Category Archives: Persoonlijke ontwikkeling

Groep 0 t/m 2

Niet altijd naar groep 1

Als je kind de leeftijd van 4 jaar heeft bereikt mag het naar de basisschool. Of het meteen in groep 1 komt of eerst een tijdje in groep 0 hangt af van de periode waarin het verjaart. Maar, ook als het in groep 1 mag starten wordt straks gekeken of het toe is aan de stap naar groep 2.

Groep 0

Wordt je kind in de maanden januari t/m juni 4 jaar, dan start het eigenlijk in groep 0 (hoewel iedereen groep 1 zegt). In de periode tot de zomervakantie kan het nog lekker wennen, experimenteren, nieuwe indrukken opdoen etc. Na de zomervakantie gaat het naar groep 1. Kinderen, die in de zomervakantie t/m september 4 jaar worden, komen direct in groep 1. Kinderen, die v.a. augustus t/m juli in groep 1 hebben gezeten, gaan na de grote vakantie naar groep 2.

Nog even doorgroeien

Wanneer je kind 4 jaar wordt in de herfstmaanden (okt t/m dec) komt het ook direct in groep 1. Deze kinderen worden “herfstkinderen” genoemd. Het is maar de vraag of zij het volgend schooljaar direct kunnen doorstromen naar groep 2. Dat hangt namelijk sterk af van hoe het kind zich ontwikkelt. Daarbij wordt gekeken of het sociaal emotioneel aan de stap naar groep 2 toe is, maar ook of de andere ontwikkelingsgebieden voldoende zijn. Taal en rekenen bijvoorbeeld, maar ook de motorische vaardigheden en de mate van zelfstandigheid. Is dat niet het geval, dan blijft het nog een jaartje in groep 1, waar het rustig kan doorgroeien in zijn/haar ontwikkeling. In dat geval is het goed om het kind in z’n waarde te laten en niet onder druk te zetten om toch maar naar groep 2 te kunnen. Dat werkt juist averechts en maakt de kans groot dat het kind voortaan met tegenzin naar school gaat.

(Zie ook herfstkinderen)

Kringactiviteiten

Samen luisteren, praten, spelen

Tijdens een schooldag zitten de kinderen regelmatig in een kring, samen met de leerkracht. Zij luisteren, praten, doen spelletjes, denken na, krijgen en geven aandacht etc. Kringactiviteiten zijn een vast onderdeel van iedere schooldag in de kleutergroep. De manier waarop ze worden ingevuld kan per school en zelfs per juf of meester verschillen.

Op de meeste scholen wordt begonnen in de kring. De dag wordt geopend met een liedje. Iedereen wordt weer welkom geheten in de klas. Soms begroeten de kinderen elkaar door een hand te geven en elkaar goede morgen te wensen.
Dan wordt vaak iedere dag hetzelfde ritueel gedaan: Welke dag is het vandaag? Wie weet welke datum het is en welke maand? Wat voor weer is het? Voor de meeste onderwerpen is er wel een liedje, zoals een dagen-van-de-weekliedje” of een “weerliedje”.

Allerlei doeleinden

Waarom is de kring zo belangrijk? Daarvoor zijn allerlei praktische redenen:

