Wat kun je als ouders aan duimzuigen doen? 

Het is raadzaam om al vanaf het 3e jaar de zuiggewoontes af te leren. In ieder geval vóór het wisselen van de tanden. Bespreek samen met je kind hoe je dat doet.

Bijvoorbeeld:

  1. Praat samen over de gevolgen van het duimen.Bijvoorbeeld “Door het duimen, duw je je tanden naar voren”.
  2. Plak een pleister op de duim.Nog beter: laat je kind dat zelf doen.
  3. Maakof koop een vingerpopje voor de duim.
  4. Beloonje kind als het een paar uur niet heeft geduimd.
  5. Laat je kind iets met beide handen vasthouden als jij aan het voorlezen bent: een knuffeltje, het boekje.
  6. Spreek een woord of gebaar af om het te helpen herinneren aan de afspraak.
  7. Zoek samen een leuke afbeelding uit, om boven het bed of bij de tv op te hangen als herinnering.
  8. Laatje kind een knuffel uitzoeken als het wil gaan duimen.
  9. Vertel dat kinderen die naar de basisschool gaan niet meer (of op een speen zuigen)
  10. Haal ’s avonds als je kind slaapt, de duim uit de mond en doe de open mond dicht.
  11. Geef je kind een complimentje, als het probeert het zuigen af te leren.

Vraag eventueel advies aan de logopedist.

 

Je tweede kind

Veranderde rol voor ouders

De geboorte van je eerste kind is heel bijzonder. Je wereld ziet er opeens heel anders uit.  Alles is nieuw voor je! De ene ouder leeft op een roze wolk en voor de ander kan het juist beklemmend zijn. Gun jezelf daarom de tijd om aan je nieuwe rol als ouder te wennen.

Bij de geboorte van je tweede kindje is de nieuwigheid er al een beetje af. Je weet hoe je je kunt voelen en wat je te wachten staat. Feitelijk heeft je eerste kind al een beetje de weg gebaand voor het tweede. Het is overigens helemaal niet zeker dat het daardoor voor jou wat gemakkelijker wordt. Ieder kind is immers verschillend!

Bij je eerste kind bouw je ervaring op met o.a. de peuterspeelzaal, de basisschool en eventueel de dagopvang. Bij je tweede kind weet je dat allemaal al. Misschien ging je tweede kind al mee om je oudste naar school te brengen. Zo wende het al een beetje aan de school en de klas, waardoor de eerste dag op school misschien wat minder emoties oproept, zowel voor je kind als voor jou.

Maar houd er wel rekening mee, dat je tweede kindje qua karakter en gedrag niet een kopie is van je oudste. Gelukkig heeft ieder kind een eigen karakter, een eigen willetje, een eigen “persoonlijkheid”.

De plaats in het gezin

De plaats in het gezin kan ongemerkt van invloed zijn op de opvoeding en zelfs de persoonsvorming van een kind.
De komst van een broertje of zusje kan bij het oudste kind tot enige jaloezie leiden, doordat het de aandacht van de ouders en anderen voortaan moet delen. Ouders gaan vaak overdreven bezorgd om met hun eerste kind, terwijl ze hun tweede kind al gauw wat meer vertrouwen geven. Het eerste kind heeft voornamelijk de ouders als “rolmodel”, terwijl het tweede kind zich meer spiegelt aan de oudste. Wat het oudste kind vaak zélf moet ontdekken kijkt het tweede kind van zijn of haar broertje of zusje af.

De komst van een tweede kind vraagt opnieuw een andere organisatie van jouw leven als ouder. Als bijvoorbeeld je jongste kind ’s middags gaat slapen kun je wat meer aandacht schenken aan je oudste kind. Onderschat overigens nooit het verschil in karakter en aanleg van je kinderen. Dat blijkt vaak al bij het leren praten, kruipen of lopen. Ook later zal blijken dat ieder kind zich op geheel eigen wijze ontwikkelt.

Tweeling

Sommige ouders worden verrast door de komst van een tweeling. Tweelingen hebben het voordeel dat ze al vanaf hun geboorte aan elkaar kunnen wennen. Soms neemt daarbij al gauw een van de twee ‘n beetje de leiding op zich.

