Category Archives: Persoonlijke ontwikkeling

Tweetalig opvoeden

Tweetalig opvoeden

In sommige gezinnen worden tenminste twee talen gesproken. Voor de opvoeding van de kinderen behoeft meertaligheid geen belemmering te vormen. Maar houd het taalgebruik wel overzichtelijk, bijvoorbeeld door thuis geen mengelmoesje van talen te spreken. Zo kunnen kinderen bijvoorbeeld naast het Nederlands ook de moedertaal van hun ouder(s) spreken. Spreek in dat geval goed af hoe je dat doet op een manier die bij je gezin past.

Een ouder een taal

Is je gezin meertalig, dan is de meest ideale situatie voor je kind als één van de ouders Nederlands praat en de andere ouder eventueel de tweede taal. Eén persoon, één taal! Zo leg je een goede basis voor de taalontwikkeling van je kind. Bovendien ontwikkel je daarmee ook het taalgevoel, dat bij het leren van andere talen nodig is. Dit systeem wordt ook wel de OPOL-systeem genoemd: “ One Parent One Language”.

Een andere mogelijkheid is dat je afspreekt in welke situatie je welke taal spreekt. Eén situatie, één taal! Je spreekt bijvoorbeeld af, dat er aan tafel altijd Nederlands gesproken wordt. Vooropgesteld uiteraard dat alle gezinsleden voldoende Nederlands kunnen spreken. Een andere mogelijkheid is dat het kind op de school Nederlands spreekt en thuis een andere taal.  Alleen als het niet anders kan!

Belemmeringen

In sommige gevallen is het extra moeilijk voor je kind om te leren twee talen te spreken. Bijvoorbeeld als het sowieso al moeite heeft met taal. Bijvoorbeeld doordat het niet goed hoort en daardoor laat is begonnen met praten. Maar ook wanneer je als ouders niet zoveel met je kinderen praat, geen boekjes voorleest of je kinderen niet betrekt in hun taal. Maar ook heeft je kind misschien niet zoveel aanleg om een taal te leren.

Het belang van goed Nederlands

Voor ouders die in Nederland wonen is het belangrijk om goed Nederlands te leren praten. Voor jezelf, maar beslist ook voor de ontwikkeling van je kind. Het heeft de Nederlandse taal nodig om het onderwijs op school te kunnen volgen en geen leerachterstand op te lopen. Bovendien kan je kind beter contact maken met andere kinderen als het de taal spreekt en begrijpt het wat er van hem/haar verwacht wordt.

Wat kunt je doen om jouw kind te helpen?

  1. Praat nooit twee talen door elkaar. Je kind snapt nog niet welke woorden bij het Nederlands horen en welke niet.
  2. Leer je kind al op jonge leeftijd Nederlands praten. Wanneer het dan naar school gaat, begrijpt het beter wat er wordt uitgelegd en wat er van hem/haar verwacht wordt.
  3. Laat je kind naar de peuterspeelzaal of kinderdagverblijf gaan.
  4. Probeer zelf ook goed Nederlands te praten. Kinderen leren een taal door te luisteren en na te doen. Als je zelf Nederlands praat met veel fouten, dan leert je kind het ook fout.
  5. Laat je kind zoveel mogelijk spelen met andere kinderen die goed Nederlands praten.
  6. Lees veel voor uit boeken en zing samen liedjes. Dit kun je doen in je eigen taal en ook in het Nederlands. Is je Nederlands niet goed genoeg, vraag dan iemand anders om de boekjes voor te lezen aan je kind.
  7. Kijk ook samen naar kinderfilms en tv-programma’s en praat met je kind over wat je ziet
  8. Lach niet als je kind fouten maakt. Niet in je eigen taal en ook niet in de tweede taal.
  9. Corrigeer de fouten van je kind. Maar vraag het niet om dan maar in de eigen taal verder te praten.
  10. Probeer geen moeilijke woorden te gebruiken of lange zinnen te maken. Spreek ook nooit in babytaal. Bijvoorbeeld: “daar komt een toet-toet aan”, of “ik zie een waf-waf”. Je kind leert dan niet om de juiste woorden te gebruiken en goede zinnen te maken.

Een goede leerkracht

  1. Neemt een positieve houding aan t.o.v. de andere taal.
  2. Eist niet teveel van het kind en accepteren ook non-verbale reacties.
  3. Verwoordt steeds wat hij/zij doet.
  4. Laat zien waar hij/zij over spreekt: door gebaren, plaatjes, foto’s.
  5. Gebruikt korte zinnen.
  6. Noemt bij zelfstandige naamwoorden steeds het lidwoord erbij. Bijv. het aapje, de banaan, een appel, etc.
  7. Geeft voldoende tijd om te reageren wanneer deze je kind iets vraagt.
  8. Corrigeert je kind op een goede manier. Wanneer je kind bijvoorbeeld zegt “Oma komen vandaag”, zegt de leerkracht: “O ja, komt oma vandaag?”
  9. Reageert goed als je kind iets niet begrijpt. Hij/zij vraagt dan door, of gaat bijvoorbeeld nader in op een woord dat niet goed was te verstaan.
  10. Voorkomt dat taalvaardige kinderen je kind het woord ontnemen als het een beurt krijgt.
  11. Betrekt jou als ouder bij dingen die enige uitleg behoeven. Bijvoorbeeld wanneer met thema’s gewerkt wordt. Ze kunnen dan bijvoorbeeld een prentenboek meegeven om thuis alvast te kunnen voorlezen.

Gedragsproblemen

Ontwikkelingsstoornis

Kan je kind niet met de rest van de klas meekomen? Soms is er sprake van een ontwikkelingsstoornis, die al vroeg kan worden onderkend. Maar pas op voor te vroege conclusies en voor een etiket dat je kind misschien nog jarenlang met zich kan meedragen. Een verstandige leerkracht laat het stellen van diagnoses, zoals ADHD, ADD, PDD nos, dyslexie, dyscalculie, maar ook bijvoorbeeld hoogbegaafdheid aan specialisten over. Zeker bij jonge kinderen is het speculeren over dit soort afwijkingen doorgaans zinloos en verwarrend.

