Tag Archives: zintuigen

Montessori onderwijs

Het Montessorionderwijs is een onderwijsmethode die rond 1900 is ontwikkeld door de Italiaanse arts en pedagoge Maria Montessori. Zij ging ervan uit dat de eerste levensjaren van groot belang zijn voor de ontwikkeling van een kind. Zij ontwikkelde haar eigen materiaal en hechtte veel belang aan het betrekken van peuters en kleuters in het huishouden. Tot op vandaag wordt haar methodiek nog als actueel en relevant beschouwd. Het is gebaseerd op het idee dat kinderen van nature nieuwsgierig en leergierig zijn en dat ze het beste leren door te doen.
De Montessorimethode is gericht op het ontwikkelen van de zelfstandigheid, creativiteit en sociale vaardigheden van kinderen.

Enkele kenmerken van het Montessorionderwijs zijn:

Zelfstandig leren: Kinderen kiezen zelf hun werk en bepalen zelf hoe lang ze eraan werken.
Praktische activiteiten: Er wordt gebruik gemaakt van activiteiten die zijn gericht op het ontwikkelen van de zintuigen, de motoriek en de cognitieve vaardigheden van kinderen.
Orde en structuur: Om kinderen te helpen zich gefocust en gemotiveerd te voelen zijn Montessorischolen zeer ordelijk en gestructureerd.
Natuur: In het onderwijs wordt relatief veel aandacht besteed aan de natuur.
Samenwerking: Ook wordt kinderen geleerd om samen te werken en elkaar te helpen.
Het Montessorionderwijs is een populaire onderwijsmethode die wordt gebruikt over de hele wereld.

Het montessorionderwijs gaat ervan uit dat een kind een natuurlijke en noodzakelijke drang tot zelfontwikkeling heeft. De leerkracht volgt deze ontwikkeling biedt daarvoor de juiste omgeving en materialen aan. Zo leert een kind zo veel mogelijk in zijn eigen tempo.
De kinderen werken veel zelfstandig en in kleine groepjes, maar krijgen ook af en toe klassikaal les. Ook werken ze vaak met planners waarin ze bijhouden welke werkjes ze hebben gemaakt en wat ze nog moeten doen. Dit bevordert hun zelfstandigheid en geeft hen inzicht in hun eigen leerproces. Kinderen worden op een montessorischool altijd in een klas gezet met leerlingen van drie leeftijdsgroepen, wat als belangrijk wordt beschouwd voor hun harmonische ontwikkeling. Zo krijgt een kind immers de ervaring eerst de jongste, dan de middelste, en de oudste te zijn.
De Montessorimethode maakt gebruik van speciaal ontwikkelde leermaterialen, afgestemd op verschillende leeftijden en ontwikkelingsfasen. Eigenschappen van deze materialen zijn ondermeer:

Controle van de fout: het lesmateriaal maakt direct duidelijk wanneer een kind iets fout heeft gedaan. Daardoor krijgt het kind zelf inzicht in wat het fout heeft gedaan en hoe het dit kan verbeteren.
Centraal stellen van één vaardigheid: Bijvoorbeeld ordenen van klein naar groot met de roze toren.
Het gebruik van natuurlijke lesmaterialen: Bijvoorbeeld hout en stof.

De meeste montessorischolen hebben (in de kleutergroep) de volgende montessorimaterialen:

Zintuigelijk materiaal, zoals o.a. gehoorkokers, de bruine trap, roze toren en kleurspoelen;
Taalmateriaal, zoals o.a. schuurpapieren letters en taalsymbolen;
Rekenmateriaal, zoals o.a. het gouden materiaal (telkraaltjes), de honderdketting en rekenstokken;
Kosmisch materiaal, zoals o.a. insteekkaarten landen en vlaggenstandaard.(voor bovenbouw)

Voor de eerste stappen naar school

Rijp voor de basisschool

Het is een klein wonder dat kinderen zich in hun eerste levensjaren al zo enorm ontwikkelen. Maar hoe wordt je kind rijp voor de basisschool? Naarmate kinderen van 3 jaar al meer vaardigheden beheersen, worden de eerste stappen naar de basisschool gemakkelijker. Lees de volgende tips om die vaardigheden te leren.

