De verkleedkist

Ruimte voor de fantasie

In een verkleedkist zitten allerlei soorten kostuums en attributen. Een goocheljas, prinsessenjurk, een schort, koksmuts, kroontje, leuke hoeden, wandelstok, helm, jas, ridderkleren, pruikjes, clownsneus etc.

Ontwikkelingsspelletjes

De leerkracht kan met de kleren uit de kist verschillende ontwikkelingsspelletjes aanbieden in de kring, dus met alle kinderen. Bijvoorbeeld:
– Past iedereen in de kleren? (Denkvermogen)
– Welke zijn te klein? En welke te groot? (Rekenen)
– Zitten er genoeg kleren in voor elk kind uit de klas? (Rekenen)
– Wie kan uit de kist iets deftigs uitzoeken? Of iets vrolijks? (Woordenschat)
– Wanneer gebruik je een koksmuts? (Denkvermogen)
– Wie ben je als je met een wandelstok loopt? (Denkvermogen)
– Hoe moet je lopen als je een deftige jurk aan hebt? (Fantasie/denkvermogen/woordenschat)
– Wat ben je als je een lapje voor je oog hebt? Hoe doe je dan? (Denkvermogen)
– Wat kun je aantrekken om vrolijk te doen? (Denkvermogen)

Emotie

Daarna mogen de kinderen om de beurt iets uitkiezen om te doen alsof ze clown zijn, piraat, een oud mannetje etc. Ze mogen dan zelf kiezen welke beweging en welke emotie daar bij hoort.
Hoe doe je als een verdrietige prinses bent? Of een grappige clown? Een bang konijntje of een boze oude man? En hoe doe je als je verliefd bent, blij, ziek, nieuwsgierig, moe, vrolijk of teleurgesteld? Of wanneer je iets vies vindt etc.