Afwijkend gedrag

Sommige kinderen zijn stil, andere druk en onrustig. Sommigen zijn wat dromerig en anderen juist heel alert. Ieder kind is dan ook anders in karakter en aanleg. Soms kost het veel moeite om een kind te laten wennen aan de vereiste discipline in de klas en soms “heb je er geen kind aan”. Meestal past een kind zich snel aan, maar in uitzonderlijke gevallen vertoont een kind zo’n afwijkend gedrag dat de leerkracht de hulp van een deskundige inroept. In dat geval wordt eerst intern binnen de school naar het kind gekeken. Externe deskundigen worden alleen in overleg met de ouders ingeschakeld. Daar gaat altijd het nodige overleg aan vooraf en niets gebeurt zonder toestemming van de verantwoordelijke ouder(s).

Mijn kind is “anders”

Vaak voelen ouders zélf al vrij vroeg aan als hun kind “anders” is. Soms ook gaan bijvoorbeeld de leidsters van de peuterspeelzaal of de kleuterleerkrachten van de basisschool hierover met hen in gesprek. Meestal is er dan vooralsnog geen enkele reden tot bezorgdheid. Het gedrag van vooral kleuters is vaak nog niet erg consistent, zodat er meestal niet veel conclusies aan verbonden kunnen worden. Wacht daarom liever het oordeel van deskundigen af. Dat geldt overigens ook voor bijvoorbeeld hoogbegaafdheid, waarop in dit artikel niet verder wordt ingegaan.

Etiket

Mocht bij je kind eventueel een leer- of ontwikkelingsstoornissen worden vastgesteld, dan vergaat de wereld niet! Menige volwassene van nu zou blij geweest als destijds zijn of haar onderwijzers hadden ingezien dat hij of zijn niet “lui” of “dom” was, maar bijvoorbeeld ADHD of een andere stoornis had. Toch is het belangrijk kinderen geen “etiket” op te plakken. Laat het feit dat je kind een leer- of ontwikkelingsstoornis heeft nooit een vrijbrief zijn om daarin te berusten. Laat de houding “ik kan dat niet en hoef het niet te proberen, want ik heb ADHD” nooit het gedrag van je kind gaan bepalen. Zo’n slachtofferrol zou de ontwikkeling van je kind dan weleens meer in de weg kunnen staan dan de stoornis zelf. Hoewel dit artikel niet is bedoeld om leerstoornissen of afwijkingen van kinderen te beschrijven, onderstaand toch een zeer summier overzicht.

ADHD

Vaak komt druk gedrag van een kind voort uit het karakter of de opvoeding. Slechts in uitzonderlijke gevallen heeft een kind bijvoorbeeld ADHD. Kinderen met ADHD zijn vaak impulsief, kunnen moeilijk blijven zitten of op hun beurt wachten en kunnen niet rustig spelen. Ze praten overdreven veel, vallen anderen in de rede en luisteren niet naar wat zij zeggen. Vaak hebben ze ook vaak geen oog voor gevaren en risico’s. Een variant op ADHD is ADD, waarbij kinderen juist dromerig, passief en teruggetrokken kunnen zijn. ADHD heeft overigens beslist niet alleen negatieve kanten.

Dyslexie en dyscalculie

Circa 4 procent van alle Nederlanders ondervindt de gevolgen van dyslexie, ook wel woordblindheid genoemd. Lezen, spellen en schrijven gaan dan moeizaam, terwijl men een gemiddelde intelligentie bezit. Deze stoornis is in grote mate erfelijk bepaald. Nauw verwant aan dyslexie is dyscalculie; een leerstoornis op het gebied van rekenen en ruimtelijk inzicht. Dyscalculie kan erfelijk zijn of een gevolg zijn van bijvoorbeeld een hersenbeschadiging.

Autisme

Een vrij ingrijpende ontwikkelingsstoornis is Autisme. Het kind heeft dan moeite met het houden van overzicht. Communiceren en sociaal contact verlopen moeizaam en vaak vervallen kinderen in een star patroon van steeds terugkerende bezigheden. Mensen bij wie autisme is vastgesteld zijn vaak meer of juist minder gevoelig voor bepaalde prikkels, zoals geluid of pijn. Autisme kent vele vormen. We spreken dan van “Autisme Spectrum Stoornis” (ASS).

Op internet kunt u meer informatie vinden over de diverse afwijkingen.

http://www.gedragsproblemen-kinderen.info/

https://www.samensterkzonderstigma.nl/

https://www.hersenstichting.nl/

http://www.dyslexieweb.nl

https://www.balansdigitaal.nl/

http://gedragsproblemenindeklas.nl/

http://www.autisme.nl/

Rouwverwerking bij kleuters deel 2

Rouwverwerking bij kleuters (deel 2)

Ondanks hun jonge leeftijd kunnen ook kleuters al een dierbare persoon uit hun leven verliezen. Hoe geef je het verlies emotioneel een plaats en help je je kleuter eventueel de draad weer op te pakken? In een eerder bericht wordt ingegaan op het feitelijke verlies en daarna het afscheid van iemand die veel voor je kind heeft betekend. Afhankelijk van de ernst van het verlies komt er daarna een periode waarin je je kind kunt helpen de pijn te verwerken, zijn of haar leven aan te passen en de draad weer op te pakken.

Emotie

De mate waarin je kind het verlies van een overledene ervaart is uiteraard afhankelijk van de mate waarin deze een rol heeft gespeeld in zijn of haar leven. Is het een opa of oma van ver weg, die af en toe eens langskwam of is het een lid van het eigen gezin of bijvoorbeeld een vertrouwde oppas?