Voor ouders is het vaak vanzelfsprekend dat ze op school bij elkaar in de klas komen.
Maar veel scholen denken daar anders over en plaatsen tweelingen zo mogelijk in verschillende groepen. Ieder kind maakt daar eigen vriendjes en thuis aan tafel kunnen ze ieder hun eigen ervaringen vertellen. Ze leren ook wat meer onafhankelijk van elkaar te denken en handelen en hun eigen aanleg en voorkeuren te volgen. Bovendien treedt het meest volgzame kind van de tweeling een beetje uit de schaduw van het wat meer dominante broertje of zusje.

Enig kind

Kinderen zonder broertjes of zusjes zijn een beetje vergelijkbaar met een eerstgeborene. Van jongs af aan praten ze vooral met volwassenen. Net als een eerste kind kunnen ze niet vergeleken worden met broertjes of zusjes en behoeven ze ook niet met hen te wedijveren. Ze staan soms wat minder open voor nieuwe ervaringen. Die verschillen behoren tot de dynamiek in een gezin en het ontbreken daarvan behoeft geen probleem te vormen.

Overigens kunnen enige kinderen soms wat minder zelfredzaam zijn, omdat ze, meer dan andere kinderen, gewend zijn wat vaker voor hulp bij hun ouders aan te kloppen. Allemaal bepaald geen onomkeerbare verschillen, zodat ze ook geen nadeel behoeven te vormen in de verdere ontwikkeling van het kind.

Je kind leren te delen

Samen spelen is samen delen!

Het is belangrijk dat kinderen al vroeg leren met anderen te delen. Het beste kun je daar al op de peuterleeftijd mee beginnen. Rond het tweede of derde jaar dus! Om een kind alvast te leren dat het niet alleen op de wereld is, kan het verstandig zijn zo nu en dan eens een vriendje uit te nodigen. Zo kan je kind onbewust en op een speelse manier leren zijn of haar speelgoed te delen.

Je peuter begint op die leeftijd ook al te ontdekken, dat sommige dingen van hem/haar zijn en andere dingen niet. Zoals bijvoorbeeld “dat is mamma’s tas”,  of “die jas is van pappa”, “dat autootje is van mijn broertje” etc.

Wat leer je aan je kind?

  • Leer je kind om te vragen, als het iets wil hebben. Bijvoorbeeld “mag ik ook eens met je bal spelen?”
  • Prijs je kind als het uit zichzelf het speelgoed afgeeft.
  • Als ouders kun je ook aan je kind vragen “mag je vriendje ook even met je pop spelen?”
  • Laat eventueel je kind eens om de beurt met een ander kind met een bepaald stuk speelgoed spelen.
  • Laat het vriendje of vriendinnetje dat komt spelen, ook eens zijn of haar eigen speelgoed meenemen.

Wat moet je als ouder juist niet doen?

  • Je kind dwingen om iets af te geven. Zo raakt het van streek en zal het een volgende keer ook niet bereid zijn het te delen.
  • Ongeduldig worden. Soms heeft je kind even tijd nodig.
  • Steeds voor je kind uitmaken wie welk speelgoed mag hebben.
  • Je kind de kans ontnemen om het zelf te doen. Als het fout loopt kun je altijd nog ingrijpen.

In de speeltuin

De speeltuin is voor iedereen. Als je kind al een hele tijd op de schommel is geweest, zeg dan dat een ander kind er nu ook op mag. Zeg dat ze om de beurt kunnen schommelen. Maak er een spelletje van door bijvoorbeeld ieder 10 tellen te laten schommelen, of laat eens een belletje (kookwekker) afgaan als de tijd om is. Zo leren ze om de beurt te spelen.

Het delen van ouders

Naast het delen van speelgoed moeten kinderen ook weleens  hun pappa of mamma delen met andere mensen. Je kind moet  begrijpen dat het niet altijd in het middelpunt kan staan.

  • Leg aan je kind uit, dat het even moet wachten als mamma met iemand aan het praten is.
  • Leg uit dat het maar even zelf iets moet / kan doen.
  • Leg uit dat pappa of mamma ook hun eigen dingen moeten doen, zoals huishoudelijk werk, administratie, een boek lezen etc.
  • Leer je kind om zelf te spelen en zich te vermaken. Geef het bijvoorbeeld een kleurplaat om die zelf in te kleuren, terwijl jij met andere dingen bezig bent.
  • Leg uit wanneer je weer wel samen kunt spelen. “Als ik hiermee klaar ben gaan we een puzzeltje doen.”
  • Betrek je kind ook eens in een activiteit. Laat het bijvoorbeeld meehelpen met wasgoed uitzoeken, de berging opruimen, of geef ze een taakje. “Doe jij maar alles in een doos, dan ga ik vegen.”

