Tag Archives: ontwikkeling

Leerkrachten vroeger en nu

Om bevoegd te zijn om onderwijs te geven aan kleuters diende men een vierjarige opleiding te volgen aan de Kleuterleidsters Opleiding School (KLOS). Een opleiding voor meisjes dus. Daar leerde men alles over de opvoeding en ontwikkeling van kleuters. Daaronder praktische zaken, zoals hoe men met de kleuters kunt werken, zoals knutselen, prikken, etc. Maar ook hoe men met kleuters om moet gaan. Hoe men tegen ze praat, hoe men het onderwijs aanpakt en wat ze precies nodig hebben. Geleerd wordt wat kleuters aanspreekt en hoe men ze kan motiveren. Heel belangrijk is dat kleuterleidsters kunnen improviseren, mocht zich in of buiten de klas iets voordoen waar ze niet op voorbereid zijn. Bij de opleiding behoorden uiteraard ook vakken als methodiek, didactiek, pedagogiek en psychologie. Maar ook muziek, handenarbeid en lichamelijke opvoeding. En natuurlijk moest doormiddel van stages ook de nodige praktijkervaring worden opgedaan. Zeker destijds speelden kinderen op de kleuterschool veel met blokken, poppen en auto’s, er werd geverfd, geknutseld, en gepuzzeld. Ook werd er veel gezongen en voorgelezen en werden er versjes aangeleerd en mooie verhalen verteld. Alles afgestemd op het onderwijs van toen. Na verloop van tijd maakten de toekomstige kleuterleerkrachten (“Klossers”) ook kennis met educatieve reken- en taalmaterialen, zoals o.a. mini loco, domino, lotto’s etc., die ook nu nog steeds worden gebruikt. Na de invoering van de basisschool in 1985 werd de gescheiden opleiding tot kleuterleidster niet meer nodig en werd deze onderdeel van de opleiding tot leerkracht basisonderwijs.

Wilde men onderwijzer(es) op een lagere school worden, dan moest een opleiding volgen aan de Kweekschool. De “kwekelingen” volgden daar vakken zoals pedagogie (de wetenschap van de opvoeding), didactiek (de leer van het onderwijs), Nederlands, rekenen, wiskunde, aardrijkskunde, geschiedenis, natuurkunde, scheikunde, biologie, lichamelijke opvoeding, handvaardigheid, muziek en tekenen. Daarnaast moesten zij praktijkervaring opdoen als stagiaires aan een lagere school.

In 1968 werd de kweekschool pedagogische academie (PA) en in 1985 Pedagogische Academie voor het Basis Onderwijs (PABO). Het is een 4 jarige hbo-opleiding om leerkracht te worden op een basisschool, inclusief het kleuteronderwijs. De opleiding gaat uiteraard mee met z’n tijd, zodat er ook zaken aan bod komen zoals het omgaan met leerling volgsystemen, maar ook met bijvoorbeeld culturele verschillen in de klas.

Tegenwoordig wordt van kleuters verwacht dat ze bepaalde dingen kunnen en kennen om door te stromen naar een volgende groep. Zij moeten voldoen aan einddoelen van groep 1 of van groep 2.
Net als voor de groepen 3 t/m 8 zijn daar nu de Cito-toetsen en leerlingvolgsystemen voor.
Niet alle veranderingen zijn verbeteringen en soms kan men zich afvragen In hoeverre ze zijn ingegeven door de drang van de hedendaagse bedenkers om maar te willen veranderen. Wanneer een basisschoolleerling, dus ook een kleuter, iets achterloopt in zijn ontwikkeling, wordt de oorzaak gezocht en tracht men het kind te helpen. Nog vrij recent werd daarvoor “remedial teaching” (RT) ingezet. Kinderen die wat achterliepen kregen wat extra begeleiding door “RT-leerkrachten”. Mede door het passend onderwijs, maar ongetwijfeld ook door personeelsgebrek, is deze vorm van ondersteuning op veel scholen verdwenen. Dat is erg jammer, want zo vallen er kinderen, die juist die extra aandacht nodig hebben, uit de boot. Zij missen dan net dat ene “zetje” in de rug, om door te gaan naar het voor hen meest geschikte vervolgonderwijs.

Na het tweede of derde leerjaar van de Pabo vinden een of meer specialisaties plaats. In de leeftijd specialisatie kiest een student voor het jongste kind (groep 1 t/m 4) of voor het oudste kind (groep 5 t/m 8) en breidt zijn of haar kennis uit over het lesgeven aan de gekozen doelgroep. In de vakspecialisatie specialiseert de student zich in een bepaald schoolvak of vakgebied.  Studenten die gekozen hebben voor het jonge kind verwerven de bevoegdheid  om óók les te geven aan hogere groepen. Waarschijnlijk gaat dit in de toekomst overigens veranderen.
Vanuit het onderwijsveld en vanuit de Tweede Kamer is de wens geuit om tot een sterkere specialisatie te komen. Daarom zijn er in september 2020 op zes hogescholen pilots gestart, die het mogelijk maken om een specifieke opleidingsroute te volgen, gericht op het jonge kind (JK) of het oudere kind (OK).

Groep 0 t/m 2

Niet altijd naar groep 1

Als je kind de leeftijd van 4 jaar heeft bereikt mag het naar de basisschool. Of het meteen in groep 1 komt of eerst een tijdje in groep 0 hangt af van de periode waarin het verjaart. Maar, ook als het in groep 1 mag starten wordt straks gekeken of het toe is aan de stap naar groep 2.

