Tag Archives: ordenen

Thuis helpen met rekenen

Eerst besef ontwikkelen

Kleuters krijgen in de groepen 1 en 2 nog geen rekenonderwijs zoals in de groepen 3 t/m 8. Daarvoor wordt al wél een basis gelegd, door het besef te ontwikkelen van tijd, ruimte, getallen en dergelijke. Als je begrijpt waar de school van je kind mee bezig is kun je daar misschien thuis op inspelen.

Ontdekken

Het begint eigenlijk al in de peuterleeftijd van 2 – 3 jaar, als je kind langzaamaan de wereld om zich heen begint te ontdekken. Zo ontdekt het vaak het verschil al tussen 1 of 2 dingetjes en heel veel. Geleidelijk aan kan het ook al zeggen hoe oud het is en steekt soms met trots een paar vingers in de lucht. Het kan al dingetjes ordenen, alle grote auto’s bij elkaar zetten en alle kleine. Het beseft dat getallen iets betekenen. Dit wordt ook wel “ontluikende gecijferdheid” genoemd.

Tellen

Een kind van 4 jaar kan vaak al de telrij opnoemen (het akoestisch tellen) zonder echte kennis van het getalbegrip. Daarom wordt in groep 1 en 2 geoefend met telliedjes, -versjes en -bewegingen. Ook het tellen van hoeveelheden in allerlei situaties is van belang bij het aanvankelijk rekenen, net als het herkennen van begrippen zoals veel/weinig of meer/minder.

In de kleutergroepen leert je kind voorwerpen tellen, terwijl het deze aanwijst. Dit wordt ook wel aangeduid als “synchroon tellen” en is een belangrijke schakel in het rekenproces. Een voorwerp mag niet twee keer worden benoemd, maar ook niet worden overgeslagen.

Ook leert je kind verschillende functies van getallen. Bijvoorbeeld:

  • Aantallen kunnen benoemen: zoals 5 potloden, maar ook 5 kraaltjes of 5 poppen
  • Getallen kunnen benoemen: dat is de 3, dat de 4, en daarna komt 5, 6, etc.
  • Naamgetallen: bijvoorbeeld ik woon op huisnummer 7
  • Meetgetallen: mijn zusje is 4 jaar
  • Rekengetallen: 1 en nog 1 erbij is bij elkaar 2

Zo ontwikkelt Je kind geleidelijk steeds meer inzicht in de verschillende betekenissen en functies van getallen en de relaties ertussen. Deze ontwikkeling heet ‘beginnende gecijferdheid’.

Soms zegt een leerkracht: “kinderen moeten tot 10 kunnen tellen”. Daarmee wordt bedoeld dat een kind niet alleen de telrij tot 10 kan opzeggen, maar ook het begrip heeft van de getallen tot tien.
Het kind moet ermee kunnen ordenen, vergelijken, hoeveelheden bepalen en zelfs eenvoudige erbij/eraf sommen kunnen oplossen.
Bijvoorbeeld:

  • Ordenen: waar zie je allemaal 2 of 5 dingen bij elkaar, etc.
  • Vergelijken: waar zie je evenveel, meer of minder.
  • Hoeveelheden bepalen: in één keer kunnen zien dat er bijv. 5 kralen liggen.
  • Eenvoudige erbij/eraf sommen: ik heb 2 blokjes, ik doe er 1 bij, hoeveel samen? Ik heb 5 dopjes, ik doe er 2 weg, hoeveel blijft erover?

 Als je kind moeite heeft met tellen.

  • Oefen vaak de telrij van 1 tot 10
  • Gebruik prentenboekjes! Bij de bieb of boekenwinkels zijn er veel telboekjes.
  • Oefen veel met telliedjes: zie onderaan de verschillende liedjes/versjes.
  • Overgooien met de bal en tellen.
  • Tel de vingers. Vijf vingers aan iedere hand.
  • Tel de tenen. Vijf tenen aan ieder voet.
  • Tel de armen en benen van de pop. Dan van het kind.
  • Hoeveel wielen heeft de auto?
  • Verschillende telspelletjes zijn in de winkel te koop. (Zie hieronder enkele spellen)

Thuis rekenen met je kleuter:

  • Laat je kind eens tellen hoeveel knuffels het heeft.
    – Leg de grote knuffels bij elkaar en de kleine.
    – Waar zijn er meer van?
    – Waar minder?
    – Of zijn er evenveel? (Zo ook met autootjes, potloden, etc.)
  • Loop de trap op of af en laat je kind tellen hoeveel treden de trap heeft.
  • Laat je kind helpen bij het tafeldekken. Stel tijdens het tafeldekken vragen als:
    – Hoeveel borden hebben we nodig?
    – Hoeveel vorken hebben we nodig?
    – Hoeveel lepels liggen er?
    – Zet ook eens vier bekers op tafel, terwijl er vijf nodig zijn. Vraag dan: zijn er genoeg?
    Hoeveel moeten er nog bij?
  • Spelletjes met de zandloper/ keukenwekker!
    – Hoelang doe ik over een puzzeltje?
    – Hoe snel kan ik de trap oplopen?
  • Laat je kind bepaalde dingen sorteren op grootte, op kleur, op soort: bijv. met knopen, ballen, knikkers, etc.
  • Maak een spelletje: wie heeft er meer knikkers, wie minder, of hebben we evenveel?
  • Oefen met een dobbelsteen; rol of gooi de dobbelsteen. Hoeveel heb je gegooid, hoeveel stappen moet je maken?
  • Oefen met snoepjes, ballen, poppen, etc.: je hebt 2 snoepjes en je krijgt er 1 bij hoeveel heb je er dan samen?
  • Leg een aantal voorwerpen op de tafel (ca 7 stuks) laat je kind er goed naar kijken. Doe er dan een doek overheen. Hoeveel dingetjes kan het nog opnoemen? (Geheugenspel)
  • Variant: Je kind heeft de ogen dicht, je haalt er 1 voorwerp uit. Wat is er weg?
    Dit kan ook met 2 dingen, etc.

Voorbeelden van gezelschapsspellen met rekenen

  • Ganzenbord
  • Cijferkwartet
  • Mens erger je niet
  • Huisje boompje beestje
  • Vier op een rij
  • Jumbolino
  • Memory
  • Verschillende lottospelletjes

  

Telliedjes en versjes

Hoedje van papier

Een, twee, drie, vier, hoedje van, hoedje van,
een, twee, drie, vier, hoedje van papier.
En als het hoedje dan niet past, zetten we ‘m in een glazen kast.
Een, twee, drie, vier, hoedje van papier.

Berend Botje

Berend botje ging uit varen
met zijn scheepje naar Zuid Laren
de weg was recht, de weg was krom,
nooit kwam Berend Botje weerom

Een, twee, drie, vier, vijf zes, zeven,
waar is Berend Botje gebleven?
Hij is niet hier, hij is niet daar,
Amerika, Amerika,”
Driemaal in de rondte van je hopsasa.

Een twee kopje thee

Eén, twee, kopje thee
drie, vier, glaasje bier
vijf, zes, kurk op de fles
zeven, acht, soldaat op wacht
negen, tien, ik heb een dief gezien
tien, elf, je bent ‘m zelf.

Eén hoofd, één romp, twee benen,
twee voeten, maar wel tien tenen.
Eén arm aan iedere kant, vijf vingers aan iedere hand,
twee ogen van voren, opzij zitten je oren,
een neus, twee lippen een mond
tenslotte, twee billen en een kont.

 

Thuis oefenen

Het leren staat nooit stil

Een kleuter leert al spelend! Ouders kunnen daar thuis op inspelen. Bijvoorbeeld tijdens het eten, het aan- en uitkleden, TV kijken, het naar bed brengen, etc. Tijdens het tafeldekken bijvoorbeeld kun je het reken- en denkvermogen van je kind vergroten. “Hoeveel borden moeten er op tafel?” Tijdens een gezellig gesprek leert het te luisteren naar anderen en kan het zelf ook iets vertellen. Ook bijvoorbeeld het beleven van de seizoenen daagt je kind uit om te leren. In de herfst kun je samen in het bos spullen verzamelen, zoals eikeltjes, kastanjes of noten (ordenen). In de winter kan je kind leren van tegenstellingen (warm en koud, licht en donker, vriezen en smelten). In de zomer kun je met je kind(eren) tikkertje spelen (sociaal), in de lente bloemennamen leren (taal) etc. Hieronder enkele mogelijkheden om je kind thuis te helpen:

Puzzelen

Ieder kind heeft wel een puzzeltje. Probeer eens met een keukenwekker een puzzeltje te laten leggen. Hoe snel zijn ze? Hoe geconcentreerd zijn ze? Of laat ze twee puzzeltjes tegelijk maken.

Opdrachtjes 

Geef je kind af en toe eens eenvoudige opdrachtjes, zoals: “Pak je schoenen, je jas, je tas”, “Zet je beker op het aanrecht”, “Trek je pyjama aan”, “Leg de lepels in de la”, etc. (begrijpen en kennen ze de opdrachten?) Probeer ook eens twee opdrachten tegelijk te geven: ‘pak de schaar en doe daarna de deur dicht’.
Laat je kind bijvoorbeeld ook eens meehelpen met het tafel dekken: “Hoeveel vorken, messen, borden moeten er op tafel komen?” Laat ze maar eens tellen. Zo leren kinderen al spelend. óók thuis!!