Als ouder merk je het beste of je kind worstelt met pijn, verdriet of vragen. Bedenk daarbij dat een kind dat niet huilt tóch verdriet kan hebben. Verdriet kan zich bijvoorbeeld ook uiten in bijvoorbeeld lichamelijke klachten of negatief gedrag. Kinderen kunnen ook stiller worden of terugvallen op oud gedrag (regressief gedrag), zoals bedplassen. Soms uiten zij hun emoties juist veel nadrukkelijker dan volwassenen en reageren “explosief”.

Vragen

Om te kunnen rouwen moeten kinderen begrijpen wat het verschijnsel “dood” eigenlijk betekent. Kleuters kennen het begrip “dood” en gebruiken dat bijvoorbeeld in hun spel. Maar dat betekent niet dat ze de reikwijdte kunnen bevatten. Ze zien de dood meer als iets tijdelijks. Zij hebben vaak vooral praktische vragen over bijvoorbeeld de lichamelijke en biologische kanten van de dood. Afhankelijk van de leeftijd zit een kind soms met allerlei vragen. Bijvoorbeeld of het zélf misschien schuld heeft aan de dood en of de dood besmettelijk is, maar ook wie er nu voor hem of haar gaat zorgen. Jonge kinderen zijn niet bang voor de dood, maar beseffen ook niet het definitieve karakter.

Rituelen

Op een of andere manier moet je kind het ontstane verdriet verwerken. Daarbij kunnen rituelen een belangrijke rol spelen. Zorg dat de naam van de overledene nog regelmatig genoemd wordt. Stop spullen die aan hem of haar herinneren niet weg en brand eventueel af en toe een kaarsje bij het portret van de overledene. Vraag eventueel aan de leerkracht op school om eens over het thema “dood” te vertellen en lees eens een van de vele boekjes over dit onderwerp. Het spreekt vanzelf dat de school bij gelegenheden als Vaderdag en Moederdag erop alert moet blijven als een kind (een van) de ouders verloren is.

Soms heeft een overlijden directe gevolgen voor het kind. Bijvoorbeeld als het kind gewend was dat het na school door oma werd opgehaald. Als zij overleden is zal het kind moeten wennen aan een nieuwe situatie. Ook in die zin kun je spreken over een veranderd “ritueel”.

Signalen

Let steeds op signalen van je kind. Ga ervan uit dat het niet altijd laat merken als het met het verdriet bezig is. Ga in op eventuele signalen en vraag regelmatig hoe het met je kind gaat, ook als daarvoor niet direct een aanleiding is.

Draad oppakken

Je kunt kinderen helpen stapje voor stapje weer de draad op te pakken. Zij dienen er opnieuw op te vertrouwen dat de vaste mensen wél in hun leven blijven. Dit kost veel tijd, maar gelukkig kunnen kleuters zich relatief snel aan veranderende omstandigheden aanpassen. Het voornaamste is dat je kind altijd bij je terecht kan, wat zijn of haar gedrag dan ook is. Veroordeel het gedrag niet, maar bied je kind altijd de veiligheid om zijn of haar  gedrag op welke wijze dan ook te uiten.

Nieuwjaar en de tijd

De tijd

Als er ook maar één moment in het hele jaar is waarop de tijd centraal staat is het wel op oudejaarsavond, als de klok 12.00u slaat. Een prima gelegenheid dus om eens met je kleuter te praten over “de tijd” en alles wat daarmee te maken heeft. Dus niet alleen het leren klokkijken (analoog en digitaal…) maar ook begrippen leren zoals “straks”, “morgen”, “het begin van de week” “in de lente” en dergelijke.

Begrip

Voor kleuters is het begrip “tijd” nog erg moeilijk. Zo zeggen kleuters vaak “morgen” als ze bijvoorbeeld gisteren of zelfs een vorige keer bedoelen. Soms zeggen we “even wachten”, maar hoelang duurt dan “even”? Straks gaan we naar oma, maar wanneer is “straks”? Voor een kleuter zijn die begrippen vaak nog heel lastig. Het is voor je kind duidelijker als je zegt: “straks, als je je brood op hebt, gaan we naar oma.” Je kunt gerust de begrippen gebruiken, maar geef er dan wel een goede uitleg bij. “Morgen, nadat het donker is geweest en we allemaal geslapen hebben, dan gaan we naar het bos”. Zo leert je kind bijvoorbeeld dat “morgen” eigenlijk verder weg is dan “straks”.

Dagritme

In de kleuterklas hangen daarom ook de zogenaamde “dagritmekaartjes”. Daarop kunnen de kinderen zien wat er die dag (ochtend en middag) voor hen op het programma staat.  Zo leren ze spelenderwijs om die tijdsaanduidingen te begrijpen. Ze ervaren feitelijk in de praktijk de tijd om in de kring te zitten, samen te werken, te eten en te drinken, buiten te spelen etc. In sommige klassen wordt gebruikt gemaakt van planningsborden voor ieder kind apart, zodat ieder kind voor zich kan zien wat hij/zij die dag moet doen: bijvoorbeeld in de bouwhoek spelen of aan de tafel een werkje doen.

Weekdagen

Vaak is in het kleuteronderwijs het opdreunen van de dagen van de week onderdeel van een ochtendritueel. Maak vaak kunnen de kinderen de dagen al opzeggen of zingen, maar weten dan nog niet wanneer het welke dag is. Daarom worden de dagen op een weekschema met een kleurtje aangeduid en leren de kinderen dat zo’n dag bestaat uit een ochtend- en een middag. Ook leren ze langzaamaan dat na een dag weer een nieuwe dag komt. Ook leren ze dat maandag altijd het “begin” (eerste dag) van de week is en vrijdag het “einde” (laatste dag van de schoolweek). Ook wordt uitgelegd wat bedoeld wordt met het weekend.
Vaak wordt ook gekeken hoe het weer is op een dag, en of het klopt met het seizoen. Ook worden de begrippen “vroeger” en “later” gebruikt in thema’s over baby-zijn of thema’s over opa’s en oma’s of in kringgesprekjes wat ze later willen worden als ze groot zijn.