Groep 0

Wordt je kind in de maanden januari t/m juni 4 jaar, dan start het eigenlijk in groep 0 (hoewel iedereen groep 1 zegt). In de periode tot de zomervakantie kan het nog lekker wennen, experimenteren, nieuwe indrukken opdoen etc. Na de zomervakantie gaat het naar groep 1. Kinderen, die in de zomervakantie t/m september 4 jaar worden, komen direct in groep 1. Kinderen, die v.a. augustus t/m juli in groep 1 hebben gezeten, gaan na de grote vakantie naar groep 2.

Nog even doorgroeien

Wanneer je kind 4 jaar wordt in de herfstmaanden (okt t/m dec) komt het ook direct in groep 1. Deze kinderen worden “herfstkinderen” genoemd. Het is maar de vraag of zij het volgend schooljaar direct kunnen doorstromen naar groep 2. Dat hangt namelijk sterk af van hoe het kind zich ontwikkelt. Daarbij wordt gekeken of het sociaal emotioneel aan de stap naar groep 2 toe is, maar ook of de andere ontwikkelingsgebieden voldoende zijn. Taal en rekenen bijvoorbeeld, maar ook de motorische vaardigheden en de mate van zelfstandigheid. Is dat niet het geval, dan blijft het nog een jaartje in groep 1, waar het rustig kan doorgroeien in zijn/haar ontwikkeling. In dat geval is het goed om het kind in z’n waarde te laten en niet onder druk te zetten om toch maar naar groep 2 te kunnen. Dat werkt juist averechts en maakt de kans groot dat het kind voortaan met tegenzin naar school gaat.

(Zie ook herfstkinderen)

Afwijkende ontwikkeling van kleuters

Omdat ieder kind anders is

Ieder mens is verschillend, dus dat geldt ook voor kleuters. Daarom zetten wij de meest voorkomende “afwijkingen” in de ontwikkeling van kleuters op een rijtje.

Achterstand in de motoriek:

  • Het kind heeft problemen met fijn motorische taken, zoals knippen en knutselen
  • Het kind is onhandig (veel vallen, stoten, dingen omstoten)
  • Het kind heeft een houterige motoriek of een opvallende houding
  • Het kind heeft geen plezier in bewegen (gymlessen, spelen op straat)
  • Het kind heeft veel angst in bewegingssituaties (schommelen, klimmen, springen)
  • Het kind overschat of onderschat zichzelf bij bewegingstaken
  • Het kind heeft te weinig of juist te veel spierkracht

De leerkracht kan bepaalde oefeningen geven, om de achterstand te verhelpen. Mochten deze niet helpen, dan kun je als ouder overwegen om een therapeut in te schakelen.

Achterstand in taalontwikkeling

Heeft je kind bij het begin van groep 1 een taalachterstand in het Nederlands? Misschien heeft het te weinig Nederlands gehoord en gesproken. Maar ook als een kind thuis Nederlands praat, kan het een taalachterstand hebben.
Misschien heb je te te weinig met je kind gepraat of te weinig voorgelezen. Kinderen moeten ook moeilijke woorden en lange zinnen kunnen begrijpen.

Zoek de schuld van een taalachterstand bij je kind niet te gauw bij jezelf. Niet alle kinderen nemen even snel op. Taalachterstand kan ook te maken hebben met de aanleg van je kind. Misschien is het niet zo’n snelle leerling of heeft het niet zo’n goed taalgevoel. Soms is er een andere oorzaak. Dan is een kind bijvoorbeeld dyslectisch of heeft het al een taalachterstand opgelopen doordat het doof of slechthorend is.

De leerkracht of de remedial teacher (een ondersteunende leerkracht) zal je kind dan een aantal weken een speciaal ontwikkeld lesprogramma geven. Vaak wordt de taalachterstand daardoor al snel ingelopen. Thuis kun jij je kind ook helpen door veel met hem of haar te praten en boekjes te lezen.

Achterstand in spraak
Als ze op school komen, kunnen sommige kinderen bepaalde letters nog niet uitspreken. Dat is meestal geen probleem. Doorgaans gaat dit al over als kinderen een paar weken op school zitten. Zo niet, dan kan de school een logopediste inschakelen.

Hakkelen 
Dit is het niet vloeiend spreken en kan op verschillende manieren tot uiting komen. Bijvoorbeeld:

  • Herhalen van klanken (b-b-b-boek), woorddelen (ta-ta-ta-tafel) of woorden (ga-ga-ga je mee?),
  • Verlengen van klanken (mmmmag ik mee?),
  • Vast blijven zitten op bepaalde klanken door grote spierspanning en blokkeren van de adem;
    je wil iets zeggen, maar het lukt niet.

Tijdens de spraak-/taalontwikkeling (tot circa 6 jaar) maken sommige kinderen een periode door waarin zij hakkelend of haperend spreken. Een kind in deze ontwikkelingsfase is nog niet altijd in staat zijn gedachten om te zetten in woorden en zinnen. Wanneer het iets te gehaast of gespannen wil vertellen, struikelt het soms over zijn woorden. Dit is normaal tijdens de spraak- / taalontwikkeling.

De onregelmatigheden verdwijnen meestal als het kind zijn gedachten beter onder woorden kan brengen. Het hakkelen of haperen hoeft beslist geen stotteren te worden.

Hoogbegaafd

Sommige kinderen lopen (ver) voor qua ontwikkeling. Ze komen vaak goed uit hun woorden, snappen de opdrachten direct en vinden het leuk om moeilijke dingen te doen. Als dat het geval is dan zorgt iedere goede school voor een aan het kind aangepast programma om hem/haar te blijven uitdagen.