  • Voor de taalontwikkeling wordt een verhaal verteld of voorgelezen. De kinderen leren om te luisteren, om te concentreren, om te denken (als de juf vragen stelt over het verhaaltje), om hun fantasie te stimuleren. Ze leren ook om naar elkaar te luisteren.
  • Om begrippen te oefenen krijgen de kinderen eenvoudige opdrachten. “steek je handen in de lucht”, “ga eens op je stoel staan, ga eens naast, achter of voor een kind staan” etc.
  • Om kleuren te oefenen worden spelletjes gedaan, zoals “Ik zie, ik zie”……iets roods.
    Kinderen zoeken in de klas iets roods en zetten dat dan in het midden van de kring.
  • Om het geheugen te trainen met behulp van geheugenspelletjes. Daarbij worden bijvoorbeeld voorwerpen op een tafel gelegd in het midden van de kring. Nadat de kinderen goed gekeken hebben, gaat er een doek over. “Wie kan opnoemen wat er onder het doek ligt?” Of telkens een voorwerp weghalen: “Wat is er weg?”
  • Om de waarneming te testen zijn er spelletjes zoals “Ik zie, ik zie”, iets vierkant, iets ronds, etc.
  • Om tijdsbesef bij te brengen  wordt een tijdwijzer gebruikt en wordt aan de kinderen gevraagd “Welke dag is het? “Is het nu morgen of middag?” “Wat doe je ‘s avonds?” “Over hoeveel nachtjes slapen is het feest?” “Noem eens de dagen van de week op” of “Welk seizoen is het nu?”
  • Voor een beetje inzicht in rekenen worden o.a. rekenspelletjes gedaan. Bijvoorbeeld: “Er liggen 4 kastanjes op de tafel, ik haal er eentje weg. Hoeveel liggen er nu nog?” Of “Ik doe er 2 bij hoeveel liggen er dan?”

Aan het einde van de schooldag zitten de kinderen weer in de kring en wordt soms geëvalueerd:

– Wat vond je fijn vandaag en waarom?
– Wat ging er mis en waardoor? Hoe kan het de volgende keer anders?
– Wat heb je vandaag geleerd?
– Wat vond je moeilijk?
– Wat vond je gemakkelijk?
Dan wordt afscheid genomen met een liedje en wenst iedereen elkaar een fijne thuiskomst toe.

Iedere leerkracht pakt kringactiviteiten wel een beetje anders aan, zodat ik heb volstaan met een aantal praktische voorbeelden. Juist dit soort activiteiten doen een groot beroep op de ervaring en het improvisatievermogen van de leerkracht.

Afscheid nemen

Houd het kort

Sommige kinderen kunnen maar moeilijk afscheid nemen van de ouder die hen naar school brengt. Ook voor ouders is het soms niet gemakkelijk hiermee om te gaan. Het beste is, om het kind op het stoeltje te zetten, één kusje te geven en dan weg te gaan. De leerkracht vangt het kind wel op. En meestal gaat het huilen over zodra de ouder uit het zicht is.

  • Bereid je kind thuis al voor: “ik geef je straks één kusje en dan ga ik echt weg.” Dat is voor je kind in het begin misschien nog even moeilijk, maar je zult merken dat het eventuele verdriet snel overgaat.
  • Herhaal dagelijks dit ritueel, tot je vanzelf merkt dat het niet meer nodig is.
  • Ga altijd op tijd naar school. Het is gemakkelijker afscheid nemen als de klas nog niet vol is.

Herfstkinderen

Nieuwe mogelijkheid

In 2005 werd voor alle basisscholen het begrip “herfstkinderen” geïntroduceerd, om nog meer de behoeften en ontwikkeling van kinderen centraal te stellen. Sindsdien mogen kinderen die in oktober, november of december 4 jaar worden direct naar groep 1.  In uitzonderlijke gevallen krijgen kinderen die zich direct positief onderscheiden daardoor de kans al het volgende schooljaar door te gaan naar groep 2. Vroeger bestond deze mogelijkheid niet en moesten deze kinderen na de zomer in principe in groep 1 blijven.

Emotionele ontwikkeling

In de groepen 1 en 2 zijn de emotionele ontwikkeling en het spelen en werken heel belangrijk. Het gaat dus niet alleen om bijvoorbeeld taal en rekenen, hoewel ook deze vaardigheden voldoende moeten worden ontwikkeld.