Seizoenen

De seizoenen komen ook uitgebreid aan de orde en worden vaak in thema’s verwerkt. Een herfsttafel in de herfst bijvoorbeeld en alles wat met de herfst te maken heeft. Zo ook het maken van sneeuwpoppen in de winter, het tekenen van lentebloemen in de lente en leuke verhalen over het strand en de vakantie in de zomer.

Tijdsbeleving en tijdsbesef

Ook thuis wordt de tijd beleefd. Er is een tijd om te eten, een tijd om naar bed te gaan, een tijd om tv te kijken, een tijd om op visite te gaan, etc. Het tijdsbesef is voor het kind dus nog wel erg gekoppeld aan een activiteit. Zo betekent bijvoorbeeld dat naar voetbal gaan dat het vrijdag is, als papa je van school komt halen dan is het maandag, niet naar school gaan betekent het is weekend.

Ook wordt het tijdsbesef ontwikkeld door samen met je kind te praten over gebeurtenissen die op een vast tijdstip plaatsvinden, zoals naar school gaan, naar zwemles, op een bepaalde tijd eten, slapen, tv kijken, aankleden, nog één nachtje slapen, dan…etc. En misschien is het voor kinderen een houvast als er thuis ook dagritmekaartjes gebruikt worden, natuurlijk speciaal gericht op thuissituaties.

Houd als ouder altijd in gedachten dat je kind niet iedere tijdsaanduiding zomaar begrijpt. Dat bijvoorbeeld “straks” vaak om een nadere aanduiding vraagt. Je zult zien dat je kind dan geleidelijk een steeds beter begrip van de tijd ontwikkelt.

Woorden die met tijd te maken hebben.

Straks, even, later, vroeger, zo dadelijk, onmiddellijk, nu, binnenkort, daarna, eerst, laatst, beginnen,
vandaag, (over) morgen, (eer)gisteren, vorige (week), volgende (week), verleden (jaar), ’s morgens, middag, ’s avonds, ‘s nachts, tenslotte., eindigen.

Seizoen winter

Seizoen winter

Het winterseizoen biedt tal van mogelijkheden om de kinderen iets te leren over de winter. De bomen zijn inmiddels kaal en het is koud, nat en guur. Een prima tijd om je kleuter tegenstellingen te leren. Het is vroeger donker en later licht. Binnen is het lekker warm en buiten is het koud. De kinderen hebben geen dunne kleren meer aan, maar dikke. Een gezellige tijd dus om leuke activiteiten te doen met je kleuter. Zowel binnenshuis als buiten.

Buiten spelen

Als er sneeuw ligt is het natuurlijk heerlijk om met je kleuter buiten te zijn. Sneeuwballen maken en gooien, een sneeuwpop maken, sleetje rijden etc. Maar ook gewoon door de sneeuw lopen is voor je kleuter al een hele ervaring. De sneeuw kraakt onder je schoenen, je moet uitkijken dat je niet wegglijdt, er moeten grote stappen gemaakt worden, want je zakt weg in de sneeuw. Je staat er zelf niet bij stil, maar stiekem zijn het allemaal goede oefeningen voor de fijne maar ook de grove motoriek. Helemaal leuk wordt het als de voor de kinderen een sleetje kunt kopen en / of samen met hen sneeuw gaat ruimen. Laat de kinderen de koude tinteling van sneeuw maar eens aan hun handen voelen en laat ze zichzelf of een ander eens met sneeuw “inzepen”. Maak samen lol. Laat ze de sneeuw eens in een potje doen en meenemen naar binnen. Wat gebeurt er dan met de sneeuw? Of zet een potje met water een nachtje buiten, als het vriest. Wat gebeurt er met het water? Smelten en dooien zijn niet alleen tegenstellingen, maar voor je kind zijn het ook nieuwe woorden.

Als het vriest en de sloot is bevroren, kun je gaan schaatsen. Er zijn speciale schaatsen met 2 bladen, die je onder de laarzen/schoenen kunt binden. Zo kunnen de kinderen leren om op het ijs te “schaatsen” en hun vaardigheden verbeteren. Eerst eventueel met gebruikmaking van een krukje of stoel. Later kun je eventueel speciale kinderschaatsjes kopen in de winkel of misschien overnemen van andere ouders met ouders kinderen. Je kind moet dan al wel een beetje kunnen schaatsen. Is het nog te vroeg om al te schaatsen, gebruik dan eens een sleetje, maar grijp beslist de kans aan om je kind met sneeuw en ijs kennis te laten maken. Dat lukt immers toch al niet zo vaak!

Maak met je kind ook eens een voederketting voor vogels, met behulp van naald en draad, pinda’s en een prikpen en mat. Rijg de draad aan de naald. Leg een pinda op de prikmat en prik de naald door de pinda. Haal het touw erdoorheen en doe dit net zolang totdat de ketting vol zit met pinda’s. Zoek een mooi plekje buiten om de voederketting op te hangen.