Speelgoed delen:

Zelfs op de peuterspeelzaal wordt je kind, bij het contact met andere kinderen, begeleid en geleerd om het speelgoed te delen. De kinderen leren van elkaar en ook daar ontdekken ze al spelend dat ze weleens op hun beurt moeten wachten.

Zelfstandig werken

Eigenwaarde

Je kind vindt het prettig iets zélf te kunnen doen. Als je het vraagt: “Kun je al zelf je jas aantrekken?”  Zegt het volmondig: “Ja!!” Kun je al zelf eten? Kun je jezelf al aankleden? Kun je zelf je billetjes afvegen? Kun je zelf fietsen (met of zonder zijwieltjes)? Op al die vragen wil je kind het liefst met enige trots bevestigend kunnen antwoorden.
Het is zaak om je kind zo vroeg mogelijk het gevoel te geven dat het al iets zelf kan. Dat versterkt zijn of haar gevoel van eigenwaarde. Op school wordt hier heel veel mee gedaan!!

De kinderen moeten bijvoorbeeld zélf hun jassen aantrekken, ze moeten zichzelf voor en na de gymles uit- en aankleden. Stel je voor dat de juf alle 25 of 30 kinderen moet aankleden, jassen aantrekken, schoenen vastmaken, etc.? Dan is zij bijna alleen nog bezig met de kleding van de kinderen.  Een kleuterjuf heeft beslist nog veel meer te doen…..! Natuurlijk wordt een enkel kind, dat het echt nog niet, kan geholpen.

Zelfstandig werken

Om de zelfstandigheid van de kinderen tijdens de werkles te bevorderen, wordt van hen verlangd dat ze telkens een paar minuten zelfstandig werken. Zonder voortdurende begeleiding en ondersteuning van de leerkracht dus. Daardoor moeten ze proberen de problemen die ze tegenkomen tijdens het spelen en werken, zelfstandig of met hulp van een klasgenootje op te lossen.

Heel belangrijk is dat de kinderen verantwoordelijkheid leren dragen voor activiteiten. Dat zij bijvoorbeeld keuzes maken, zelf initiatieven nemen, planmatig werken, taken onder elkaar verdelen en afspraken maken.
Het zelfstandig werken wordt in de klas aangeduid met bijvoorbeeld een stoplicht (is per school verschillend). Staat het stoplicht op oranje, dan wordt van de kinderen verwacht dat ze een paar minuten zelfstandig werken. Zo kan het kind tijdens het werken zelf bedenken wat het nodig heeft als het bijvoorbeeld gaat knippen en plakken. Voor de kinderen van groep 1 legt de juf nog alles klaar, maar de kinderen van groep 2 krijgen de opdracht zelf de materialen te verzamelen. De juf zit er ook niet meer de hele tijd bij. Ze zegt alleen wat er gedaan moet worden.

Zo leren de kinderen zélf keuzes te maken, oplossingen te bedenken en zo nodig hulp in te schakelen. Daardoor ontwikkelen zij een goede werkhouding en motivatie en ontdekken hun eigen mogelijkheden. Alle vorderingen worden door de leerkracht bijgehouden.

Zelfstandig maken

Het bevorderen van de zelfstandigheid en de zelfredzaamheid van je kind is niet alleen gunstig voor zijn of haar hele ontwikkeling. De leerkracht krijgt daardoor ook meer tijd beschikbaar om extra ondersteuning te bieden aan kinderen die dat nodig hebben. Bovendien kan ze de kinderen observeren tijdens hun spel.

Het spreekt voor zich dat zo’n speel-werkles door de juf of meester goed georganiseerd moet worden. Daarbij spelen duidelijke regels en afspraken een belangrijke rol! De kinderen moeten zelfstandig het materiaal uit de kast halen en daarna de activiteit zelfstandig uitvoeren en afronden. Na afloop moeten zij zelf de gebruikte materialen opruimen, voordat ze iets anders mogen gaan doen. Staat het stoplicht op groen, dan mogen ze de juf weer “storen” om iets te vragen of hun werkje te laten nakijken.