Het is niet zonder risico voor de verdere schoolcarrière van een kind, als het te vroeg doorstroomt naar een hogere groep. De groei en ontwikkeling in de eerste schooljaren vormen namelijk een belangrijk fundament voor het zelfbeeld en het zelfvertrouwen van het kind. Als voor herfstkinderen de leertijd in groep 1 wordt verlengd, kunnen zij voldoende groei- en ontwikkelingsvoordeel opdoen. Zij krijgen zogezegd voldoende tijd om te rijpen.

Pas tussen het 6e en 7e jaar is het zenuwstelsel van een kind voldoende uitgebalanceerd om serieus te gaan leren. Daarom kunnen herfstkinderen die in het najaar in groep 1 zijn gekomen alleen in zeer uitzonderlijke gevallen al direct het volgende schooljaar naar groep 2!!

Thuis oefenen

Het leren staat nooit stil

Een kleuter leert al spelend! Ouders kunnen daar thuis op inspelen. Bijvoorbeeld tijdens het eten, het aan- en uitkleden, TV kijken, het naar bed brengen, etc. Tijdens het tafeldekken bijvoorbeeld kun je het reken- en denkvermogen van je kind vergroten. “Hoeveel borden moeten er op tafel?” Tijdens een gezellig gesprek leert het te luisteren naar anderen en kan het zelf ook iets vertellen. Ook bijvoorbeeld het beleven van de seizoenen daagt je kind uit om te leren. In de herfst kun je samen in het bos spullen verzamelen, zoals eikeltjes, kastanjes of noten (ordenen). In de winter kan je kind leren van tegenstellingen (warm en koud, licht en donker, vriezen en smelten). In de zomer kun je met je kind(eren) tikkertje spelen (sociaal), in de lente bloemennamen leren (taal) etc. Hieronder enkele mogelijkheden om je kind thuis te helpen:

Puzzelen

Ieder kind heeft wel een puzzeltje. Probeer eens met een keukenwekker een puzzeltje te laten leggen. Hoe snel zijn ze? Hoe geconcentreerd zijn ze? Of laat ze twee puzzeltjes tegelijk maken.

Opdrachtjes 

Geef je kind af en toe eens eenvoudige opdrachtjes, zoals: “Pak je schoenen, je jas, je tas”, “Zet je beker op het aanrecht”, “Trek je pyjama aan”, “Leg de lepels in de la”, etc. (begrijpen en kennen ze de opdrachten?) Probeer ook eens twee opdrachten tegelijk te geven: ‘pak de schaar en doe daarna de deur dicht’.
Laat je kind bijvoorbeeld ook eens meehelpen met het tafel dekken: “Hoeveel vorken, messen, borden moeten er op tafel komen?” Laat ze maar eens tellen. Zo leren kinderen al spelend. óók thuis!!

Zelfredzaamheid

  • Leer je kind zichzelf eens aan- en uit te kleden.
  • Probeer eens of je kind zelf een boterham kan smeren.
  • Laat je kind zelf fiets zijn of haar fiets pakken uit de berging.
  • Laat je kind zelf fietsen.
  • Laat je kind zelf naar de wc gaan en billen afvegen.
  • Laat je kind zelf dingen bij elkaar zoeken, zodat het leert sorteren!

Zelf lezen

Wanneer je kind zelf wil lezen en het is eraan toe, dan kun je het helpen door de letters spellend uit te spreken zoals je die hoort. Bijvoorbeeld het woordje “maan”, de m (is m, geen em), aa (is aa ), n (is n geen en). Je gebruikt de klanken. Dus alle letters spreek je uit zoals je die zegt in een woord. Zo leren kinderen dat ook op school. Het is handig als ouders dit ook zo doen. De lettercombinaties zoals: aa, oo, ee, uu, oe, eu ui, au en ou spreek je ook zo uit. Bij de bibliotheek zijn boekjes te leen voor beginnende lezertjes; de z.g. de maan-roos-vis-boekjes.

