Je kleuter thuis helpen met taal
Een beetje hulp
Veel ouders vragen zich af hoe ze thuis hun kind kunnen helpen met wat ze op school leren.
Vooral in het begin hebben ouders vaak geen idee of de ontwikkeling van hun kind nou “voor” of “achter” loopt ten opzichte van leeftijdgenootjes. De leerkracht vertelt dan bijvoorbeeld bij een 10 minutengesprek “Uw kind heeft een kleine achterstand, maar met een beetje hulp is die wel in te halen”. Maar hoe moet je dat dan als ouders aanpakken?
Lesgeven is een vak
Als ouder zit je een beetje met de handen in het haar als de school zegt “oefen thuis maar met je kind de lettertjes” Vaak willen kinderen niet dat ze thuis nog eens extra schoolwerk moeten doen, vooral als je er ook nog eens een beetje dwingend voor gaat zitten.
Net als de school moet je je kind feitelijk min of meer verleiden om te leren. Maar lesgeven is een vak en als ouder schud je niet zomaar een oplossing uit je mouw. Vooral als je ook nog een beetje wilt aansluiten bij de aanpak van de school. Daarom enkele voorbeelden om je kind thuis op een eenvoudige, speelse manier te helpen met de Nederlandse taal.
Samen praten
Als je kind moeite heeft met praten kun je het stimuleren door veel met hem/haar te praten. Bijvoorbeeld door het te betrekken bij de dagelijkse bezigheden. Vertel bijvoorbeeld wat je doet bij het wassen, tandenpoetsen, kleren kiezen, aankleden en dergelijke en ook hoe en waarom je dat doet. Vertel ook wat je zelf doet, zoals koken, boodschappen doen en dergelijke. Laat je kind ook vertellen wat het doet, bijvoorbeeld bij het spelen. Luister ook naar je kind en reageer op wat het vertelt en hoe het op jou reageert. Als je met elkaar praat is het heel belangrijk dat je elkaar aankijkt. Laat elkaar uitpraten, want anders hoor je niet wat de ander zegt. Heel aardig is ook samen liedjes zingen of versjes opzeggen.
Voorlezen
Ook voorlezen is een hele goede manier om de taalontwikkeling bij je kind te stimuleren. Ga samen naar de bieb om boekjes uit te zoeken en laat je kind kiezen. Wanneer je gaat voorlezen vraag je je kind om straks goed op te letten waar het boek over gaat. Laat je kind kijken naar de illustraties op de kaft en in het boek en laat het vertellen wat het ziet.
Ook kun je je kind bij het voorlezen laten voorspellen wat er misschien gaat gebeuren, zodat het kan meedenken over het verhaal. Je kleuter ontdekt dat een verhaal ergens begint en dat er ook een eind aan zit. Dat er dus een opbouw zit in een verhaal. Leg ook de betekenis uit van eventuele moeilijke woorden in het verhaal. Vaak kun je die vervangen door andere begrijpelijke woorden. Of je kunt voordoen wat een woord betekent. Bijvoorbeeld bij een uitdrukking als ”rillen van de kou”.
Is het verhaaltje afgelopen, dan kun je er vragen over stellen. Heeft je kind het begrepen? Een andere keer kan je kind misschien het verhaal zelf vertellen. En kom nog eens terug op de moeilijke woorden (kent het die woorden nog?).
Oefeningen in taalbegrip
Om het taalbegrip van je kleuter te bevorderen kun je bijvoorbeeld vertellen dat een verhaal bestaat uit letters. En dat die letters samen woorden vormen. En dat een paar woorden achter elkaar weer zinnen zijn. Zo leert je kind ook deze begrippen kennen. Laat je kind eens korte zinnetjes uit bijvoorbeeld een boek nazeggen. Lukt dat?
Letters, woorden, zinnen, klanken
Die letters kun je dus lezen. De naam van je kind bestaat ook uit letters. Schrijf ze maar eens op. En vertel hoe die letters heten. Benoem dan de klanken van die letters; dus bij de naam Noor zeg je niet “en-, -oo-, -er”, maar -nnnn-, -oo-, -rrrr-. En laat je kind die ook zo benoemen. (dus noem bij de N niet de letter (en), maar de klank (nnn). En bij de R niet de letter (er), maar de klank (rrr).
Je kunt ook een woord in letters hakken en aan je kind vragen wat je zegt. Bijvoorbeeld : n-eu-s, p-a-n, z-ou-t, m-e-s, b-o-s., etc.
Leg je kind uit dat sommige woorden met dezelfde letter beginnen of eindigen als andere woorden. Op school noemen ze die “beginklanken” (rook-roos) en “eindklanken” (rook-ruik). Er zijn ook woorden die in het midden hetzelfde klinken: de “middenklanken” (maan-taart).
Soms kun je een woord in lettergrepen hakken. Op school noemen ze dat hakken en plakken. Je vraagt aan je kind: “wat zeg ik: li – mo – na – de”. Je kind moet dan “limonade” zeggen. Kan zij/hij dat? Oefen met meerdere woorden; zoals: telefoneren, brievenbus, regenwolken, weerbericht, etc. Leer je kind ook eens rijmen. Er zijn woorden die op elkaar lijken (oom-boom). Er bestaan overigens ook speciale rijmboekjes voor kleuters, van bijvoorbeeld Dick Bruna.
Kan je kind horen welk woord lang of kort is? Je kind kan het woordje klappen. Bijvoorbeeld welk woord is lang? Winterjas of koud? Motregen of nat? Bezemsteel of heks? Etc. Zo kun je met je kind oefenen.
Houd het gezellig
Wanneer je met je kind gaat oefenen hoef je niet per sé samen aan tafel te zitten. Het moet niet voelen als “leren”. Pak het spelenderwijs aan, bijvoorbeeld wanneer je met je kind buiten loopt. Dan zeg je bijvoorbeeld “hé daar loopt een p-oe-s”. Je kind zegt wat je bedoelt. Of je doet boodschappen of je komt thuis en zegt “hang je j-a-s maar op”. Zo kun je ook het rijmen oefenen. Je kind heeft het niet in de gaten dat het oefent en vindt het juist leuk.
En…. hoe leuk is het om samen een boodschappenlijstje te maken of een briefje te schrijven naar oma?
Gezelschapsspellen
Om thuis met je kleuter taal te oefenen zijn er ook allerlei leuke gezelschapsspellen. Kijk eens in de winkel of Informeer eens bij de juf of meester. Die kan u beslist wel adviseren. Hieronder enkele voorbeelden:
- Kwartetten: letter/woord kwartet
2. Ganzenbord: letter/woord ganzenbord
3. Memorie: letter/woord memorie
4. Bingo: letter/woord bingo
Binnenkort hoop ik hier meer te schrijven over de vraag hoe je je kleuter kunt helpen bij zijn of haar taalontwikkeling als het Nederlands niet je eigen moedertaal is.