Binnen spelen

Ook voorlezen of zelf met je kleuter boekjes bekijken, is een leuke bezigheid. Enkele suggesties voor winterboeken:
’t is winter – Jolanda Dijkmeijer
Het grote voorleesboek van de winter  – Saskia Noort en Tineke van der Stelt
Het vrolijk voorleesboek – Marianne Busser en Ron Schroder
Wat een winter (kijk en zoekboek) – Rotraut Susannne Berner
Wauw het is winter – Vivian den Hollander

Knutselactiviteiten

Tekenen en kleuren met potloden of krijtjes, knippen en plakken, schilderen, prikken, etc. Laat de kinderen leuke voorstellingen maken van de winter.
Lekker puzzelen of gewoon spelen met het speelgoed is ook leuk bezig zijn. Laat je kind dan ook eens alleen spelen, zonder dat jij het moet bezighouden.
Verzin leuke opdrachten; bijv.
– Maak die puzzel eens in tien minuten af, en zet de keukenklok op tien minuten. Lukt het niet in 10 minuten, doe je er dan 10 erbij. Lukt het wel, laat een moeilijkere puzzel doen in die tijd.
– Maak een tekening met drie sneeuwmannen met ieder drie knopen op z’n buik, een wortelneus, ogen en mond en een hoedje op z’n hoofd. (Kan ook met knippen en plakken) Hang het resultaat op.
– Kleed je poppen ook eens dik aan.
– Maak een zelf bedachte autobaan en laat je auto’s rijden.
– Bekijk een prentenboek en verzin een eigen verhaaltje. Vertel het onder het eten.
– Zoek in een prentenboek alle letters met een -m- (of andere letter die het al kent). Hoeveel zijn er dat?

Samen in de keuken iets bakken

Bijvoorbeeld smeltende sneeuwmannen. Daarvoor gebruik je kleine cakejes, wit glazuur marsepein (verschillende kleuren), een een cake decoratie food pen.
Doe op de cakejes wat wit glazuur. Maak van de marsepein een sjaal, hoed, wantjes, het hoofdje en de neus. Het gezicht kun je tekenen met een cake decoratie food pen. De cakejes kun je of zelf maken of kant en klaar kopen.

Natuurlijk kun je ook naar de bioscoop of theater gaan. Allemaal manieren om gezellig met je kleuter de winter door te komen!

Kerstmis

Kerstmis: gezellig, maar ook leerzaam

Heerlijk die sfeervolle decembermaand! Eerst het Sinterklaasfeest en direct daarna de fantastische kersttijd op school en thuis. Een prima tijd ook, om je kind te helpen zich (verder) te ontwikkelen. Het sprookje, met fraai verlichte winkels en straten, begint al bij het sinterklaasfeest voor de kleuters. En de gehele familie geniet mee! Zodra de Goedheiligman is vertrokken breekt de knusse kersttijd aan.

Wennen

Voor kleuters zijn deze drukke weken extra gezellig. Ze leren veel op school in deze periode. Bijvoorbeeld hoe ze beter en socialer met elkaar om kunnen gaan en zelfstandig dingen kunnen doen. De kinderen wennen al een beetje aan de school en hebben meestal geen moeite meer met het “afscheid nemen” van hun ouders. De meesten gaan graag iedere dag naar school, waar hen een voorspelbaar, overzichtelijk en veilig programma wacht.

Tóch zit iedere dag voor het kind weer vol nieuwe dingen. Omdat ze handiger en “mondiger” worden gaan ze daar steeds beter mee om. Ze wennen bovendien aan de groep, doormiddel van kringgesprekken, het kiezen van vriendjes en/of vriendinnetjes en het samen doen van werkjes.

Voorbereidingen

In december zijn de voorbereidingen voor het kerstfeest in volle gang, zowel op school als thuis. Voor je kleuter ook spannend, want in en om het huis wordt alles in kerstsfeer gebracht met lichtjes, kaarsjes, belletjes, kersttakken en kerststukken. En ook de kerstboom mag natuurlijk niet ontbreken. Het kerstfeest is immers het feest van het licht, zoals de religieuze betekenis aangeeft. Het licht symboliseert daarbij de geboorte van Jezus. Daarom wordt ook in vele huizen een kerststal geplaatst.

Op vrijwel alle scholen wordt volop aandacht besteed aan het kerstfeest. In de hal en vaak ook in iedere klas wordt een boom gezet. Kerstliedjes worden aangeleerd, het kerstverhaal verteld en kerstversieringen gemaakt. De school wordt fraai versierd, vaak ook met dingen die de kinderen zélf mogen maken. De meeste scholen organiseren een speciale kerstviering. Vaak in de vorm van een kerstmusicals, of het naspelen van het kerstverhaal door kinderen en/of leerkrachten. En op bijna iedere school mogen de kinderen ‘s avonds terugkomen om het kerstfeest samen met de klas te vieren. Er wordt dan stilgestaan bij het kerstverhaal en de ouders verzorgen een “kerstdiner”. Een gezellig samenzijn in een sfeervol versierde klas, dat beslist een van de hoogtepunten vormt in het schooljaar.

Zelfredzaamheid en sociale vorming

Het samen versieren, luisteren, knutselen, zingen, voorbereiden en vieren draagt bij aan de zelfredzaamheid en sociale vorming van de kleuter. Zo gebruikt de school deze tijd ook om te blijven werken aan het bijvoorbeeld het rekenen, de taalontwikkeling en de ontwikkeling van bijvoorbeeld de fijne en grove motoriek.
Als ouder kun je daar thuis gemakkelijk op inspelen door bijvoorbeeld de lampjes te tellen of de ballen in de boom, de sterren en dergelijke. Maar ook waar zijn er meer of minder van? Ook wordt de woordenschat van je kind verrijkt met nieuwe woorden zoals kun je de woorden zoals piek, kerstbal, kerststukje, engeltje, dennenboom, kerststal, kribbe, herder, versiering, kerstklokje, etc. Dus het leren staat niet stil! Ook kun je je kind vragen te helpen bij het bakken van koekjes; bijvoorbeeld het aantal lepels suiker of meel tellen, het kneden en vormen etc.