Na afloop van de speel-werkles wordt alles nog even nabesproken in de kring. Wat ging er goed? Wat nog niet goed? Welke problemen kwamen de kinderen tegen? Zijn die gemakkelijk of juist lastig op te lossen? Ging de samenwerking goed? Waren er kinderen storend bezig? etc. Hoe kan het een volgende keer beter? Het geeft de kinderen een gevoel van voldoening als zij merken dat ze zelf, of gezamenlijk de problemen kunnen oplossen en de taken kunnen uitvoeren zonder hulp van de leerkracht. Ze leren zichzelf en elkaar te corrigeren. Daarom zijn goede regels en afspraken zo belangrijk, zoals ook eerder aangegeven.

Het zelfstandig werken kan niet van de ene dag op de andere ingevoerd worden, maar is een geleidelijk proces, van telkens ongeveer 10 tot 20 minuten per dag, verdeeld over het hele schooljaar. Scholen die het hiervoor beschreven systeem met het stoplicht gebruiken beginnen bij de kleutergroepen en gaan daarmee door in de hogere groepen.
De kleur rood wordt pas vanaf groep 3 gebruikt. Dan moeten de kinderen heel alleen en met de monden dicht gaan werken. Voor kleuters is dat nog te moeilijk.

Voor de eerste stappen naar school

Rijp voor de basisschool

Het is een klein wonder dat kinderen zich in hun eerste levensjaren al zo enorm ontwikkelen. Maar hoe wordt je kind rijp voor de basisschool? Naarmate kinderen van 3 jaar al meer vaardigheden beheersen, worden de eerste stappen naar de basisschool gemakkelijker. Lees de volgende tips om die vaardigheden te leren.

Taal en luisteren 

  • Zorg ervoor dat je kind niet wordt afgeleid als je met hem of haar praat. Kijk elkaar daarom aan.
  • Laat je kind aandachtig luisteren naar verhalen. Zorg voor een rustige vertel- of voorleesomgeving.
    (Zet zo nodig de radio of TV zachter of helemaal uit).
  • Speel leuke spelletjes om je kind te leren luisteren. “Pak eens een boek”, “zoek je rode autootje”
  • Doe samen een eenvoudig memory spel en laat je kind vertellen wat het zoekt.
  • Ondertussen vergroot je de woordenschat van je kind. Eventuele lastige woorden kun je even uitleggen.
  • Leer je kind dat het ook weleens moet wachten. Bijvoorbeeld als jij met iemand anders praat.

Zintuigen

  • Leer je kind alvast de namen van de belangrijkste kleuren.
  • Ga samen puzzelen en laat je kind ook af en toe zelf puzzelen.
  • Leer je kind het verschil tussen groot en klein.
  • Laat je kind dingen van dezelfde kleur bij elkaar leggen.
  • Leer het ook al een beetje namen van vormen (rond, vierkant, driehoek)
  • Laat zien hoe je een bladzijde van een boek omslaat.

Visuele vaardigheden

  • Bekijk de plaatjes in een boek en vraag hoe die heten.
  • Laat je kind eens iets natekenen. Bijvoorbeeld een rondje of een kruis.
  • Probeer eens uit of je kind met één oog bedekt iets kleins kan oppakken.
  • Laat je kind plaatjes inkleuren en/of tekenen.
  • Een spelletje ballen: een rollende bal op het juiste moment oppakken.
  • Ziet je kind verschillen tussen dingen (bijvoorbeeld een appel en een peer)

Het denken

  • Als je kind veel vragen stelt is dat prima. Geef daarom zoveel mogelijk gewoon antwoord.
  • Verbeter het geheugen van je kind. Kan het nog dingen herinneren uit eerdere ervaringen?
  • Kan je kind zijn/haar eigen naam (en achternaam) noemen?
  • Kent je kind zijn/haar eigen geslacht?
  • Leg eenvoudige dingen aan je kind uit. Wat je wilt en ook waarom je dat wilt. Bijvoorbeeld “ik wil dat je je poppenwagen opruimt. Die staat in de weg. Zo kan er niemand langs.”
  • Maak op z’n tijd eens een grapje. Snapt je kind dat of moet het er nog over nadenken?
  • Noem eens getallen en tel voorwerpen bij allerlei activiteiten, zoals boodschappen doen, eten, aankleden.
  • Praat met je kind over voorvallen en ervaringen, zodat het een gebeurtenis kan navertellen. “Weet je nog toen je moest huilen…?”
  • Stel vragen als “wat als…” of “hoe…”. Zo help je je kind te leren nadenken over vragen. “Wat als je nou niet op de schommel kan?” Of “Hoe weet je dat eigenlijk?”