Rekenen

  • Laat je kind meehelpen met het opruimen van het speelgoed.
    • “Hoeveel auto’s of poppen kunnen er in een bak?” (Tellen)
    • “Leg je knuffels eens van groot naar klein op je bed?”
  • Laat je kind voorwerpen in huis tellen en vergelijken.
    • “Hoeveel schoenen er zijn?”
    • “Zijn alle schoenen even groot?”
  • “Hoeveel stappen is je slaapkamer, de keuken, de gang?” (Meten)
  • “Hoeveel treden heeft de trap?”
  • “Ik zie, ik zie wat jij niet ziet en het is van hout of rond of je kunt het opeten, of is het van jou” (ordenen en vergelijken)
  • Geef je kind een doos met knopen en laat het deze sorteren op kleur, grootte, vorm. (Ordenen)
  • Met gezelschapsspelen kun je tellen. “Hoe lang moet ik op mijn beurt wachten?” (Tijd)
  • Laat je kind eens meehelpen pannenkoeken te maken. Meel wegen, eieren tellen, melk afmeten.
  • Hoeveel pannenkoeken zijn er gemaakt? Hoeveel van de pannenkoeken denk je op te kunnen eten? Zijn er nog pannenkoeken over? (Wegen, meten, getal besef)

Spelen en leren in de vakantie

  • Geef je kind eens een bak met water, een emmertje zand of wat wasknijpers. Daarmee kun je prima hun creativiteit, motorische vaardigheden of rekenvermogen stimuleren.
  • Ook het gewone buitenspelen met kinderen uit de buurt is al leuk. Zo leren ze om met elkaar om te gaan, te delen en te communiceren.
  • Ze kunnen in een bos rennen, een hut bouwen van takken, of verstoppertje spelen achter de bomen.
  • Een bezoekje brengen aan een kinderboerderij, een dierentuin? Zo leren kinderen de dieren kennen. Bijvoorbeeld zijn het grote dieren? Wat doen ze? Wat eten ze? Hoe lopen ze? etc.
  • Een bezoekje aan de speeltuin, zo kunnen ze hun energie kwijt. Ook hier leren ze van!
  • Tijdens uw reis met de auto kunnen de kinderen bijv. alle rode auto’s tellen, of paarden of caravans.
  • In een zwembad of op het strand doen kinderen weer andere ervaringen op. In en uit het water rennen, lekker poedelen met of zonder zwembandjes, in het zand naar hartenlust graven en bouwen.
  • Geef je kind tijdens het spelen met zand eens verschillende vormpjes, bakjes of bekers. Ook schelpen en knopen zijn erg leuk om de zandtaartjes te versieren.
  • Met stoepkrijt kunnen de kinderen leuke tekeningen maken of een hinkelbaan. Laat ze cijfers of letters erbij tekenen. Laat ze hinkelen, springen, vooruit of achteruit, of op één been.
  • Tijdens het hinkelen kan je kind de cijfers, letters of de tekeningen benoemen.
  • Ook dichter bij huis zijn er allerlei spelletjes te bedenken. Bijvoorbeeld het gooien en vangen van een bal. Goed voor de oog-handcoördinatie van je kind.
  • Laat de kinderen eens tegen open waterflessen voetballen, het kost niets en het water is goed voor het gras.
  • Met springtouwen en elastieken oefenen de kinderen hun behendigheid.
  • Ook spelen in een nabij gelegen parkje of speeltuintje is fijn.
  • Bij slecht weer kunnen kinderen lekker knutselen met schaartjes lijm, karton, lege wc-rollen en natuurlijk met verf, stiften en potloden.

Het mag duidelijk zijn: Je kind behoeft zich in de vakantieperiode écht niet te vervelen!

Jarig zijn op school

Je kind in het middelpunt

Jarig zijn op school is voor kleuters erg spannend. Ze zijn het middelpunt van de dag, ze mogen trakteren en worden toegezongen. Soms mag je kind een rondje langs de klassen maken en de andere juffen mee laten feesten door hen ook een traktatie aan te bieden.

Best leuk!