Boeken

En vergeet vooral niet je kind in deze tijd eens te verblijven met een prentenboek, passend bij de leeftijd. Overleg eventueel eens met de leerkracht, maar hieronder geven we u alvast een paar suggesties:

– Kerstmis                                         Dick Bruna
– Karel viert Kerstmis                          Liesbeth Sleger
– Kerstmis met muis                           Lucy Cousins
– Het is Kerstmis                                Betty Sluyzer
– Op weg naar kerst                           Susie Poole
– Het vrolijke kerstvoorleesboek          Marianne Busser en Rond Schröder

Allemaal leuke en mooie boeken speciaal geschreven voor kleuters.

Bij deze wensen we u alvast hele fijne kerstdagen toe!

Liefde voor je kleuter

Liefde voor je kleuter

Ouders hebben het állerbeste met hun kind voor en willen het liefst tegen iedere negatieve ervaring beschermen. Maar is die houding altijd wel zo goed? Wat is er mis mee als je jonge kind eens wordt teleurgesteld of een beetje pijn ervaart? Je kunt je kleuter geen grotere dienst bewijzen dan door hem of haar weerbaar te maken en hem of haar te leren dat niet altijd alles in het leven van een leien dakje kan gaan.

Vallen en opstaan

Toen je kind voor het eerst leerde lopen hield je beschermend je armen om hem heen om het op te vangen als het mis zou gaan. En soms ging het mis, maar uiteindelijk leerde het lopen, rennen en springen. Je helpende werd overbodig, maar er volgden nieuwe uitdagingen, omdat je kind telkens zijn grenzen verlegt. En opnieuw gaat er weleens iets fout en heeft je kind verdriet en pijn. Feitelijk kun je niet veel meer doen dan de risico’s beperken. Er is niets mis mee als je figuurlijk je armen beschermend om je kleuter legt, maar maak er geen beklemmende houdgreep van.

Baby’s zijn beperkt in hun mogelijkheden om emoties naar buiten te brengen. Ze lachen of ze huilen. Maar zodra ze leren praten kunnen ze hun gevoelens steeds beter uitdrukken. Desondanks vallen ze soms nog terug op hun meest primaire uitdrukkingswijze: het huilen. Zelfs volwassenen doen dat, als emoties hen teveel worden. Kinderen weten dat hun ouders intuïtief reageren als ze gaan huilen. Dan gaan ze helpen en troost bieden. Dan krijgen ze aandacht. Gelukkig maar, als er échte nood is, maar het wordt een probleem als je kind je met huilen gaat manipuleren.

Communicatiemiddel

Sommige peuters en zelf kleuters gebruiken huilen als communicatiemiddel. Ze gaan huilen, telkens als er eens iets tegenzit. En de ouders draven onmiddellijk op om het probleem van hun kind aan te pakken, vooral door hun kind z’n zin te geven. Lukt dat niet, dan zet het kind gewoon een nieuwe huilbui in of grijpt zelfs naar een nóg krachtiger “wapen” het krijsen. Dat laatste vooral als het merkt dat de begeleidende ouder zich geneert voor de omstanders. Zijn kinderen nou echt zo gemeen? Nee, maar ze worden geholpen door hun natuurlijke intuïtie. Ze kennen de onvoorwaardelijke loyaliteit van hun ouders en maken daar gebruik van. Of … misbruik…

Grenzen

Stel duidelijke grenzen. Wanneer het weet dat je niet gevoelig bent voor hun gehuil en gedram houdt het daar al snel mee op. Kijk anders maar eens naar een opvoedprogramma als “nanny” Joe Frost. Maar ook wanneer je je kind geleerd hebt “normaal” te doen en gewoon te praten (net als pappa en mamma) dan nog kun je het niet steeds z’n zin geven.

Weerbaar en zelfstandig maken

Sommige ouders doen er alles voor om hun kind overal en altijd voor tegenslag te behoeden. Knuffel onvindbaar? Mamma zet het hele huis op z’n kop. Ruzie met een vriendjes? Mamma trekt erop uit om het op te lossen. Een standje gekregen op school? Moeder spreekt de juf er op aan. Wanneer je voortdurend ieder probleempje voor je kind oplost wordt het nooit weerbaar en zelfstandig. Sommige ouders houden dit – in een of andere vorm – vol tot hun kinderen volwassen worden. Nouja, eigenlijk worden ze nóóit volwassen. Bij volwassenheid hoort immers dat je gewoon je eigen problemen aanpakt. En daar hebben ze nooit de kans voor gekregen.  Echte liefde voor je kleuter betekent dat je begint met hem of haar weerbaar te maken voor tegenvallers, leert omgaan met ruzietjes, met een geschaafde knie, een val uit de schommel of even op de beurt wachten. Je kind eindeloos aan het armpje meenemen door het leven is kiezen voor korte termijn oplossingen, is als een kusje op de knie als het gevallen is. Zelfredzaamheid daarentegen is een geschenk waar je kind z’n hele verdere leven plezier aan beleeft.

Voorlezen

Voorlezen aan je kind

Vaak hoor je dat voorlezen aan je kind heel belangrijk is. Heel terecht, want daarmee kun je de taalontwikkeling stimuleren, de woordenschat vergroten en het luistergedrag verbeteren. Maar bij voorlezen komt meer kijken dan je misschien op het eerste gezicht denkt. De vraag is bijvoorbeeld of je kind het voorleesverhaal wel begrijpt. Kijk daarom op de eerste plaats of het boek dat je gaat voorlezen wel geschikt is voor je kind. Zoek daarom een boek uit, waarvan je mag verwachten dat je je kind zal interesseren. Een boek dat aansluit bij zijn of haar belevingswereld en dat niet te moeilijk is.

Interactief

Het beste kun je interactief voorlezen. Daarmee wordt bedoeld dat je je kind actief bij het voorlezen betrekt.  Je bekijkt samen het boek en tijdens het voorlezen stel je vragen aan je kind. Begrijpt je kind wat je vertelt? Heeft het wel goed geluisterd? Heeft je kind misschien weleens dezelfde ervaringen gehad als in het voorleesverhaal? Wat was toen zijn beleving? Hoe voelde het zich daarbij en wat vond het er zelf van?
Vraag bijvoorbeeld ook eens aan je kind hoe het denkt dat het verhaal zal aflopen. Verloopt het anders dan hij/zij zelf heeft meegemaakt, of juist hetzelfde?