Spel

Buiten: om de spieren te oefenen

  • Geef de mogelijkheid om te rennen.
  • Laat je kind veel oefenen met een (loop)fietsje.
  • Laat je kind spelen met zand en water.

Binnen: sociaal, maar ook zelf bezig kunnen zijn

  • Laat je kind zelf vormgeven aan het tekenen, knutselen, verven.
  • Laat je kind experimenteren met blokken, vormpjes.
  • Het spelen met poppen of knuffelbeesten is een goede oefening voor het latere rollenspel.
  • Eenvoudige gezelschapsspelletjes leren je kind om zich te richten naar anderen en rekening met hen te houden.

Emotie

Sommige kinderen vinden het moeilijk om van de ouders gescheiden te worden. Maar ook dat moeten ze leren.

  • Laat eens een keer een goede bekende thuis oppassen als je bijvoorbeeld een avondje uit gaat.
  • Laat je kind eens uit logeren gaan bij bijvoorbeeld opa en oma. Het is dan in een vertrouwde omgeving, maar nu eens zonder de ouders.
  • Voor je kind wordt de stap naar de peuterspeelzaal of basisschool al een stuk gemakkelijker als het merkt dat andere volwassenen voor hem/haar kunnen zorgen.
  • Nodig af en toe eens andere kinderen uit om te komen spelen, maar laat je kind ook bij een ander spelen.
  • Soms heeft je kind een humeurige periode. Ga hier rustig mee om, blijf positief en moedig het aan om iets leuks te doen.
  • Praat vrijblijvend met je kind over wat het heeft meegemaakt. Door vragen te stellen kun je meestal goed achterhalen wat je graag weten wilt.
  • Zorg voor rust en regelmaat in het leven van je kind. Dat kan onder andere door het bieden van voldoende vermaak, voldoende aandacht, op tijd eten en drinken en een goede slaapgewoonte.

Schoolkeuze

De beste school bestaat niet

Een basisschool kiezen voor je kind is niet gemakkelijk. Want hoe weet je wat het beste past bij je kind, waar moet je op letten en hoe kom je aan de juiste informatie? De beste school bestaat niet! Het gaat erom welke school het best past bij jouw kind en jou als ouder en opvoeder. Welke school dat is, hangt af van jouw persoonlijke criteria en welke verwachtingen jij hebt ten aanzien van de basisschooltijd en de ontwikkeling van je kind(eren).

Waar moet je op letten als je een school voor je kind gaat kiezen?
De volgende vragen kunnen je hierbij misschien helpen.

  1. Is het een bijzondere of openbare school?
  2. Hoe is de sfeer op de school?
  3. Ziet de school er netjes uit?
  4. Hoe groot zijn de groepen?
  5. Zijn er voldoende leerkrachten?
  6. Is er extra zorg op school en hoe is die geregeld?
  7. Gaan de kleuters meteen hele dagen naar school?
  8. Zijn er wen-ochtenden voor de kleuters?
  9. Hoe is de communicatie met de ouders over problemen en vorderingen?
  10. Hoe worden de leerlingen beoordeeld?
  11. Wat verwacht de school van ouders?
  12. Welke onderwijsmethode wordt er gebruikt?
  13. Is er een leerlingvolgsysteem?
  14. Doet de school mee aan de Cito-eindtoets?
  15. Beschikt de school over een pestprotocol?
  16. Krijgen de leerlingen huiswerk en zo ja, vanaf welke groep?
  17. Wat doet de school aan kunst en cultuur?
  18. Heeft de school goede afspraken met een naschoolse opvang?
  19. Hoe is de kwaliteit van de school volgens de Onderwijsinspectie?

Aarzel niet om bij scholen in de buurt hun schoolgids en schoolplan op te vragen. Daarin staan allerlei nuttige gegevens, die je doorgaans een goed beeld geven van de school. Dat geldt zeker als je deze informatie bij meerdere scholen opvraagt.

