Cito toets
Objectieve beoordeling
Om de voortgang en de resultaten van het onderwijs objectief te kunnen beoordelen heeft het Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling (CITO) testen ontwikkeld. Deze worden op de meeste scholen gebruikt, óók voor het beoordelen van kleuters. De CITO-toetsen, om de taal- en rekenvaardigheden van je kind te testen, worden in groep 1 een keer afgenomen en in groep 2 twee keer. Dat gebeurt tussen de bedrijven door. Je kind merkt er niets van. Werken uit een boekje en plaatjes kleuren of aanstrepen, doen ze immers wel vaker.
Die toets wordt gebruikt om in kaart te brengen hoe de taal- en rekenontwikkeling van je kind verloopt. De leerkracht bekijkt dan wat het al wel of juist niet begrijpt. Ook kan deze de resultaten over twee jaar met elkaar vergelijken. Is je kind voldoende vooruitgegaan of juist niet? Op basis hiervan kan de leerkracht besluiten je kind eventueel wat extra te laten oefenen met bepaalde spelletjes of andere leerstof.
Compleet beeld
Eigenlijk heeft iedere juf of meester al wel een beeld van het niveau van een kind. Hij of zij observeert de kinderen namelijk tijdens het spelen en tijdens alle andere activiteiten en ziet hoe ze praten en oplossingen bedenken. De leerkracht praat met ouders over hoe het kind thuis is en hoe het zich ontwikkelt. Maar naast deze kennis over het kind, is het ook belangrijk dat de leerkracht regelmatig nagaat of het beeld dat hij of zij van het kind heeft nog klopt. Vaak komen de toets scores wel overeen met de verwachtingen van de leerkracht. Maar soms wordt een vaardigheid van een kind onder- of overschat. Door regelmatig te toetsen wordt het effect van een momentopname voorkomen, omdat de groei op meerdere momenten bekeken wordt. Hierdoor wordt ook duidelijk of de groei eventueel anders is dan verwacht.
De verschillende manieren van kijken naar je kind (de observatie, de toets, het praten met jou als ouder) geven een compleet beeld van zijn of haar vaardigheid. Bij een toets krijgen alle kinderen bovendien dezelfde opgaven aangeboden, met dezelfde vraagstelling en dezelfde manier van beoordelen. Zo kan de leerkracht de testresultaten van de kinderen objectief vergelijken.