Taal en luisteren 

  • Zorg ervoor dat je kind niet wordt afgeleid als je met hem of haar praat. Kijk elkaar daarom aan.
  • Laat je kind aandachtig luisteren naar verhalen. Zorg voor een rustige vertel- of voorleesomgeving.
    (Zet zo nodig de radio of TV zachter of helemaal uit).
  • Speel leuke spelletjes om je kind te leren luisteren. “Pak eens een boek”, “zoek je rode autootje”
  • Doe samen een eenvoudig memory spel en laat je kind vertellen wat het zoekt.
  • Ondertussen vergroot je de woordenschat van je kind. Eventuele lastige woorden kun je even uitleggen.
  • Leer je kind dat het ook weleens moet wachten. Bijvoorbeeld als jij met iemand anders praat.

Zintuigen

  • Leer je kind alvast de namen van de belangrijkste kleuren.
  • Ga samen puzzelen en laat je kind ook af en toe zelf puzzelen.
  • Leer je kind het verschil tussen groot en klein.
  • Laat je kind dingen van dezelfde kleur bij elkaar leggen.
  • Leer het ook al een beetje namen van vormen (rond, vierkant, driehoek)
  • Laat zien hoe je een bladzijde van een boek omslaat.

Visuele vaardigheden

  • Bekijk de plaatjes in een boek en vraag hoe die heten.
  • Laat je kind eens iets natekenen. Bijvoorbeeld een rondje of een kruis.
  • Probeer eens uit of je kind met één oog bedekt iets kleins kan oppakken.
  • Laat je kind plaatjes inkleuren en/of tekenen.
  • Een spelletje ballen: een rollende bal op het juiste moment oppakken.
  • Ziet je kind verschillen tussen dingen (bijvoorbeeld een appel en een peer)

Het denken

  • Als je kind veel vragen stelt is dat prima. Geef daarom zoveel mogelijk gewoon antwoord.
  • Verbeter het geheugen van je kind. Kan het nog dingen herinneren uit eerdere ervaringen?
  • Kan je kind zijn/haar eigen naam (en achternaam) noemen?
  • Kent je kind zijn/haar eigen geslacht?
  • Leg eenvoudige dingen aan je kind uit. Wat je wilt en ook waarom je dat wilt. Bijvoorbeeld “ik wil dat je je poppenwagen opruimt. Die staat in de weg. Zo kan er niemand langs.”
  • Maak op z’n tijd eens een grapje. Snapt je kind dat of moet het er nog over nadenken?
  • Noem eens getallen en tel voorwerpen bij allerlei activiteiten, zoals boodschappen doen, eten, aankleden.
  • Praat met je kind over voorvallen en ervaringen, zodat het een gebeurtenis kan navertellen. “Weet je nog toen je moest huilen…?”
  • Stel vragen als “wat als…” of “hoe…”. Zo help je je kind te leren nadenken over vragen. “Wat als je nou niet op de schommel kan?” Of “Hoe weet je dat eigenlijk?”

Spel

Buiten: om de spieren te oefenen

  • Geef de mogelijkheid om te rennen.
  • Laat je kind veel oefenen met een (loop)fietsje.
  • Laat je kind spelen met zand en water.

Binnen: sociaal, maar ook zelf bezig kunnen zijn

  • Laat je kind zelf vormgeven aan het tekenen, knutselen, verven.
  • Laat je kind experimenteren met blokken, vormpjes.
  • Het spelen met poppen of knuffelbeesten is een goede oefening voor het latere rollenspel.
  • Eenvoudige gezelschapsspelletjes leren je kind om zich te richten naar anderen en rekening met hen te houden.

Emotie

Sommige kinderen vinden het moeilijk om van de ouders gescheiden te worden. Maar ook dat moeten ze leren.

  • Laat eens een keer een goede bekende thuis oppassen als je bijvoorbeeld een avondje uit gaat.
  • Laat je kind eens uit logeren gaan bij bijvoorbeeld opa en oma. Het is dan in een vertrouwde omgeving, maar nu eens zonder de ouders.
  • Voor je kind wordt de stap naar de peuterspeelzaal of basisschool al een stuk gemakkelijker als het merkt dat andere volwassenen voor hem/haar kunnen zorgen.
  • Nodig af en toe eens andere kinderen uit om te komen spelen, maar laat je kind ook bij een ander spelen.
  • Soms heeft je kind een humeurige periode. Ga hier rustig mee om, blijf positief en moedig het aan om iets leuks te doen.
  • Praat vrijblijvend met je kind over wat het heeft meegemaakt. Door vragen te stellen kun je meestal goed achterhalen wat je graag weten wilt.
  • Zorg voor rust en regelmaat in het leven van je kind. Dat kan onder andere door het bieden van voldoende vermaak, voldoende aandacht, op tijd eten en drinken en een goede slaapgewoonte.