Het ene kind vindt het erg leuk, terwijl het andere kind het nog een beetje eng vindt. De juffen weten dan precies hoe ze het moeten aanpakken en zorgen ervoor dat ook deze kinderen het leuk gaan vinden. De verjaardag wordt vaak aan het begin van de dag gevierd. Op veel scholen mogen de ouders er gezellig even bij blijven. Vraag eventueel even aan de leerkracht of je de verjaardag in de klas mag vastleggen op foto of video. Leuk voor Facebook of het familiealbum!

Feestmuts

De jarige krijgt natuurlijk een feestmuts op en mag vertellen wat voor cadeautjes hij of zij gekregen heeft. Er worden feestliedjes gezongen met of zonder instrumentjes en het hoogtepunt is natuurlijk het trakteren. Door hun ervaring slagen juffen of meesters er doorgaans prima in van een kleuterverjaardag een leuk feestje maken.

Na afloop van het feestje gaan de ouders weer naar huis en kan het programma in de klas doorgaan. De jarige blijft in het middelpunt, want die mag meestal kiezen welk verhaaltje de juf gaat vertellen, welke spelletjes er gedaan worden, welke kinderen er mee mogen om een rondje langs de klassen te gaan etc. Zo wordt zo’n dag extra feestelijk gemaakt voor de jarige.

Traktatie

Er zijn erg leuke traktaties te bedenken. Het liefst natuurlijk gezond!

Enkele voorbeelden:

  • kleine zakjes chips
  • stukjes kaas of worst op prikkers
  • worstjes in bladerdeeg
  • doosjes met krenten
  • stukjes fruit aan spiesjes
  • leuke kleine verrassinkjes in de vorm van potloodjes, grappige gummetjes of puntenslijpers, ballonnetjes, leuke bekers, etc.

Sommige ouders maken het zelfs nog feestelijker door alles in een gezellige met ballonnen versierde feestmand of doos aan de klas te presenteren. Eventueel kan er een leuk verrassingspakketje worden geknutseld. Zo is iedere verjaardag voor een kleuter altijd één groot feest!!

Afwijkende ontwikkeling van kleuters

Omdat ieder kind anders is

Ieder mens is verschillend, dus dat geldt ook voor kleuters. Daarom zetten wij de meest voorkomende “afwijkingen” in de ontwikkeling van kleuters op een rijtje.

Achterstand in de motoriek:

  • Het kind heeft problemen met fijn motorische taken, zoals knippen en knutselen
  • Het kind is onhandig (veel vallen, stoten, dingen omstoten)
  • Het kind heeft een houterige motoriek of een opvallende houding
  • Het kind heeft geen plezier in bewegen (gymlessen, spelen op straat)
  • Het kind heeft veel angst in bewegingssituaties (schommelen, klimmen, springen)
  • Het kind overschat of onderschat zichzelf bij bewegingstaken
  • Het kind heeft te weinig of juist te veel spierkracht

De leerkracht kan bepaalde oefeningen geven, om de achterstand te verhelpen. Mochten deze niet helpen, dan kun je als ouder overwegen om een therapeut in te schakelen.

Achterstand in taalontwikkeling

Heeft je kind bij het begin van groep 1 een taalachterstand in het Nederlands? Misschien heeft het te weinig Nederlands gehoord en gesproken. Maar ook als een kind thuis Nederlands praat, kan het een taalachterstand hebben.
Misschien heb je te te weinig met je kind gepraat of te weinig voorgelezen. Kinderen moeten ook moeilijke woorden en lange zinnen kunnen begrijpen.

Zoek de schuld van een taalachterstand bij je kind niet te gauw bij jezelf. Niet alle kinderen nemen even snel op. Taalachterstand kan ook te maken hebben met de aanleg van je kind. Misschien is het niet zo’n snelle leerling of heeft het niet zo’n goed taalgevoel. Soms is er een andere oorzaak. Dan is een kind bijvoorbeeld dyslectisch of heeft het al een taalachterstand opgelopen doordat het doof of slechthorend is.