Thuis oefenen

Het leren staat nooit stil

Een kleuter leert al spelend! Ouders kunnen daar thuis op inspelen. Bijvoorbeeld tijdens het eten, het aan- en uitkleden, TV kijken, het naar bed brengen, etc. Tijdens het tafeldekken bijvoorbeeld kun je het reken- en denkvermogen van je kind vergroten. “Hoeveel borden moeten er op tafel?” Tijdens een gezellig gesprek leert het te luisteren naar anderen en kan het zelf ook iets vertellen. Ook bijvoorbeeld het beleven van de seizoenen daagt je kind uit om te leren. In de herfst kun je samen in het bos spullen verzamelen, zoals eikeltjes, kastanjes of noten (ordenen). In de winter kan je kind leren van tegenstellingen (warm en koud, licht en donker, vriezen en smelten). In de zomer kun je met je kind(eren) tikkertje spelen (sociaal), in de lente bloemennamen leren (taal) etc. Hieronder enkele mogelijkheden om je kind thuis te helpen:

Puzzelen

Ieder kind heeft wel een puzzeltje. Probeer eens met een keukenwekker een puzzeltje te laten leggen. Hoe snel zijn ze? Hoe geconcentreerd zijn ze? Of laat ze twee puzzeltjes tegelijk maken.

Opdrachtjes 

Geef je kind af en toe eens eenvoudige opdrachtjes, zoals: “Pak je schoenen, je jas, je tas”, “Zet je beker op het aanrecht”, “Trek je pyjama aan”, “Leg de lepels in de la”, etc. (begrijpen en kennen ze de opdrachten?) Probeer ook eens twee opdrachten tegelijk te geven: ‘pak de schaar en doe daarna de deur dicht’.
Laat je kind bijvoorbeeld ook eens meehelpen met het tafel dekken: “Hoeveel vorken, messen, borden moeten er op tafel komen?” Laat ze maar eens tellen. Zo leren kinderen al spelend. óók thuis!!

Zelfredzaamheid

  • Leer je kind zichzelf eens aan- en uit te kleden.
  • Probeer eens of je kind zelf een boterham kan smeren.
  • Laat je kind zelf fiets zijn of haar fiets pakken uit de berging.
  • Laat je kind zelf fietsen.
  • Laat je kind zelf naar de wc gaan en billen afvegen.
  • Laat je kind zelf dingen bij elkaar zoeken, zodat het leert sorteren!

Zelf lezen

Wanneer je kind zelf wil lezen en het is eraan toe, dan kun je het helpen door de letters spellend uit te spreken zoals je die hoort. Bijvoorbeeld het woordje “maan”, de m (is m, geen em), aa (is aa ), n (is n geen en). Je gebruikt de klanken. Dus alle letters spreek je uit zoals je die zegt in een woord. Zo leren kinderen dat ook op school. Het is handig als ouders dit ook zo doen. De lettercombinaties zoals: aa, oo, ee, uu, oe, eu ui, au en ou spreek je ook zo uit. Bij de bibliotheek zijn boekjes te leen voor beginnende lezertjes; de z.g. de maan-roos-vis-boekjes.

Rekenen

  • Laat je kind meehelpen met het opruimen van het speelgoed.
    • “Hoeveel auto’s of poppen kunnen er in een bak?” (Tellen)
    • “Leg je knuffels eens van groot naar klein op je bed?”
  • Laat je kind voorwerpen in huis tellen en vergelijken.
    • “Hoeveel schoenen er zijn?”
    • “Zijn alle schoenen even groot?”
  • “Hoeveel stappen is je slaapkamer, de keuken, de gang?” (Meten)
  • “Hoeveel treden heeft de trap?”
  • “Ik zie, ik zie wat jij niet ziet en het is van hout of rond of je kunt het opeten, of is het van jou” (ordenen en vergelijken)
  • Geef je kind een doos met knopen en laat het deze sorteren op kleur, grootte, vorm. (Ordenen)
  • Met gezelschapsspelen kun je tellen. “Hoe lang moet ik op mijn beurt wachten?” (Tijd)
  • Laat je kind eens meehelpen pannenkoeken te maken. Meel wegen, eieren tellen, melk afmeten.
  • Hoeveel pannenkoeken zijn er gemaakt? Hoeveel van de pannenkoeken denk je op te kunnen eten? Zijn er nog pannenkoeken over? (Wegen, meten, getal besef)