Zelfredzaamheid

  • Leer je kind zichzelf eens aan- en uit te kleden.
  • Probeer eens of je kind zelf een boterham kan smeren.
  • Laat je kind zelf fiets zijn of haar fiets pakken uit de berging.
  • Laat je kind zelf fietsen.
  • Laat je kind zelf naar de wc gaan en billen afvegen.
  • Laat je kind zelf dingen bij elkaar zoeken, zodat het leert sorteren!

Zelf lezen

Wanneer je kind zelf wil lezen en het is eraan toe, dan kun je het helpen door de letters spellend uit te spreken zoals je die hoort. Bijvoorbeeld het woordje “maan”, de m (is m, geen em), aa (is aa ), n (is n geen en). Je gebruikt de klanken. Dus alle letters spreek je uit zoals je die zegt in een woord. Zo leren kinderen dat ook op school. Het is handig als ouders dit ook zo doen. De lettercombinaties zoals: aa, oo, ee, uu, oe, eu ui, au en ou spreek je ook zo uit. Bij de bibliotheek zijn boekjes te leen voor beginnende lezertjes; de z.g. de maan-roos-vis-boekjes.

Rekenen

  • Laat je kind meehelpen met het opruimen van het speelgoed.
    • “Hoeveel auto’s of poppen kunnen er in een bak?” (Tellen)
    • “Leg je knuffels eens van groot naar klein op je bed?”
  • Laat je kind voorwerpen in huis tellen en vergelijken.
    • “Hoeveel schoenen er zijn?”
    • “Zijn alle schoenen even groot?”
  • “Hoeveel stappen is je slaapkamer, de keuken, de gang?” (Meten)
  • “Hoeveel treden heeft de trap?”
  • “Ik zie, ik zie wat jij niet ziet en het is van hout of rond of je kunt het opeten, of is het van jou” (ordenen en vergelijken)
  • Geef je kind een doos met knopen en laat het deze sorteren op kleur, grootte, vorm. (Ordenen)
  • Met gezelschapsspelen kun je tellen. “Hoe lang moet ik op mijn beurt wachten?” (Tijd)
  • Laat je kind eens meehelpen pannenkoeken te maken. Meel wegen, eieren tellen, melk afmeten.
  • Hoeveel pannenkoeken zijn er gemaakt? Hoeveel van de pannenkoeken denk je op te kunnen eten? Zijn er nog pannenkoeken over? (Wegen, meten, getal besef)

Spelen en leren in de vakantie

  • Geef je kind eens een bak met water, een emmertje zand of wat wasknijpers. Daarmee kun je prima hun creativiteit, motorische vaardigheden of rekenvermogen stimuleren.
  • Ook het gewone buitenspelen met kinderen uit de buurt is al leuk. Zo leren ze om met elkaar om te gaan, te delen en te communiceren.
  • Ze kunnen in een bos rennen, een hut bouwen van takken, of verstoppertje spelen achter de bomen.
  • Een bezoekje brengen aan een kinderboerderij, een dierentuin? Zo leren kinderen de dieren kennen. Bijvoorbeeld zijn het grote dieren? Wat doen ze? Wat eten ze? Hoe lopen ze? etc.
  • Een bezoekje aan de speeltuin, zo kunnen ze hun energie kwijt. Ook hier leren ze van!
  • Tijdens uw reis met de auto kunnen de kinderen bijv. alle rode auto’s tellen, of paarden of caravans.
  • In een zwembad of op het strand doen kinderen weer andere ervaringen op. In en uit het water rennen, lekker poedelen met of zonder zwembandjes, in het zand naar hartenlust graven en bouwen.
  • Geef je kind tijdens het spelen met zand eens verschillende vormpjes, bakjes of bekers. Ook schelpen en knopen zijn erg leuk om de zandtaartjes te versieren.
  • Met stoepkrijt kunnen de kinderen leuke tekeningen maken of een hinkelbaan. Laat ze cijfers of letters erbij tekenen. Laat ze hinkelen, springen, vooruit of achteruit, of op één been.
  • Tijdens het hinkelen kan je kind de cijfers, letters of de tekeningen benoemen.
  • Ook dichter bij huis zijn er allerlei spelletjes te bedenken. Bijvoorbeeld het gooien en vangen van een bal. Goed voor de oog-handcoördinatie van je kind.
  • Laat de kinderen eens tegen open waterflessen voetballen, het kost niets en het water is goed voor het gras.
  • Met springtouwen en elastieken oefenen de kinderen hun behendigheid.
  • Ook spelen in een nabij gelegen parkje of speeltuintje is fijn.
  • Bij slecht weer kunnen kinderen lekker knutselen met schaartjes lijm, karton, lege wc-rollen en natuurlijk met verf, stiften en potloden.

Het mag duidelijk zijn: Je kind behoeft zich in de vakantieperiode écht niet te vervelen!