De leerkracht of de remedial teacher (een ondersteunende leerkracht) zal je kind dan een aantal weken een speciaal ontwikkeld lesprogramma geven. Vaak wordt de taalachterstand daardoor al snel ingelopen. Thuis kun jij je kind ook helpen door veel met hem of haar te praten en boekjes te lezen.

Achterstand in spraak
Als ze op school komen, kunnen sommige kinderen bepaalde letters nog niet uitspreken. Dat is meestal geen probleem. Doorgaans gaat dit al over als kinderen een paar weken op school zitten. Zo niet, dan kan de school een logopediste inschakelen.

Hakkelen 
Dit is het niet vloeiend spreken en kan op verschillende manieren tot uiting komen. Bijvoorbeeld:

  • Herhalen van klanken (b-b-b-boek), woorddelen (ta-ta-ta-tafel) of woorden (ga-ga-ga je mee?),
  • Verlengen van klanken (mmmmag ik mee?),
  • Vast blijven zitten op bepaalde klanken door grote spierspanning en blokkeren van de adem;
    je wil iets zeggen, maar het lukt niet.

Tijdens de spraak-/taalontwikkeling (tot circa 6 jaar) maken sommige kinderen een periode door waarin zij hakkelend of haperend spreken. Een kind in deze ontwikkelingsfase is nog niet altijd in staat zijn gedachten om te zetten in woorden en zinnen. Wanneer het iets te gehaast of gespannen wil vertellen, struikelt het soms over zijn woorden. Dit is normaal tijdens de spraak- / taalontwikkeling.

De onregelmatigheden verdwijnen meestal als het kind zijn gedachten beter onder woorden kan brengen. Het hakkelen of haperen hoeft beslist geen stotteren te worden.

Hoogbegaafd

Sommige kinderen lopen (ver) voor qua ontwikkeling. Ze komen vaak goed uit hun woorden, snappen de opdrachten direct en vinden het leuk om moeilijke dingen te doen. Als dat het geval is dan zorgt iedere goede school voor een aan het kind aangepast programma om hem/haar te blijven uitdagen.

Rugzakje

Passend onderwijs

Tegenwoordig kunnen ook kinderen die speciale aandacht nodig hebben, vanwege een lichamelijke beperking, een leerachterstand of een gedragsprobleem, gewoon op reguliere basisscholen terecht. Dit wordt Passend Onderwijs genoemd en is erop gericht kinderen niet onnodig in het speciaal onderwijs te plaatsen. Dat is beter voor de ontwikkeling van het kind en bespaart de overheid veel geld.

Vaak moet de school daarvoor extra inspanningen leveren. Om deze te bekostigen kunnen ouders een “rugzakje” aanvragen. Het kind neemt als het ware geld mee naar school. Zo kunnen met dit geld extra leermiddelen, begeleiding (of bijscholing) van de leerkracht en dergelijke betaald worden.

Een commissie bepaalt of een kind in aanmerking komt voor zo’n rugzakje. Doorgaans komt een kind met ADHD of dyslexie niet in aanmerking voor een rugzakje, omdat die commissie vindt dat de school bij enkelvoudige problemen zélf wel voldoende begeleiding kan bieden,

Soms kan de school die extra begeleiding niet geven, omdat het kind een ernstige handicap heeft en/of meerdere problemen. In zo’n geval wordt het kind doorverwezen naar het speciaal onderwijs, waar het in kleinere groepen met meer gespecialiseerde begeleiding (voor de handicap) een vergelijkbaar lesprogramma krijgt.