Tijdens het voorlezen kom je vaak ook moeilijke woorden tegen, die je vaak op verschillende manieren kunt uitleggen. Soms kun je de betekenis duidelijk maken met behulp van afbeeldingen of door iets voor te doen, zoals bijvoorbeeld “rillen van de kou”. Ook kun je een ander woord met dezelfde betekenis (synoniem) gebruiken, waardoor je kind het wel zal begrijpen.

Prentenboek versus voorleesboek

Vooral voor kleuters is het prettig als er in een boek veel illustraties staan. Feitelijk spreken we dan van een prentenboek. Tijdens het voorlezen kun je dan de tekeningen aan je kind laten zien, er samen over praten en er misschien vragen over stellen. Een voorleesboek zonder plaatjes doet feitelijk een groter beroep op het voorstellingsvermogen van je kind. Bij volwassenen is dat overigens nauwelijks anders. Een film blijkt vaak heel anders dan je jezelf bij het lezen van het boek voorstelde.

Intonatie

Hoewel een boek vaak op zichzelf al spannend of meeslepend genoeg kan zijn kun je er bij het voorlezen soms nog een schepje bovenop doen, doormiddel van een goede intonatie.
Als je voorleest over de “gemene heks”, de “goedmoedige reus” of de “slimme kabouter” bijvoorbeeld. Probeer soms een beetje “toneel te spelen”.

Meedenken

Eventueel kun je je kind laten voorspellen wat er in het verhaal zal afspelen. Op de kaft van het prentenboek is te zien waar het over zal gaan. Kan je kind uitleggen waar het verhaal over gaat en waar het zich afspeelt, en wie er allemaal in het boek voorkomen? Zo laat je je kind meedenken in het verhaal en help je het beter te begrijpen.

Na het voorlezen kun je samen met je kind nog napraten over het verhaal. En kun je erachter komen of je kind het verhaal echt begrepen heeft.

Overigens vinden kinderen het helemaal niet erg als je voor de tweede keer hetzelfde verhaal voorleest. Vaak is dat juist leerzaam. Bij zo’n tweede keer ontdekt je kind vaak andere dingen dan bij de eerste keer. Daardoor zal je kind het boek, de verhaallijn, en de gebeurtenissen dan nog beter gaan begrijpen.

Praten met je kleuter

Praten met je kleuter

Kleuters  zijn erg verschillend. Het ene kind vertelt heel veel, het andere kind bijna niets. Soms kan een kind zich nog moeilijk uitdrukken of is zijn/haar woordenschat nog beperkt. Maar ook kan het nog bezig zijn de vele indrukken van een dag in zich op te nemen. Misschien staat zijn of haar hoofd er dan niet naar om antwoorden te moeten geven. Soms is je kind nog te onzeker in wat het doet en mist het nog een stukje zelfvertrouwen.  Dan is het soms best moeilijk voor een kind om precies iets te kunnen vertellen wat jij wil weten.
Wanneer een kind zich al wel redelijk kan uitdrukken kan het er zelfs een “uitdaging” in zien om juist spontaan en ongevraagd iets te kunnen vertellen. Laat dat maar gebeuren!
Als ouders wil je weleens graag het fijne weten van wat je kind zoal gedaan en meegemaakt heeft op een dag. Maar hoe breng je een goed gesprekje op gang zonder dat je kind of jijzelf geïrriteerd raakt?

Aanmoedigen om te vertellen

Ouders gaan er vaak vanuit dat hun kind wel begrijpt waarom ze weleens vragen stellen. Maar vooral een kleuter leeft nog zo in zijn eigen wereldje van egocentrisme en fantasie dat hij of zij eigenlijk niet begrijpt waarom je dingen vraagt.  Vertel daarom eerst waarom je graag iets wilt weten. Bijvoorbeeld: “papa en mama vinden het fijn om te weten of alles goed gaat met je op school, of als je bij een vriendje bent om te spelen”.
Daarbij kun je eventueel ook uitleggen dat je het prettig vindt, als je kind tevreden is en blij. En dat jullie, als ouders, er altijd zijn om hem/haar te helpen als dat niet zo is. Kinderen vragen vaak iets aan hun ouders en soms vragen ouders ook weleens iets aan hun kind. Soms kan je ook bijvoorbeeld een voorwerp, een foto of andere afbeelding gebruiken om een gesprek op gang te helpen.

Enkele tips voor een gesprek met je kind:

– Neem altijd rustig de tijd om met je kind in gesprek te gaan.
– Kleuters komen soms nog moeilijk uit hun woorden. Probeer ze dan niet te onderbreken en hun zinnen voor hen af te maken. Laat ze iets eerst op hun eigen manier vertellen.
– Kleuters communiceren ook nog erg met hun lichaam. Bijvoorbeeld wiebelen, armen zwaaien, hoofd heen en weer bewegen. Houd daar rekening mee en kies liefst een rustig zitplekje uit.
– Ga op dezelfde (oog)hoogte zitten als je kind.
– Probeer je vragen zo te stellen, dat je kind niet altijd met “ja” of “nee”, “leuk” of “stom”  kan antwoorden. (gesloten vragen) Vraag bijvoorbeeld “vertel eens wat je gedaan hebt met het buitenspelen”, of “wat moest je bouwen in de bouwhoek?” Stel liever concrete (open) vragen.
– Probeer het gesprekje niet te lang te laten duren.
– Rond het gesprekje ook af, zodat je kind weet dat het weer iets anders kan gaan doen.
– Respecteer wanneer je kind eens een keertje niet wil praten, maar zeg dan wel dat je er op een ander moment nog op terug zal komen.
– Als je kind jou iets vraagt, geef dan altijd antwoord in eenvoudige, gemakkelijk te begrijpen taal.
– Gaat het om een gevoelig gesprekje, dan kan het verstandig zijn om iets om handen te hebben, zoals afwassen of aardappelen schillen. Het kind voelt zich dan niet zo belast en het gesprek wordt niet zo gespannen.
– Luister ook bewust naar je kleuter! Laat je kind gerust zijn/haar mening vertellen en  zeggen wat hem/haar bezig houdt. Dat kan iets leuks zijn, maar misschien ook iets vervelends. Spreek in het laatste geval eens samen over een oplossing.