Spelen en leren in de vakantie

  • Geef je kind eens een bak met water, een emmertje zand of wat wasknijpers. Daarmee kun je prima hun creativiteit, motorische vaardigheden of rekenvermogen stimuleren.
  • Ook het gewone buitenspelen met kinderen uit de buurt is al leuk. Zo leren ze om met elkaar om te gaan, te delen en te communiceren.
  • Ze kunnen in een bos rennen, een hut bouwen van takken, of verstoppertje spelen achter de bomen.
  • Een bezoekje brengen aan een kinderboerderij, een dierentuin? Zo leren kinderen de dieren kennen. Bijvoorbeeld zijn het grote dieren? Wat doen ze? Wat eten ze? Hoe lopen ze? etc.
  • Een bezoekje aan de speeltuin, zo kunnen ze hun energie kwijt. Ook hier leren ze van!
  • Tijdens uw reis met de auto kunnen de kinderen bijv. alle rode auto’s tellen, of paarden of caravans.
  • In een zwembad of op het strand doen kinderen weer andere ervaringen op. In en uit het water rennen, lekker poedelen met of zonder zwembandjes, in het zand naar hartenlust graven en bouwen.
  • Geef je kind tijdens het spelen met zand eens verschillende vormpjes, bakjes of bekers. Ook schelpen en knopen zijn erg leuk om de zandtaartjes te versieren.
  • Met stoepkrijt kunnen de kinderen leuke tekeningen maken of een hinkelbaan. Laat ze cijfers of letters erbij tekenen. Laat ze hinkelen, springen, vooruit of achteruit, of op één been.
  • Tijdens het hinkelen kan je kind de cijfers, letters of de tekeningen benoemen.
  • Ook dichter bij huis zijn er allerlei spelletjes te bedenken. Bijvoorbeeld het gooien en vangen van een bal. Goed voor de oog-handcoördinatie van je kind.
  • Laat de kinderen eens tegen open waterflessen voetballen, het kost niets en het water is goed voor het gras.
  • Met springtouwen en elastieken oefenen de kinderen hun behendigheid.
  • Ook spelen in een nabij gelegen parkje of speeltuintje is fijn.
  • Bij slecht weer kunnen kinderen lekker knutselen met schaartjes lijm, karton, lege wc-rollen en natuurlijk met verf, stiften en potloden.

Het mag duidelijk zijn: Je kind behoeft zich in de vakantieperiode écht niet te vervelen!

Jarig zijn op school

Je kind in het middelpunt

Jarig zijn op school is voor kleuters erg spannend. Ze zijn het middelpunt van de dag, ze mogen trakteren en worden toegezongen. Soms mag je kind een rondje langs de klassen maken en de andere juffen mee laten feesten door hen ook een traktatie aan te bieden.

Best leuk!

Het ene kind vindt het erg leuk, terwijl het andere kind het nog een beetje eng vindt. De juffen weten dan precies hoe ze het moeten aanpakken en zorgen ervoor dat ook deze kinderen het leuk gaan vinden. De verjaardag wordt vaak aan het begin van de dag gevierd. Op veel scholen mogen de ouders er gezellig even bij blijven. Vraag eventueel even aan de leerkracht of je de verjaardag in de klas mag vastleggen op foto of video. Leuk voor Facebook of het familiealbum!

Feestmuts

De jarige krijgt natuurlijk een feestmuts op en mag vertellen wat voor cadeautjes hij of zij gekregen heeft. Er worden feestliedjes gezongen met of zonder instrumentjes en het hoogtepunt is natuurlijk het trakteren. Door hun ervaring slagen juffen of meesters er doorgaans prima in van een kleuterverjaardag een leuk feestje maken.

Na afloop van het feestje gaan de ouders weer naar huis en kan het programma in de klas doorgaan. De jarige blijft in het middelpunt, want die mag meestal kiezen welk verhaaltje de juf gaat vertellen, welke spelletjes er gedaan worden, welke kinderen er mee mogen om een rondje langs de klassen te gaan etc. Zo wordt zo’n dag extra feestelijk gemaakt voor de jarige.

Traktatie

Er zijn erg leuke traktaties te bedenken. Het liefst natuurlijk gezond!

Enkele voorbeelden:

  • kleine zakjes chips
  • stukjes kaas of worst op prikkers
  • worstjes in bladerdeeg
  • doosjes met krenten
  • stukjes fruit aan spiesjes
  • leuke kleine verrassinkjes in de vorm van potloodjes, grappige gummetjes of puntenslijpers, ballonnetjes, leuke bekers, etc.

Sommige ouders maken het zelfs nog feestelijker door alles in een gezellige met ballonnen versierde feestmand of doos aan de klas te presenteren. Eventueel kan er een leuk verrassingspakketje worden geknutseld. Zo is iedere verjaardag voor een kleuter altijd één groot feest!!

« Oudere berichten Recent Entries »