Omgaan met koppig gedrag

Het hoort er allemaal bij…

Ieder jong kind maakt een koppigheidsfase door. Op zich is dat normaal, maar het stelt ouders soms wel voor de nodige uitdagingen. Rond het tweede jaar komt een peuter in de zogenaamde “koppigheidsfase”. Dat is een moeilijke fase voor zowel de ouders als het kind. De peuter is veel aan het ontdekken, wil alles zelf doen en zegt vaak “nee”. Hij of zij is dwars en gaat tegen de regels van de ouders in. Deze fase wordt ook wel de “peuterpuberteit” genoemd.

Deze fase is een noodzakelijk onderdeel van de ontwikkeling van het kind. Het is de eerste stap naar individualisering en zelfstandigheid. Je kind ontdekt wie hij of zij is, met een eigen wil en een eigen mening. Het ene kind kan veel koppiger zijn dan het andere, waarbij het karaktertje ook een belangrijke rol speelt. Ook jouw reactie beïnvloedt het gedrag van je kind.

Maakt het kind deze koopigheidsfase niet door dan kan het later moeilijkheden krijgen met het stellen van grenzen. Het vertoont dan juist bazig gedrag en heeft vaak moeite met de omgang met leeftijdgenoten. Zo’n kind heeft er vaak moeite mee rekening te houden met de wensen van anderen. 

Hoe omgaan met koppig gedrag?

Het omgaan met dergelijk koppig gedrag vraagt het nodige geduld en begrip. Geef dus duidelijke grenzen aan en wees consequent (“nee” blijft “nee”). Probeer als ouder zo min mogelijk boos te worden en leer je kind dat het met huilen of een driftbui niet z’n zin kan doordrijven.

Het is belangrijk:

  • dat de peuter de ruimte krijgt om dingen op zijn of haar eigen manier te doen.
  • dat de peuter voelt dat hij een eigen mening mag hebben en ook weleens “nee” mag zeggen.
  • dat de peuter ook leert dat niet alles kan gaan zoals hij of zij dat wil.
  • dat de peuter rekening moet houden met de wensen van anderen.

Afleiden kan soms heel goed helpen bij het bijsturen van het koppige gedrag van je kind. Geef je peuter het gevoel dat je juist meewerkt. Met wat humor, veel geduld en begrip kunnen ouders en kind prima door deze fase heen komen.

Wat moet je kleuter al kunnen?

Praktische vaardigheden

Als je kind voor het eerst naar de basisschool gaat wordt min of meer verwacht dat het al een paar praktische vaardigheden beheerst. Dat het bijvoorbeeld in staat is om zelf een jas aan- en uit te trekken. Zélf al bepaalde dingen kunnen is belangrijk voor je kind. Het geeft hem of haar veel voldoening en draagt bij aan het zelfvertrouwen.

  • Allereerst wordt er van je kind verwacht dat hij/zij zindelijk is. Dat wil zeggen dat hij/zij alleen naar de wc kan gaan en eventueel ook de billetjes kan afvegen. Ook is het fijn als het kind de wc goed en netjes gebruikt; dus niet naast de pot of op de bril gaat plassen, doortrekt als het klaar is en zelf de handen kan wassen.
  • Het is fijn als een kind zelf z’n jas en schoenen aan en uit kan doen. Dat is met name belangrijk voor de gymles. De juf heeft beslist geen tijd om van alle kinderen de kleren en schoenen aan en uit  te doen.
  • Ook is het belangrijk dat kleuters op hun beurt kunnen wachten. Er zitten in een kleuterklas meestal veel kinderen, waardoor het niet mogelijk is om doorlopend aandacht te geven aan ieder individueel kind.
Tip:
  • Begin bijtijds met het zindelijk maken.
  • Geef een jas die gemakkelijk aan en uit kan.
  • Geef schoenen met klittenband (geen veters, als het nog niet zelf kan strikken)
  • Leer je kind thuis de wc goed te gebruiken. In de pot plassen en doortrekken.
  • Oefen thuis met het uitstellen van aandacht. Maak eerst je eigen dingen af of rond je gesprek af, en geef pas daarna aandacht aan je kind.
Recent Entries »