Door te praten met je kind blijf je steeds geïnformeerd, toon je oprechte interesse en geef je blijk van medeleven. Maar ook help je je kleuter zich goed uit te drukken. Het ontwikkelen van de verbale communicatie van kinderen is heel belangrijk. Als je hen daarbij helpt, hebben ze daar een leven lang plezier van.

In een volgend artikel zal ik een aantal voorbeelden geven van vragen die je aan je kind kunt stellen om een gesprek op gang te brengen en ook hoe je je kleuter kunt leren goed te luisteren.

Weer terug naar school

Vakantie voorbij……..weer naar school!

Na de lange zomervakantie gaan de kinderen weer met nieuwe energie naar school. Een spannende periode breekt aan, vaak bij een nieuwe juf of meester. Vooral voor de kleuters is het weer even wennen aan de discipline, die in de klas nu eenmaal noodzakelijk is, maar dat duurt meestal niet lang.

Voor het eerst….

Vooral voor kinderen die voor het eerst naar de basisschool gaan is de eerste schooldag een heel belangrijke stap in hun nog jonge leven. Voor het eerst weg uit de beschermende sfeer van thuis. Kennismaken met een nieuwe omgeving met veel andere kinderen in een klas. Een natuurlijk met een leerkracht. Meestal is dat 1 juf en vaak zelfs 2, want juffen werken vaak parttime.
Het valt voor een kind niet altijd mee aan dit nieuwe leven te wennen. Wennen aan een grote groep kinderen waarmee het soms speelgoed moet delen, wennen aan regeltjes in de klas, wennen aan hele dagen naar school. Heel anders dan op een peuterspeelzaal, waar het maar twee ochtenden per week verblijft.

Ieder kind is anders

Ieder kind beleeft zo’n beginperiode anders. Het ene kind is verlegen, het andere wat drukker en soms onhandelbaar, omdat het de situatie nog niet goed kan overzien. Weer een ander kind plast misschien ’s nachts weer in bed omdat het niet tegen de veranderingen kan. Zelfs het stoere kind met veel praatjes moet wennen met veel kinderen om zich heen. Het is daarom zaak om als ouders  hier goed mee om te gaan. Word niet te snel boos op je kind als het (nog) niet doet wat er gevraagd wordt, vooral nu alles nieuw voor hem/haar is.

Bereid je kind goed voor

Bereid je kind telkens goed voor wat het die dag te wachten staat. Begin ‘s morgens al bij het opstaan. Kies bijvoorbeeld samen kleren uit voor die dag. Vraag tijdens het ontbijt ook eens wat je kind die dag allemaal denkt te gaan doen op school. Zullen er liedjes gezongen worden, of zal er worden buiten gespeeld, en met wie zal het spelen?  Maak samen het schooltasje klaar> Wat gaat/mag er mee. Spreek tevoren even met je kind af dat het bijvoorbeeld zelf de jas kan ophangen en de tas kan wegzetten als je eenmaal op school bent aangekomen. Dat je samen de klas binnengaat en dat je heel even knuffelt of kust en dan weer weg gaat. Dus hou het afscheid altijd kort, want dat is het beste voor je kind. Zo hoeft het niet lang verdrietig te zijn. De juf vangt je kind wel op en zorgt ervoor dat het zich op zijn gemak gaat voelen. Stel eventuele vragen aan de juf liefst even uit tot na de schooltijd.

Ook voor ouders is het soms moeilijk

Ook voor jou als ouder is het begin van een nieuw schooljaar een spannende periode. Misschien vind je het best vervelend om je kind te moeten achterlaten op school. Laat dat dan niet teveel merken aan je kind, want dat maakt het misschien nog verdrietiger en angstiger, waardoor het naar school gaan associeert met iets vervelends. De school moet juist leuk zijn! Hoe eerder je kind zich immers veilig en fijn voelt op school, hoe beter het is voor zijn of haar ontwikkeling.

Praktische tips voor de eerste schooldag:

– Koop samen met je kind een leuke tas, een trommeltje en/of drinkbeker.
– Loop of fiets alvast eens langs de school.
– Praat over de school. Dat je kind nieuwe dingen gaat leren en nieuwe vriendjes kan maken.
– Vertel dat de juf er altijd zal zijn voor hem/haar; voor hulp, voor een knuffel, voor vragen
– Oefen voordat je kind naar school gaat alvast een beetje het “uit elkaar gaan”. Bijvoorbeeld door het eens bij een vriendje te laten spelen, te laten logeren, of aan een oppas toe te vertrouwen.
– Leer je kind ook om zelf naar de wc te gaan, zich zélf aan- en uit te kleden, speelgoed op te ruimen en iets met anderen te delen.
– Zorg dat je kind gewend is aan regelmaat. Dat het dus op tijd naar bed gaat, op tijd gaat eten etc.
– Laat merken dat je er altijd voor je kind bent; dat het met vragen bij je terecht kan. Op school neemt de juf je taak even over.
– Neem de tijd om samen met je kind eens over van alles en nog wat te praten. Stel het gerust als het ergens bang voor is of iets vervelends vindt.

« Oudere berichten Recent Entries »